Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » I love you too
Lost in Harry Potter
I love you too
Ijsberend liep ik door de hal, ik knaagde op de nagel van mijn duim, en voelde me nerveus. Narcissa, Lucius en Draco zaten in de huiskamer. Voor de verandering leken ze eens relaxter dan ik ze de afgelopen maanden gezien had. Dat kwam, omdat vandaag de dag was dat Harry overbracht zou worden naar een ander huis. Naar de ouders van Tops, in dit geval. Bijna iedereen was mee, op mij, de familie Malfidus, Vleeschouwer en Fenrir Vaalhaar na.
‘Zenuwachtig?’
Fenrir stond boven aan de trap naar me te kijken met een opgetrokken borstelige wenkbrauw. Ik rolde met mijn ogen, de laatste weken had hij me behoorlijk in de gaten gehouden, en ik voelde zijn hete adem bijna in mijn nek. ‘Alsof jou dat ook maar iets boeit Vaalhaar,’ snauwde ik. De familie Malfidus keek even op, maar deed verder niets. Fenrir liep langzaam naar beneden, en hield me met zijn weerwolvenogen in de gaten. ‘Fenrir! Zo is het wel genoeg!’ hoorde ik Narcissa ineens zeggen, en zowel hij als ik keken op. Narcissa kwam naar me toelopen, en stak haar hand uit, ‘kom in de kamer wat lezen,’ zei ze kalm. Hoe wist ze dit toch vol te houden? Zo’n trotse, mooie vrouw. Alles om haar zoon te beschermen… Moederliefde, dat was het simpele antwoord. En Voldemort had er geen idee van dat dat haar kracht was. Want hij, hij kende geen liefde. Waarom was het antwoord altijd zo simpel. Tot mijn eigen verbazing pakte ik haar hand aan, die voelde koel, en ze nam me mee naar de huiskamer. Daar ging ze naast me op de bank zitten, nadat ze een boek op mijn schoot had gelegd. Alice in Wonderland, hoe toepasselijk, soms voelde ik me ook Alice. Maar hier in Villa Malfidus voelde het alsof ik in nachtmerrieland was. ‘Lees wat,’ zei Narcissa zachtjes tegen me. Ik vroeg me af waarom ze ineens tegen me sprak. Tot op heden hadden we nooit echt contact gehad met elkaar. Ik keek haar dankbaar aan, en sloeg het boek open. ‘Wil je misschien een kop thee? Ik heb net verse gezet,’ zei ze, en keek me aan. Lucius keek haar verbijsterd aan, net als ik, had ze iets verkeerds gegeten? ‘Eh-graag,’ zei ik stilletjes. En ze schonk zowaar een kop thee voor me in. Fenrir stond het aan te kijken, en gromde. Meteen keek Narcissa hem woedend aan, ‘denk maar niet dat ik jóúw thee ga aanbieden, weerwolf!’ zei ze, en het laatste woord spuugde ze uit, verafschuwd dat er een weerwolf in haar huis verbleef.
‘Alsof ik thee wíl,’ zei hij, draaide zich om, en ging in de eetkamer zitten. ‘Narcissa, liefste, waar ben je me bezig?’ waagde Lucius het voorzichtig te vragen. ‘Dat begrijp jij toch niet,’ zei Narcissa zacht. Hij begreep het misschien niet, maar ik ook niet. Wat had ik gedaan dat ze me ineens aansprak? Me thee aanbood en me op de bank een boek liet lezen? Nadat ik een half uur had zitten lezen, stond ze ineens op, ‘kom, Robin, ik leen je iets van mij dat je aankunt,’ zei ze, ‘iets schoons.’ Nu keken we haar alle drie aan, meende ze dit nou seieus?
