Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » you keep blurring in my mind [5/10] » 2. you keep blurring in my mind
you keep blurring in my mind [5/10]
2. you keep blurring in my mind
Wanneer Hermelien de ketting van de Tijdverdrijver losknoopt, word ik overspoeld door zo’n gigantische golf van pijn dat ik door mijn knieën zak. Alles wordt wazig voor mijn ogen, alsof ik mijn bril niet op heb, en mijn lichaam voelt tientallen graden warmen. Mijn brein kookt.
Ik weet niet hoe lang het duurt. Elke seconde is er één te veel. Het voelt alsof het nooit meer op gaat houden, alsof ik er al jaren lig.
Tranen bengelen aan mijn wimpers en warm bloed stroomt mijn neus uit, druipt over mijn lippen en kin en hals wanneer de helse hoofdpijn draaglijker begint te worden en al mijn zintuigen zich genoeg scherpstellen om dat waar te nemen. Het gaat niet helemaal weg, maar ik kan tenminste weer nadenken, weer zien en horen en ruiken en proeven.
Een laagje zweet heeft zich over mijn huid gespannen. Ik lig op de grond. Mijn spieren schrijnen, mijn armen trillen wanneer ik me overeind probeer te duwen. Loena zit naast me, Rons hoofd in haar schoot – hij is buiten bewustzijn – en aan mijn andere zijde blijkt Hermelien ook op de grond gevallen te zijn.
“Wat was dat?” vraag ik. Ik heb heel wat ervaring met hoofdpijn, maar dit voelt anders dan wanneer mijn litteken opspeelde. Dat was alsof er iemand van buitenaf door mijn schedel probeerde te snijden. Dit voelde alsof iemand in mijn hoofd soep wilde koken.
Loena tikt tegen Rons slapen. Hij opent zijn ogen langzaam en de uitdrukking van angst vervaagt zodra hij merkt dat het gedaan is.
Hebben we allemaal hetzelfde gevoeld?
Ik probeer mijn gedachten op orde te krijgen. 1998. Daar zijn we nu van terug. Dit is 2001. Maar het ziet er niet uit als het 2001 dat we-
Ik moet op mijn vuist bijten om het niet uit te schreeuwen van de nieuwe golf van hitte die mijn hersenen aan het pruttelen brengt. Beelden van iets dat ik niet kan thuisbrengen, flitsen als bliksem door mijn blikveld. Deze keer valt mijn bril wel degelijk van mijn neus, maar ik zou alsnog niets kunnen zien.
Wanneer ik weer bij positieven kom, heeft iemand me versleept. Gedesoriënteerd kijk ik in het rond, snel knipperend tegen het felle licht dat van een toverstok komt. Even denk ik dat het Bert is. De man heeft dezelfde donkere huidskleur en netjes getrimde zwarte haren, maar na een paar tellen realiseer ik me dat ik deze persoon van ergens heel anders ken. “Benno?”
“Hè hè, we hebben hem terug, jongens.”
“Het had ons allemaal kunnen overkomen.” Loena. Ik hoef niet lang te zoeken om haar te vinden: ze zit bovenop het enige stuk meubilair in de hele ruimte, een eenzaam bureautje dat al betere tijden heeft gezien. Het meisje vrolijkt het op door met haar benen heen en weer te wiegen en met haar toverstok in de lucht te tekenen, al blijft het er zielig uitzien.
Zitten we wel juist?
Ik spring zo snel omhoog dat mijn maag tot in mijn keel stuitert. Nu weet ik waar het aanzicht van de Tijdkamer me aan deed denken... Zo zag dit kantoor eruit toen we voor het eerst weer op het Departement van Mystificatie kwamen, voor het eerst sinds Sirius. Eind 1998.
“In welk jaar zitten we?” Mijn stem klinkt schor. Mijn wangen gloeien bij de gedachte dat ik heel het Ministerie bij elkaar geschreeuwd heb alsof ik niet heel mijn leven al met hoofdpijn te maken heb, maar dat negeer ik voor dringendere zaken. “Zabini, in welk jaar zitten we?”
“2001. Waarom?”
Ik durf er nauwelijks over na te denken, bang om mijn brein over te belasten, maar de gedachten razen zo snel dat ik ze niet meer kan controleren. We zijn in het juiste jaar terechtgekomen. Wat kan dan de verklaring voor dit zijn? Toen we hier vertrokken, stonden verschillende tijdstolpen onder een nog grotere stolp, een kunstwerk binnenin een kunstwerk, middenin de ruimte. Alle deuren hadden naar magnifiek ingerichte kantoren geleid. Kasten vol Tijdverdrijvers hadden langs de muren gestaan en in de open haarden brandden altijd groene vuren.
