Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Third World War » Eleven

Third World War

21 aug 2015 - 13:42

1318

2

390



Eleven

Dit is niet ons plafond. Het huis waarin ik wakker word, is niet waar we nu al bijna drie jaar wonen. De muren zijn kaal, de ruimte tochtig, en buiten een paar stoelen en een koffertje vol spullen staat er niets. Heel mijn lichaam kreunt met me mee wanneer ik me overeind probeer te duwen.
Blijkbaar heb ik op de grond geslapen.
“Waar zijn we?” vraag ik terwijl ik me uit begin te strekken. Elke knak voel ik tot in mijn tanden. “Wat is er –”
Het is Kol die me antwoord geeft: “Ze hebben ons gevonden.”

Er is niet veel dat we kunnen doen. Ik ijsbeer al tien minuten heen en weer, mijn handen tegen mijn slapen gedrukt, mijn ogen toe. Niemand probeert me aan het praten te krijgen, ze laten me allemaal met rust, laten me denken. Maar ik wil niet.
Elke keer ik opties probeer te bedenken, breekt mijn hart zodra ik besef dat er maar één is.
Fuck álles!” brom ik en schop tegen de stoel, die tegen de muur knalt en in verschillende stukken op de grond valt. Als ik in een beter humeur was, maakte ik een grap over puzzelen, maar dat kan er nu echt even niet vanaf.
Als ik niet dankbaar was dat we Bill en Daan levend weer thuis gekregen hebben en ik niet een broodnodige acht uurtjes slaap had gehad, zou ik nu moordzuchtig worden van hoe alles tegen zit.
Ik kan het nauwelijks bevatten dat we een maand geleden Michael nog hadden, dat het enige waar we ons toen zorgen om moesten maken was Daan.
Nu lijkt het alsof we alles kwijt zijn.
Bill voelt vertrouwd aan; dat merk ik wanneer hij zijn armen om me heen wikkelt en ik meteen kan zeggen wie het is. Hij ruikt nog naar de riool. Wonder boven wonder doet dat me glimlachen.
“Ik ben je kussen niet, Kaulitz,” mopper ik, maar dit is wél een grapje, en dat merken mijn meisjes ook. Nu ze weten dat ik hun koppen er niet afbijt als ze dichterbij komen, is er eindelijk de groepsknuffel waar ze op zaten te wachten.
Ik voel Kol in mijn zij, en Dezh drukt zich schaamteloos tegen Bill aan, Kayley en Bodine hebben Daan zo stevig vast dat ze bijna breekt, en de warmte doet goed. Ik hou van deze mensen. Ze verdienen zoveel beter. En daar gaan we voor vechten ook.
“We kunnen het huis niet terug innemen, maar we geven het hen niet zomaar op een zilveren schaaltje.”
We ontwarren ons uit elkaars ledematen en liefde zodat we ons op de grond kunnen zetten. Het ontgaat me dat dit net een kleuterklasje is, waar iedereen in de kring me aankijkt en wacht om het spel in gang te zetten; het is veel te onschuldig om me op te vallen.

Het grootste deel van onze wapens ligt nog in het huis, dus maken we een omweg naar waar ik weet dat er een kleine bende zit. Zelfs zonder Daan en Bill, die we veilig achterlieten omdat ze nog op kracht moeten komen, zijn we met z’n elven – daar kunnen de drie jongens niets tegen beginnen. Dat hebben ze zelf ook door wanneer we letterlijk de deur eruit stampen en hun woonkamer in stappen.
We willen ze echter niet dood hebben. Al die jaren heb we vredig naast elkaar geleefd; we hebben alleen hun wapens nodig. Die krijgen ze nadien nog wel terug.
Snel en effectief slaan we ze bewusteloos en verslepen ze naar de kamer het verst naar achteren in het huis, zodat toevallige voorbijgangers in hen geen heel makkelijke doelwitten zien. Dan zoeken we in de voorkamer naar alles dat we kunnen gebruiken: messen, geweren, een honkbalknuppel (die krijgen ze vast niet meer terug van Kay). Dit moet lukken.