Opnieuw stak ze haar hand uit, en ik twijfelde of ik die wel aan moest nemen. ‘Eh- weet je het zeker?’ vroeg ik voorzichtig. Blijkbaar wel, want ze pakte zelf mijn hand, trok me overeind, en nam me mee naar boven. De kamer van haar en Lucius was mooi opgeruimd, en veel lichter dat je zou verwachten. Was de rest van het huis in duisternis gehuld, hier scheen een flintertje zon door de ramen, en ik kon niet ontkennen dat het me goed deed. Narcissa trok haar kast open, en bekeek haar kleding kritisch. ‘Dit zou je wel eens kunnen passen,’ zei ze goedkeurend, en legde een setje op haar bed neer, ‘trek dat eens aan?’
‘Waarom doe je dit?’ vroeg ik eindelijk, want ik snapte er echt helemaal niets meer van. Ze keek me aan alsof ik iets raars had gezegd, ‘wat, weet- weet je het dan niet?’ vroeg ze verbaasd. Wat? Wat moest ik weten?
Ik trok een wenkbrauw op, voelde ze zich wel lekker? Narcissa duwde me het setje in handen, ‘trek eerst dit maar aan,’ zei ze, niet onvriendelijk, en ik besloot maar gewoon te doen wat ze zei.
Toen ik de badkamer uitkwam, knikte ze goedkeurend, ‘doe blouse staat je geweldig,’ glimlachte ze. Ja, alles goed en wel, maar ik wilde nu toch weten waarom ze me hier mee naartoe had gesleept. Ik keek haar aan, ‘Narcissa…ik- ik vind dit heel- aardig van je,’ zei ik voorzichtig. ‘Maar, waaróm doe je dit?’
Ze trok me naar de staande spiegel, en zette me ervoor, ‘wat zie je?’ vroeg ze, terwijl ze achter me bleef staan. Gezien de situatie waar we inzaten, was dit echt de meest ongepaste vraag ooit. ‘Als een lijk?’ gokte ik. Ze glimlachte, en schudde haar hoofd, ‘lieverd, kijk eens goed,’ zei ze glimlachend, en voorzichtig schoof ze de blouse een stukje omhoog. We staarden naar mijn spiegelbeeld, en ik dacht dat ik door mijn benen zou zakken van schrik. Narcissa kon blijkbaar voelen dat het niet goed dreigde te gaan, want ze loodste me naar het bed, en kwam naast me zitten, ‘je wist het echt niet hè?’ zei ze, terwijl ze een deken om mijn schouders sloeg. De tranen kwamen, oncontroleerbaar. Paniek sloeg toe, en mijn ademhaling versnelde. ‘Rustig blijven,’ zei Narcissa meteen, en ze wreef me over mijn rug. Ruw wreef ik met mijn hand langs mijn ogen. ‘Shhhh, hoe kon je het nou niet weten?’ vroeg ze. En huilend schudde ik mijn hoofd. Zachtjes wiegde ik van voor naar achter. Ik was niet in staat te praten, en Narcissa bleef al die tijd naast me zitten. Ze leek mee te voelen met wat ik voelde. Screw het hele “Zwadderich gaat altijd het slechte pad op” hier zat een vrouw naast me die me beter begreep dan ieder ander. ‘Rustig maar, het komt wel goed.’
Die woorden zorgden ervoor dat er alleen maar meer tranen kwamen, ‘h-hoe kan het nou g-goed komen?’ hikte ik, ‘i-ik- H-Hij mag niks weten. N-Niks!’ opnieuw een paniekaanval, en ze gaf me een plastic zakje om in te ademen zodat ik weer zou kalmeren. Pas na een uur was ik weer een beetje aanspreekbaar. Met knikkende knieën ging ik weer voor de spiegel staan, maar het kon gewoon niet. Waarom had ik het nog niet eerder gezien? Had ik het niet gewild? Een nieuwe stortvloed aan tranen vertroebelden mijn zicht, en Narcissa sloeg haar armen om me heen. Zachtjes streek ze door mijn haren, en dat werkte kalmerend. Ze keek me aan, ‘wie is de vader?’ vroeg ze. Ik gaf geen antwoord, die vraag maakte alles alleen nog maar erger, maakte het allemaal nog echter. ‘Hij mag het niet weten,’ murmelde ik, ‘hij mag het niet zien, hij-’
Narcissa liep naar een andere kast, en pakte er een donkergroene trui uit, ‘een oude trui van mijn man,’ zei ze, ‘toen hij nog op school zat.’ Ze gaf hem aan me, en ik trok hem aan over de blouse die ze me had gegeven. Hij was veel te groot, en mijn handen verdwenen in de mouwen. Maar op dit moment vond ik dat niet erg, ik had het ijs en ijskoud.