Nu: een enkel bureautje.
“Waarom is het hier zo leeg dan?” Nog voor ik de vraag afmaak, lijk ik het antwoord al te weten. Omdat tijdreizen geen prioriteit heeft. De gepolijste bureau's die ik me meen te herinneren, staan in het Schouwershoofdkwartier.
Ik begin het echt beu te worden steeds maar weer op de grond te belanden. Mijn kont is beurs en als ik ooit nog van deze monsterlijke hoofdpijn afkom, doneer ik de helft van mijn kluisinhoud aan St. Holisto’s.
Wat toevallig de plek is waar Benno me heen wil brengen omdat ik maar stuiptrekkingen blijf hebben van wat dit dan ook mag zijn.
“Ik denk dat het zo sneller gaat.” De man heft zijn toverstok naar me op en nog voor ik ook maar iets kan doen, buiten mijn ogen wijd opensperren, tovert Zabini me in slaap.
Het laatste dat ik me afvraag, is hoe ik in godsnaam het antwoord al wist.
Wakker worden op een ziekenzaal en een gesprek oppikken waar ik niets van hoor op te vangen, is niet nieuw, maar het verbaast me toch even wanneer het gebeurt. Ik blijf doodstil liggen, ogen toe, en luister.
“Ze kwamen terug met een Tijdverdrijver. Waar die is —” Benno. Hij maakt zijn zin niet af zodra hij beseft dat hij nooit de Tijdverdrijver in ontvangst heeft genomen, zelfs nog maar gevraagd waar we vandaan komen. Om de één of andere reden wéét ik dat we er niet in het bezit van horen te zijn. Alleen weet ik niet hoe ik dat weet.
“En sindsdien worden ze overvallen door de pijn?” Die stem herken ik niet. Het moet een Heler zijn, kan haast niet anders.
“Ja, maar het is niet consistent. De intervallen zijn steeds anders en verschilt tussen hen in ook enorm. Ron lijkt er helemaal geen last meer van te hebben, terwijl Harry om de haverklap begint te stuiptrekken en Hermelien bijna niet stopt.”
“Hoogst eigenaardig. Dan kunnen we een vervloeking al schrappen van de lijst. Ga maar. En neem het meisje mee. De anderen zijn hier in goede handen.”
“Lap ze weer voor me op, oké? Als het Gouden Trio van de Tweede Tovenaarsoorlog om komt door een incident op míjn departement krijg ik mijn project nooit gelanceerd. Ik moet zo al hard genoeg opboksen tegen Sneeps vernieuwingen.”
Sneep.
Ik kan niet langer doen alsof ik slaap, maar wanneer ik overeind probeer te komen, is het net alsof ik me door modder heen moet duwen. De lucht voelt kleverig en zwaar bovenop mijn mishandelde lichaam. Alles voelt stram en pijnlijk, alsof ik een aantal uren in ijs heb gezeten in plaats van vurige pijn die door me heen kolkte. Mijn ongewilde gekreun trekt de aandacht van mijn Heler en— “Parvati?”
Het Indische meisje glimlacht. “Padma, eigenlijk, maar ik zal ’t je vergeven.” Ze stapt op me af, een klembord en toverstok in één hand, een beker vol pruttelende toverdrank in de andere. “Hoe voel je je?”
Ik kijk of Benno er nog is, maar die is verdwenen. Ik richt me weer op de Patilzus die ik nooit zo goed gekend heb, maar die zo erg lijkt op mijn voormalige medeGriffoendor dat ik me op slag een beetje beter voel. “Alsof een pletwals over me heen is gegaan. De- de dingen die me overkomen…”
“Je episodes?”
“Ja, precies, mijn episodes… Het is mijn hoofd. Het voelt steeds alsof mijn brein gaat smelten als ik teveel nadenk.”
Ze reageert op de enige manier die ik niet verwacht had: ze giechelt. Ik trek mijn wenkbrauwen op.
“Dat verklaart waarom Ron er het minste last van heeft.”
Ik kan het niet laten. Ik lach ook.
Enkele uren spendeer ik in die zaal in het St. Holisto’s, met als enige gezelschap een slapende Ron en een Hermelien die steeds weer slachtoffer wordt van haar eigen snelwerkende brein.
