Hoofdcategorieën
Home » Overige » Stand alones » De sorteerceremonie
Stand alones
De sorteerceremonie
Drie paar kindervoetjes stommelden de trap op. Ze klommen door het luik bovenaan, wat hen naar de zolder bracht: een plaats die in de meeste huizen een vreemd paradijs van familieartifacten en andere rotzooi was, maar doordat de Potters daar niet genoeg familiegeschiedenis voor over hadden, bij hen dienstdeed als speelruimte.
Eigenlijk vond James Sirius, de oudste van het stel, zichzelf al veel te oud voor de speelruimte. Sinds het zojuist afgelopen schooljaar ging hij namelijk naar Zweinstein, en jongetjes die oud genoeg waren om naar school te gaan op dat grote kasteel in het ijzige noorden werden uiteraard niet meer geacht hun tijd spelend door te brengen. Het gezeur van zijn zusje en aandringen van zijn moeder hadden hem echter doen besluiten zijn trots nog even opzij te zetten. En om heel eerlijk te zijn had hij er best zin in.
“Wacht,” beval hij zijn broertje en zusje toen hij de zolder opgeklommen was. Hij keek om zich heen door de immense ruimte, probeerde de grote zaal erin te zien.
“Schiet nou op, ik bevries!” klonk Lily Luna’s stemmetje onder hem.
“Ik ook!” voegde haar twee jaar oudere broer toe. De dikke druppels van het fictieve boottochtje naar het kasteel dropen op de vloer van de verdieping onder hen. Bij gebrek aan een meer had James de tuinslang maar gepakt.
“Denk je dat ze je op Zweinstein meteen droge kleren aan laten trekken? Mooi niet! Je kunt immers pas naar de slaapzaal als je gesorteerd bent,” antwoordde hun grote broer. “Nou, let goed op. De tafel, dat is de tafel van Huffelpuf. Maar je moet doen alsof hij zo lang is, dat hij bijna de hele lengte van de zolder in beslag neemt, oké? Rechts staat de tafel van Griffoendor, mijn afdeling, en links staan die van Ravenklauw en Zwadderich, maar die kun je niet zien, want die staan buiten de muren van de zolder. De kist helemaal achterin, dat is de tafel van de leraren. Kom nu maar achter me aan, want hoe sneller jullie gesorteerd zijn, hoe sneller we kunnen eten!”
De druipende Potterkinderen klommen achter hun broer aan de zolder op. Ze hielden wijselijk hun mond. Beneden had hij hen nog verteld dat professor Hazelaar, die de eerstejaars naar de sorteerceremonie bracht, je in een pad veranderde als je maar het kleinste geluidje maakte.
“Vergeet niet naar de prachtige sterrenhemel te kijken! Het plafond is behekst, zodat het lijkt alsof het er helemaal niet is,” vertelde het oudste Potterkind hen terwijl hij de andere twee voorging tussen de lange rijen tafels. Die werden nu echter niet bezet door hongerige oudejaars, maar enkel door hun roodharige kat, die de tafel had uitgekozen als de ideale plek voor een rustig middagdutje.
“Zo,” zei hij plechtig toen ze de lerarentafel hadden bereikt. “Om te bepalen bij welke afdeling jullie het best passen, moeten jullie nu met elkaar gaan strijden. Neem plaats.” Hij wees naar de twee krukjes die pal voor de lerarentafel stonden.
Nerveus gingen de andere twee kinderen zitten. Verwachtingsvol keken ze hun broer aan.
Die keek op zijn beurt weer zoekend de zolder rond. Hij had eigenlijk nog niet bedacht wat hij zijn broertje en zusje precies voor ging houden. Zijn ogen vielen op de kat, die nog altijd vredig lag te slapen. Perfect!
Het arme beestje stribbelde flink tegen toen hij hem van tafel pakte, maar daar trok James zich niet van aan. “Pak jullie stafjes voor de eerste beproeving!” zei hij met een grijns op zijn gezicht. Zowel zijn broertje als zusje keken hem verschrikt aan, maar haalden wel de stokjes die ze als stafje gebruikten uit hun zak.
“Ik laat Medea zo los, en dan moeten jullie hem door magie weer zien te vangen. Op drie: één, tw-“
“Stop!” riep Lily. “We kunnen toch helemaal geen magie?”
“Net zoveel als de eerstejaars studenten van Zweinstein,” zei haar broer vriendelijk.
“Maar die hebben een echt stafje!”
“Dan zal je iets anders moeten verzinnen. Ook dat laat zien bij welke afdeling je het beste past.”
“Lily heeft gelijk. Wij kunnen toch helemaal niet wat die andere kinderen kunnen!” zei Albus verontwaardigd.
James haalde enkel zijn schouders op. “Eén, twee, drie, succes!” De kat stoof onmiddellijk weg, met de twee jongste Potterkinderen op haar hielen.
Er brak een hels kabaal los op de zolder van stommelende voeten, vallende spullen en een klagelijk miauwende kat. Lily schoot pijlsnel naar voren om de kat haar pad af te snijden. Albus schoot over de tafel.
“Denk om de leerlingen!” riep James hem na. Zijn broertje leek hem niet te horen. Zowel hij als z’n zusje renden en sprongen door de ruimte, tegen spullen en elkaar aanbotsend, maar zonder in de buurt van het beest te komen. Ze was simpelweg te snel.