Godallejezus… ‘Robin,’ zei Narcissa langzaam, ‘je mag nu niet stoppen met vechten.’ Ik keek haar aan, en zij mij ook. ‘Je hebt nu iets om voor te vechten.’ Trillerig knikte ik, ‘net als jij,’ zei ik zacht. Zo te zien had ze niet verwacht dat ik dat wist, maar ze knikte beamend. Opnieuw zonk ik neer op het bed, met mijn handen om mijn buik geklemd, dit was niet echt. Toch? Ik zat gewoon vast in één van mijn nachtmerries. Maar diep van binnen wist ik dat ik al een tijdje geen nachtmerries meer had gehad, en dat dit de keiharde waarheid was. ‘Zweer me dat je je mond houdt,’ ik keek Narcissa aan. Ze knipperde met haar ogen, ik stond op en greep haar handen, ‘alsjeblieft Narcissa, niemand mag hier iets van weten!’ Ze leek te twijfelen, waarschijnlijk omdat ze niet wilde liegen tegen Lucius. Zeker ook omdat ik nu zijn trui aanhad. ‘Alleen aan Lucius,’ zei ze zacht, ‘ik kan niet tegen mijn man liegen, Robin, dat kun je niet van me vragen.’
Ik sloot mijn ogen, ik was er al bang voor geweest dat ze zoiets zou gaan zeggen. Na een lange stilte, knikte uiteindelijk, ‘oké,’ en mijn stem was niet meer dan een fluister. Ze legde haar hand tegen mijn wang, ‘verwittig de vader, Robin. Wie het ook moge zijn.’
Hij vermoord me…
‘Ik hoop dat hij puurbloed is,’ voegde ze eraan toe.
Niet helemaal…
Ze hield de deur open, ten teken dat we uitgepraat waren, en ik liep als eerste naar buiten. Ik durfde niet meer naar beneden nu. Lucius zou zijn trui herkennen, en meteen vragen gaan stellen. Ik hield Narcissa tegen, ‘misschien kunnen we het samen aan hem vertellen?’ zei ik zachtjes. Ze keek me even afwegend aan, maar uiteindelijk knikte ze, ‘ga terug naar binnen, dan haal ik hem,’ zei ze. Dankbaar vluchtte ik de kamer weer in. Wat een teringzooi. Ik durfde niet meer naar beneden te kijken. Het was allemaal veel te confronterend. Niet veel later werden mijn gedachten onderbroken door de deur die open ging, en Lucius kwam als eerste binnen, gevolgd door Narcissa. Zachtjes deed ze achter hen de deur dicht, en kwam opnieuw naast me op het bed zitten. Lucius pakte de stoel die in de kamer stond, en kwam voor ons zitten. ‘Narcissa zei dat je iets te zeggen had?’ zei hij, en keek me met een opgetrokken wenkbrauw aan. ‘Is dat wat je te vertellen hebt de reden dat je mijn oude trui aanhebt?’ Ik knikte, ‘ik-’ ik voelde opnieuw tranen opwellen, maar ik drong ze terug, ‘ik ben zwanger.’
Het hardop zeggen, was verschrikkelijk. Lucius keek me aan, ‘wat?’ Narcissa keek hem aan, ‘ik vermoed nu een maand of drie,’ zei ze. ‘Ik kon het door haar kleding heen zien.’
‘Is dat waarom je met haar naar boven ging?’ vroeg Lucius, en hij keek zijn vrouw aan. Ze knikte, ‘ze had het zelf niet in de gaten, Lucius.’