Ik snap ondertussen dat het inderdaad daardoor komt. Steeds als ik aan iets van 2001 probeer te denken, voel ik de pijn nabij komen, als een woeste golf die zich op begint te richten. Dan dwing ik mijn gedachten naar iets anders te gaan, iets veiliger: Zweinstein, Zwerkbal, de vakantie naar Roemenië van '99; de golf plenst neer, niet meer dan een onschuldig plasje.
Het toverdrankje dat Padma me gegeven heeft, een wel heel sterk verdovingsmiddel, helpt daar mogelijk bij.
Af en toe laat ik mezelf uit bed glijden en test mijn benen, maar de episodes hebben me heel wat van mijn kracht ontnomen. Ik wandel voor een paar minuutjes rond, laat me dan hijgend weer op bed vallen, met knikkende knieën en schokkende schouders.
Er is niet veel te doen als ik niet mag nadenken, dus kruipt de tijd tergend langzaam voorbij en denk ik dat dood door hersenpudding aantrekkelijker is dan dood door verveling.
En dan mag ik gaan.
“Huh?” Ik kijk vragend van Padma naar de heer die naast haar staat, een lange, nogal slungelige man met een grijs baardje en diepbruine ogen achter een hoornen montuur. Ik heb het gevoel dat ik een van zijn kleinkinderen ken, want iets in zijn gezicht komt me zo bekend, maar ik durf mijn hoofd niet af te speuren.
“Ga maar lekker naar huis, laat je verloofde voor je zorgen.” De glimlach die ik krijg, warm en aanmoedigend, doet er bij mij ook één verschijnen.
Wel, het is dát, of de gedachte dat Ginny eindelijk weer thuis is.
Ik laat het me geen twee keer zeggen en ondanks het beven van mijn ledematen kleed ik me vliegensvlug aan, zodat ik naar huis kan.
Gelukkig mag ik het Haardvuur gebruiken. Niet alleen wil ik nu niet onder de mensen komen, ik wil ook niet dat ze me zo zien. Ik ben Harry Potter, held en idool. Er is een bepaald imago dat ik op moet houden, zodat ze zich altijd veilig zullen voelen.
Wees niet bang, mensen. De man die Voldemort in hoogsteigen persoon vermoordde, beschermt jullie ook wel van de kleine boefjes op straat.
Op het kantoortje waar ze me heenbrengen, stoppen ze me niet alleen een zakje as toe om in te grabbelen maar ook een dikke enveloppe.
“Een kopie van je medische papieren. Daar staat alles in dat jullie moeten doen.”
Ik knik dankbaar en stel geen vragen, zodat ik gewoon kan vertrekken. Zo ver ik weet, zal Ginny prima voor me zorgen, hartstikke bedankt en adieu.
“Verlichttesteeg, zeven.” Het groene vuur slikt me in en weg ben ik.
Veel subtieler dan op het Departement van Mystificatie, maar ik merk de verschillen alsnog meteen. Ik hoef er niet eens voor uit het Haardvuur te stappen om het te zien. Nog steeds liggen de donkere, gepolijste houtlatten op de vloer, nog steeds zijn de zetels crèmekleurig en de muren een bijpassend kleurtje verf. Maar er ligt nog een dekentje op de tweezit en een kussen verdwaald enkele meters verder op de grond, alsof het daar gegooid is.
Ginny moet dus écht thuis zijn, anders zou het appartement even opgeruimd zijn als ik het achterliet.
... toch?
Ik durf niets meer vertrouwen, waag het zelfs niet eens te kijken of ik iets in mijn herinneringen of gedachten kan vinden. Eén stap uit de open haard wordt tien stappen om de woonkamer te doorkruisen, naar daar waar de ruimte overloopt in de slaapkamer. De grens is enkel aangeduid met drie treden die naar een stuk van de vloer leiden dat iets hoger gelegen ligt, waar ons bed staat, waar—
Dit is een grap. Dit moet een grap zijn. Ik struikel achterover, donder de drie treden af, beland wééral op mijn achterwerk en dat doet het hem. Al heel de dag ben ik verward, voel ik me om de haverklap alsof er een demon in mijn hoofd aan het nesten is, en keil tegen de grond alsof ik nooit heb geleerd hoe rechtop te staan. Het is de druppel.
Ik begin te vloeken. Woedend vuurwerk spuwt uit mijn toverstok.
In mijn bed schrikt Draco Malfidus wakker.