Het licht is aan in het huis maar alle gordijnen staan nog open. Volgens mij is er geen groter teken dat wij hier niet meer wonen dan dat – even vraag ik me af hoe deze omgeving, dit dorpje gaat veranderen nu één van de grote spelers in de hiërarchie er tussenuit knijpt. Maar daar mag ik niet meer aan denken; we hebben grotere plannen nu.
Maar eerst komaf maken met het ongedierte dat ons uit onze thuis gejaagd heeft.
Niemand kent dit huis beter dan wij. We kruipen door de schaduwen, net buiten het blikveld dat ze van binnen zouden kunnen hebben, áls ze al aan het kijken zijn. Misschien verwachten ze ons nog niet terug. Denken ze dat we ons zomaar gewonnen geven.
Dan hebben ze bij Flaks toch écht geen flauw benul van tegen wie ze opgaan.
De achterdeur is de zwakste plek van het huis. Het slot gaat al maanden niet meer goed dicht, dus kost het Tessa bijna géén moeite om het open te peuteren.
Het is warm binnen. Nog meer lichten hebben ze aangestoken. Het verblindt ons even, en te laat realiseer ik me dat dat zo bedoeld zou kunnen zijn.
De eerste kogels komen van hen. Ik duik nog net op tijd weg en grabbel iemand met me mee, geen idee wie, daar kan ik nu niet op letten. Ik móet er op vertrouwen dat we ondertussen als een team samen kunnen vechten, dat iedereen op zichzelf kán en zál letten.
Mijn werpmessen suizen even door de lucht voor ze met een doffe dreun zichzelf in de borstkas van een man en de muur achter een andere begraven. De eerste man valt vooruit, waardoor de messen zich nog dieper boren, de andere hangt alleen maar met zijn T-shirt vastgepind. Hij leeft niet lang meer.
We dringen steeds dieper het huis in, terwijl alsmaar meer agenten tevoorschijn komen. “We zitten met een plaag,” roept Nadezhda boven het geratel van een geweer – niet het hare – en aan de andere kant van de kamer roept Kayley terug: “Ik bel de ongediertebestrijding wel.”
In de hal worden we verrast. Op de bovenste trede staan twee scherpschutters.
De kogels vliegen vlak naast me voorbij en met een misselijkmakende leegte in mijn borst duw ik vooruit. Ik heb drie lichamen horen vallen, heb drie meisjes horen puffen, hortend en gepijnigd. Nee, nee, nee, zegt mijn hoofd maar ik moet door.
Bo dringt langs me heen, katapulteert zich zo snel op de scherpschutter dat hij niet op tijd weg kan springen. Zijn hoofd wordt ingebeukt met zijn eigen wapen.
Nieuw bloed kleeft aan het oude, gedroogde bloed op mijn handen. Mijn laatste werpmes glipt uit mijn hand. Ik grijp de rifle van het doodbloedende stuk onbenul voor Bo hem helemaal aan gort kan slaan en duw haar vooruit, de gang in.
Ik weet niet wie ze geraakt hebben, hoe ernstig het is, maar de woede die ik er om voel, spoort ons allemaal aan en we laten niemand levend.

Het huis was altijd een thúis geweest, een plaats waar we onze familie onder konden brengen. We hebben gefaald iedereen te beschermen. De lege blik in de ogen van Yas en Emma en Bella, de rode bloem ontsproten waar een kogel hen in hun borstkas raakte, het zal me nog lang achtervolgen.
Yasmine, de allereerste krijger die zich aan mijn zijde voegde. Emma, degene die ons altijd weer oplapte, die ervoor zorgde dat we niet uit elkaar zouden vallen. Bella, degene die er dertien van maakte, Kay’s gelukgetal.
Michael, mijn grote liefde in tijden van oorlog, ook al wist ik zó goed dat ik het niet had moeten doen.
Nu is het huis niet veel meer dan een graf.
We hebben zo veel mogelijk in rugzakken gepakt, maar het is nog minder dan de helft van alles dat we bij elkaar verzameld hebben. Emma’s lab, een deel van onze voorraad eten, kleren en schoenen en wapens en boeken (zoveel boeken!). Maar ondertussen zullen ze op het hoofdkantoor wel weten wat ons adres is, dus kunnen we het niet laten staan. Er zit veel te veel informatie verborgen onder de vloerborden en tussen onze geliefde boeken.
Het vuur reflecteert op onze natte wangen. Thuis staat in lichterlaaie. Zelfs Kol en Kay, onze gewoonlijke pyromanen, kunnen er niet van genieten.

Dit zetten we ze betaald.


Reacties:


xNadezhda zei op 18 aug 2015 - 16:11:
(het is heel mooi en zo. mooi geschreven. maar FUCK YOU)


xNadezhda zei op 18 aug 2015 - 16:07:
WAAAAAAAT.

FUCKYOUFUCKYOUFUCKYOU.