Ik zag Lucius even slikken, maar hij zei verder niks, ‘ze wilt niet dat De Heer van het Duister het weet,’ voegde Narcissa eraan toe. ‘Waarom niet?’ vroeg Lucius meteen, ‘is de vader een Modderbloedje?’
‘Lucius!’ zei Narcissa waarschuwend, ‘moet ik je eraan herinneren hoe onze zoon er beneden bij zit?’ in haar frustratie wees ze naar de deur, ‘dit is toch geen plek om een kind op te voeden! Laat staan te baren!’
Oke, dus nu gingen we het al hebben over de bevalling? Daar wilde ik nog helemáál niet aan denken. ‘Hij is geen Dreuzel,’ zei ik. ‘Ze wilt niet loslaten wie de vader is,’ zei Narcissa. Vergiste ik me? Of had ze met Occlumentie geprobeerd in mijn hoofd te kijken om erachter te komen wie het was?
Die avond was iedereen weer aanwezig, een paar dooddoeners minder, maar daar kon Voldemort niet mee zitten. Het ging hem erom, dat Lucius’ toverstok het duel dat hij in de lucht had gehad met de toverstok van Harry, niet overleefd had. Wat betekende dat Lucius nu officieel een tovenaar zonder toverstok was, en daardoor ook nog eens extra kwetsbaar, want hij had niets om zich mee te verdedigen, mocht dat nodig zijn. Narcissa had weer afstand van me genomen, wat een tactische zet was, want het zou meteen opgemerkt worden, als we nu ineens met elkaar zouden communiceren, terwijl we dat voorheen vrijwel niet deden. Behalve het hoognodige. Mijn hart zonk me in de schoenen toen ik Severus binnen zag komen. Het was voor het eerst dat mijn hart niet zijn gebruikelijke sprong maakte.
‘Ah, Severus,’ zei Voldemort, en hij wees hem een stoel. Oh god, ik voelde me misselijk. Ik kneep mijn lippen op elkaar, vandaag niet. Desnoods zou ik het weer doorslikken. Ik zou níét overgeven vandaag! ‘Hoe gaan de voorbereidingen?’ vroeg Voldemort. ‘Naar uw wens, Meester,’ antwoordde Severus plichtsgetrouw, ‘maar het is veel werk, en ik weet niet of ik het alleen afkrijg voor de studenten weer terug komen naar Zweinstein.’ Voldemort knikte, en ik stak mijn hand op, terwijl ik recht voor me uit bleef kijken. ‘Ja? Robin?’ zei Voldemort, en ik voelde zijn ogen op me gericht. ‘Ik zou hem kunnen helpen, Meester,’ zei ik, ‘ik ben voor u natuurlijk op Zweinstein geweest, dus ik weet wat ik kan doen.’
Daar leek hij even over na te denken, maar toen ik hem aankeek, zag ik hem langzaam knikken, ‘dat is geen slecht idee, Robin,’ zei hij, ‘je hebt mijn toestemming Severus te helpen. Jullie kunnen na het overleg vertrekken.’
De rest van de tijd, was ik er niet bij met mijn hoofd, ik luisterde maar half naar alles dat er gezegd werd, en ik voelde me een zombie.
‘Robin?’
Ik keek op, Severus stond me met een opgetrokken wenkbrauw aan te kijken, ‘we kunnen vertekken,’ hij stond bij de deur, en toen ik om me heen keek, zag ik dat de meeste mensen al van tafel waren, inclusief Voldemort. ‘Ja, natuurlijk,’ zei ik stijfjes, en liep met hem mee naar buiten. Ik had lood in mijn schoenen, zoveel lood. ‘Mag ik met jou mee verdwijnselen?’ vroeg ik, toen we buiten de poort stonden. En hij keek me verbaasd aan, ‘is er iets aan de hand?’