Als het plafond nog één keer het eerste is dat ik zie als ik mijn ogen opendoe, zonder dat ik me kan herinneren wat er precies gebeurd is, dan- dan-
Mijn bloed kookt door mijn woede.
Toch is dat niet het enige dat ik voel, dat ik zie. Ik snap niet waarom of hoe het gebeurt, maar ik zie... mezelf, een grijns op mijn gezicht, zie mezelf door deze kamer lopen en dan uit mijn blikveld verdwijnen.
En dan zie ik mezelf op die bank, met het dekentje, en ik ben zelf degene die het kussen wegschopt, niet Ginny.
Het duizelt me.
"Gaat het wel? Je maakt me bang, Harry." Koele vingers op mijn voorhoofd, en een kop warrig witblond haar dat Draco's gezicht aankondigt voor hij boven me komt hangen.
Voor ik het goed en wel besef zit op bovenop hem, druk ik hem met mijn gewicht tegen de grond, heb ik mijn toverstok uit mijn zak weten te grissen. Daarmee por ik Draco's keel.
"Hoe ben jij binnen geraakt?"
Zijn ogen, zo ijzig in mijn herinneringen, staan verbaasd en bezorgd - twee emoties die ik niet van hem had verwacht.
En dan nog iets dat ik niet had verwacht: "Liefje, wat is er aan de hand?
Reacties:
i. fu
ii.
“Ja, precies, mijn episodes… Het is mijn hoofd. Het voelt steeds alsof mijn brein gaat smelten als ik teveel nadenk.”Hahahahahaha
Ze reageert op de enige manier die ik niet verwacht had: ze giechelt. Ik trek mijn wenkbrauwen op.
“Dat verklaart waarom Ron er het minste last van heeft.”
iii.
Wel, het is dát, of de gedachte dat Ginny eindelijk weer thuis is.Nee, 't is beter, Harry. Just you wait. Just you waaaaait.
iv. Je hebt hier en daar overigens wel wat foutjes met enkelvoud/meervoud-dingen. Maar. Ja.
v. MATE. IK DACHT. YAY DRARRY. MAAR JIJ DACHT. IK HAAT BO (bc obvz this is all about me) DUS IK GA -
FUCK YOU.
FUCK YOU FUCK YOU FUCK YOU.
Dit is best wel een gaaf idee. Arme Harry ik zou me echt doodschrikken als ik zou verwachten dat Ginny thuis zal zijn en het ineens Draco blijkt te zijn waarmee je verloofd bent. Ja dat komt er van als je het verleden veranderd Harry! Ik ben totaal geen voorstander van Drarry. Maar ondanks dat vind ik dit heel gaaf om te lezen. En ik ben nu toch stiekem wel benieuwd hoe het nu verder gaat tussen die twee. En hoe ze samen zijn gekomen en naar Ginny? Wat haar nieuwe toekomst is geworden.
DOMESTIC!DRARRY. IT WAS BETTER THAN I EXPECTED. LORD ALMIGHTY.
This was beautiful. En. Ik weet niet zo goed wat er zou moeten missen? It seems fine to me. Het laatste stukje leek wat rommeliger, maar dat was het dan ook wel.
Eh. Ja. Ik moet even bijkomen van Drarry nu, denk ik zo. <3
OH MY GOD.
Ik weet niet of je iets coherents wil horen, of tips & tricks & commentaar, want ik heb niks voor je. Ik ben voornamelijk onder de indruk. (Ergens in mijn achterhoofd wist ik dat dit Drarry was - maar zó had ik 'm niet verwacht.)
Okay, ik heb een zin gevonden die niet klopt:
Voor ik het goed en wel besef, zit op bovenop hem, druk hem met mijn gewicht tegen de grond, en heb mijn toverstok uit mijn zak weten te grissen, duw die nu tegen mijn keel.Omdat dat één van de laatste zinnen is en ik stom naar de tekst zat te staren omdat het zo ongelóóflijk is. En dan bedoel ik ongelooflijk goed, dus.
Het is onverwacht, het is heel helder en duidelijk en taaltechnisch goed geschreven, ik vind Harry hier heel erg Harry, ik vind het heerlijk dat je Padma Patil erin geschreven hebt, en Blaise, en gewoon - ja. All of my yes <3
Okay die had ik totáál niet zien aankomen!
Drarry...
Holy...fuck...
Okay you...ja jij!
Amazing! - tijd slurpt dus af en toe een stukje... maar -----mweh!
Thank you!!!!