Lily had dat als eerste door. In plaats van nog meer blauwe plekken op te lopen door de onmogelijke achtervolging, bleef ze plotsklaps stilstaan en volgde de kat aandachtig met haar ogen. Als Albus hem maar lang genoeg op bleef jagen, zou hij vast vanzelf de fout maken haar kant op te rennen en dan had ze hem.
Albus kreeg echter ook door dat het rennen slechts verspilling van energie was. Hij keek om zich heen, op zoek naar een beter plan. Het trapgat, natuurlijk! Hij wachtte tot Lily de kat op haar knieën bij zich probeerde te lokken, kroop tijdens deze afleiding door het luik de ladder weer op en wachtte tot Medea zich uit de voeten zou maken.
Maar op de snelheid van de kat had hij niet gerekend. Zodra ze zag dat het luik weer openstond greep ze haar kans. Ze schoot pal bij Lily langs en rende zo snel tussen Albus’ benen door naar beneden dat hij alleen haar zachte vacht langs zich voelde strijken.
“Helaas, helaas, jullie hebben beiden gefaald!” riep James quasi-teleurgesteld. “Maar gelukkig is er nog een beproeving om te bewijzen dat jullie toch geen snullen zijn. Kom snel terug naar jullie krukjes en houd jullie stafjes gereed.”
Albus en Lily liepen beteuterd terug naar hun broer. “Het was ook veel te lastig,” klaagde Albus.
“Zweinstein neemt dan ook maar niet zomaar iedereen aan, of dacht je soms van wel? Maar geen zorgen: er is nog een taak. Ga snel zitten.”
Met een zucht namen ze weer plaats. Ze keken hun broer vragend aan toen hij een grote rubberlaars voor hen neerzette.
“Houd jullie stafjes maar stevig vast. Om te bewijzen dat jullie geen snullen zijn, zullen jullie moeten toveren. Verander hem in een schorpioen, laat hem zingen en dansen of door de kamer zweven: het maakt mij niet uit. Maar onthoudt: je afdelingsplaatsing is er wel van afhankelijk. Dit is niet voor niets de sorteerceremonie.”
“Dat kan nu toch helemaal niet!” zei Albus verontwaardigd. “Als je magie gebruikt buiten school, word je van school gestuurd! Je hebt het zelf gezegd! En ik wil mooi wel naar Zweinstein.”
“Geen zorgen, jullie magie is nog niet krachtig genoeg om te tellen.”
“Maar dan kunnen we toch helemaal niet doen wat je zegt?” merkte Lily op.
“Probeer het gewoon maar,” zei James. Shit, zijn kleine zusje had door zijn plannetje heen geprikt. Misschien moest hij de rest maar laten voor wat het was, voor ze tegen de grande finale te argwanend waren geworden om mee te werken.
Een paar minuten bleef hij aandachtig op de tafel zitten kijken, terwijl zijn broertje en zusje wanhopig probeerde de laars op één of andere manier te veranderen. “James, kijk, daar is papa!” probeerde Lily nog, maar James was niet van gisteren en speelde dus niet mee.
“Ik zou maar wat harder gaan oefenen als je aangenomen wil worden,” zei hij met een grijns. “Maar dat maakt nu niet uit. Nog één onderdeel en de sorteerceremonie is voorbij. Sluit jullie ogen.”
Albus deed meteen wat er van hem gevraagd werd. Lily keek hem even argwanend aan met haar grote, groene ogen, maar volgde uiteindelijk toch ook maar. James grijnsde breed.
“Wisten jullie trouwens dat de Zwadderaars in en kerkers leven? Lekker koud en slijmerig, net als zij. Nee, doe mij het prachtige uitzicht van de Griffoendortoren maar!” zei hij terwijl hij naar de kist bij de muur liep. Vlak achter de kist had hij twee grote kannen neergezet, die hij voorzichtig oppakte. Nog steeds luid pratend, zodat zijn broertje en zusje het klotsen van de inhoud niet zouden horen, liep hij terug.
“Nou ja, wonen bij de Zwadderaars heeft vast wel voordelen. Misschien. Ik ben ze nog niet tegengekomen, maar wie weet. Hebben jullie je ogen nog gesloten?”
De twee kinderen knikten.
“Mooi, dan is het nu tijd voor het einde van de ceremonie. Nog heel even en jullie weten bij welke afdeling jullie horen! Drie, twee, één!” En hij goot de ijskoude vloeistof over Albus en Lily heen.
Onmiddellijk sprongen de kinderen gillend op. “James, klootzak!” klonk de hoge, boze stem van Lily.
“Wat ben jij verschrikkelijk!” riep haar broer.
Maar James rolde over de grond van het lachen. Tranen stroomden over zijn wangen. “Maar jullie wilden toch weten hoe je gesorteerd wordt? Nou, zo dus. Kijk, jullie zien beide groen! Dat wordt Zwadderich, overduidelijk!”
Het geschreeuw had de aandacht van hun vader getrokken. Zo snel als hij kon spurtte hij de trappen op, om op de zolder een enorme puinhoop en drie huilende kinderen aan te treffen. “James Sirius Potter!” riep hij woest. Hij kon zichzelf wel voor zijn hoofd slaan vanwege de stomme naamkeuze. James en Sirius zouden immers precies hetzelfde hebben gedaan.
O Merlijn, dit is zo geniaal!
I adore this one.
Het geeft een perfect beeld hoe James met zijn broertje en zusje zou zijn omgegaan. En vooral die laatste zin was briljant!