‘Ik wil gewoon graag met jou mee,’ zei ik simpel. Maar blijkbaar was die reden goed genoeg voor hem, want hij pakte mijn hand, en samen verdwenen we in het niets. Bij de rand van Zweinsveld kwamen we weer tevoorschijn, en ik kon bijna voelen hoe Voldemorts invloeden minder waren hier. Hier waren het Severus’ invloeden. En natuurlijk had hij gedaan wat Voldemort hem had opgedragen, maar de leerlingen zouden nooit weten dat hij ook voorbereidingen had getroffen om hen min of meer te beschermen. Dat had hij per slot van rekening ook aan Perkamentus beloofd. Hij liep al naar het kasteel, en langzaam liep ik achter hem aan. ‘Sev,’ zei ik zachtjes, toen we op het terrein liepen. Verbazingwekkend genoeg hoorde hij me, en draaide zich om, ‘ja?’
Ik liep naar hem toe, en pakte zijn hand, ‘wacht even.’ Hij kneep zijn ogen een beetje samen, ‘wat is er Robin?’ vroeg hij, en ik zag een en al bezorgdheid in zijn ogen. ‘Er is iets-’
‘Toch niets ernstigs?’
‘Dat weet ik niet, wat vind jij ernstig?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Dat Hij je iets gedaan heeft,’ zei hij meteen. Ik schudde mijn hoofd, ‘nee, dat is het niet.’ Ik voelde tranen opkomen, en nu sloegen bij hem echt de alarmbellen toe, ‘Robin’ hij nam mijn gezicht in zijn handen, en keek me aan, ‘wat is er?’ hij keek me aan, en ik kon het gewoon niet meer. ‘Alsjeblieft, niet schrikken,’ zei ik zacht, ik pakte zijn hand, en leidde die langzaam naar beneden, naar mijn buik, onder de te grote trui van Lucius. Even keek hij me aan, en even was ik bang dat hij heel erg boos ging worden. Maar dat gebeurde niet. Hij trok zijn hand terug, en zei verder niets. ‘Sev, zeg iets, alsjeblieft!’ zei ik, en voelde paniek opborrelen. Oh god, alsjeblieft, loop niet weg, laat me niet in de steek. Ik kan dit niet zonder jou. ‘Je bent niet meer veilig bij Villa Malfidus,’ zei hij, hij zag een beetje bleker dan hij normaal al deed. Maar god, hij wist niet half hoe blij ik was dat hij iets had gezegd. ‘Heb je een idee?’
Ik schudde mijn hoofd, ‘ik weet het zelf pas een paar uur. Narcissa zei-’
‘Narcissa?’
‘Ja,’ knikte ik, ‘zij, ze zag het, en confronteerde me ermee. We hebben het samen aan Lucius verteld. Beide hebben ze beloofd niks tegen- tegen Jeweetwel te zeggen.’ ‘Hoe weet je zeker dat ze zich aan die belofte houden?’ vroeg hij. ‘Omdat ze zelf ouders zijn, Severus,’ zei ik meteen. Severus knikte, hij geloofde mij op mijn woord, en blijkbaar was dat al genoeg voor hem. Opnieuw nam hij mijn gezicht voorzichtig in zijn handen, ‘je moet me iets beloven,’ zei hij, en keek me doordringend aan. Ik knikte, ‘alles.’
‘Vlucht als het te gevaarlijk wordt.’
Nee. Nee, dat kon hij niet vragen. ‘N-nee. Ik laat jouw niet in de steek!’
‘Je moet!’ zei hij streng, en even klonk hij weer als mijn mentor, in plaats als mijn geliefde. ‘Je hebt nu een nog grotere verantwoordelijkheid dan je tot nog toe gehad hebt.’ Terwijl er nieuwe tranen over mijn wangen rolden, knikte ik. Mijn hart brak bij het idee alleen al, maar hij had gelijk. Ik moest blijven leven, en overleven. Eventjes drukte hij zijn lippen op die van mij. ‘We vinden er wel iets op,’ zei hij zacht. En ik knikte terwijl ik mijn handen op die van hem legde, ‘ik hou van je,’ fluisterde ik.
‘Ik hou ook van jou.’
Ahw