Hoofdcategorieën
Home » Overige » 500 woorden » De kleine blauwe wezentjes
500 woorden
De kleine blauwe wezentjes
‘Het is nu al weer 70 jaar geleden dat ik hen voor het eerst zag. Ik was toen nog een jongen. Bijna even oud als jij. Ik kwam langs een prachtige treurwilg en daaronder waren allemaal kleine holletjes. Daar stonden die blauwe wezentjes met vreemde kleertjes gemaakt van gedroogd gras en veertjes. De leider ,te herkennen aan een stok met een kiezel erop gebonden, sprak mij aan. “Jij Komen, Jou pijn doen. Jij aanval, jou pijn doen.”
Het is bizar om te bedenken dat de eerste woorden die hij tegen mij sprak alles behalve vriendelijk waren. Ik denk niet dat je je daar wat bij zou kunnen voorstellen, Dina. Maar heus zo is het gegaan.’ De oude man keek het meisje stralend aan.
‘Dat is ook niet erg vriendelijk.’ Zei ze verontwaardigt.
‘Ja, dina, dat is niet heel vriendelijk. Maar als jij zo klein was en er kwam een reus zou jij dan niet ook je best doen om de reus weg te jagen?’
‘Misschien’ Zei het meisje, moest even nadenken ‘En toen, Opa. Wat gebeurde er toen.’
‘Nou, ik ben natuurlijk een avonturier en die zouden nooit zonder iets te beter te bekijken weg gaan. En dat deed ik ook niet. De wezentjes waren trouwens zo klein, dat ik niet dacht dat ze werkelijk een gevaar zouden vormen. Zo zie je maar , dat je heel gemakkelijk grote inschattingsfouten maken.”
Het meisje keek haar opa vragend aan. ‘Hoezo dan? Als ze toch zo klein zijn.’
‘Dina, denk nooit dat iets hulpeloos is, enkel omdat het er klein uitziet. Dat soort fouten maken worden er te veel gemaakt.’ De man vervolgde zijn verhaal.
‘Ondanks de waarschuwing van het mannetje ben ik dus voor over gebogen, met mijn vergroot glas om ze beter te bekijken. De kleine wezentjes staken dreigend hun kleine vuistjes naar voren. Maar daar schonk ik niet veel aandacht aan en dus boog ik iets verder naar voren. Dat had ik niet moeten doen. ‘Anvallan’ krijste het wezentje met de staf en de andere wezens haalde achter hun rug kleine spitse takjes als zwaarden vandaan en renden naar mij toen. Werkelijk waar het doet nog pijn als ik er aan denk. Als honderden spelden prikken. Kleine venijnige wezentjes. Ik ben snel weggegaan en ik ben nooit meer dicht bij die holletjes gekomen. In dat bos kwam ik nog wel. Maar de grote treurwilg liet ik voortaan met trust. ’ De man lachte.
‘Heb je ze dan nooit meer gezien?’ Vroeg het meisje.
‘Zeg nooit nooit.’ Zei de man, terwijl hij achterover leunde in zijn stoel. ‘Ik heb regelmatig nog zo’ een klein blauw wezentje gezien wanneer ik door het bos wandelde. Misschien zie jij er ook nog wel eens eentje.’
‘Is dat echt waar?’
‘Dina, opa neemt je in de maling’ Zei de vrouw vanachter haar boek. ‘Hij vind het leuk om je te plagen.’
‘Ik plagen? Echt niet hoor. Alles is eerlijk waar. Ik weet alleen niet helemaal zeker of ik het wel of niet gedroomd heb.’
Jaaaa zo is het een stuk beter leesbaar. (:
En fanfic telt raar. Altijd al zo geweest.