Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Million Little Pieces » [28/08/2015][Tokio Hotel] Vroeg of laat
A Million Little Pieces
[28/08/2015][Tokio Hotel] Vroeg of laat
‘Ze doen allemaal alsof het goed is dat de muur is gevallen,’ zegt de jongen, de afkeur duidelijk aanwezig in zijn verbrande gelaatstrekken.
Het is warm in het zonovergoten Berlijn. Zo warm zelfs, dat Bill ondanks de afkeer voor zijn eigen lichaam spijt heeft van de lange zwarte broek die hij heeft aangetrokken. Hij haat de hitte.
Hij haat school.
Hij haat zijn klasgenootjes.
Hij haat excursies.
Zijn zwartgeverfde haren absorberen de zon (in haar geheel, zo durft hij te zweren) en een eenzaam zweetdruppeltje kruipt langs zijn wenkbrauwpiercing richting de grond.
‘Ze liegen dat ze barsten.’
De docenten die mee zijn, zitten in één of ander cafeetje met airconditioning. Bill is overgeleverd aan zijn klasgenoten – de klasgenoten die hem bijna net zo veel haten als hij hen.
Soms denkt hij dat zelfs de docenten hem haten. Anders zouden ze hem niet aan zijn lot overlaten. Ze weten wat er gaat gebeuren. Het gebeurt altijd.
‘Bill!’ riep één van zijn klasgenootjes, de minuut dat de docenten buiten gehoorafstand verdwenen. ‘Bill, moet je kijken! Ik heb iets gevonden!’
Hij heeft geprobeerd beleefd te bedanken, maar dat heeft er alleen maar voor gezorgd dat zijn klasgenootjes hem beleefd dwongen om mee te gaan.
Tijdens het lopen focuste hij zich op zijn kapotgetrapte schoenen en stelde hij zich de vraag die elk gepest kind zich vroeg of laat (elke dag, elke keer) vraagt: wat heb ik verkeerd gedaan?
De klasgenootjes voerden hem richting een opening in de muur.
‘Zie je dat?’
Hij zag het: Oost-Berlijn. Hij vond dat het sprekend leek op West-Berlijn.
Hij haatte het dat hij niet snapte wat ze van hem wilden. Zo was er geen enkele manier om zichzelf een mentaal schild te verschaffen.
Eén van de klasgenootjes geeft hem een duw en hij struikelt, valt op handen en knieën en kijkt tussen een pluk zwart haar door richting Oost-Berlijn. Hij vertelt zichzelf wat elk gepest kind zich vroeg of laat (elke minuut, elk uur, elke seconde) vertelt: niet huilen.
‘Vroeger,’ gaat de jongen verder, ‘zou je daar opgepakt worden.’
Bill schudt zijn hoofd, vraagt zich een wanhopig moment lang af waarom Toms klas niet mee is op excursie.
Tom haat hem niet.
‘In de DDR snapten ze tenminste dat flikkers de lucht vervuilen.’
De klasgenootjes lachen.
Niet huilen.
‘Niet waar,’ fluistert Bill.
‘Sorry, zei je iets?’ De sarcastische woorden snijden genadeloos door Bills toch al nauwelijks bestaande zelfvertrouwen.
‘Homoseksuelen werden gewoon geaccepteerd in de DDR,’ zegt Bill, nog steeds op zijn knieën. ‘Sinds eind jaren zestig.’
De klasgenootjes kakelen en iemand plant zijn schoen in Bills zij. ‘Je moet niet tegen je superieuren ingaan, Bill,’ sist hij.
Bill sluit zijn ogen en bereid zich voor op de volgende trap, maar die komt niet. De docenten lijken op dat moment besloten te hebben dat ze hem toch niet genoeg haten om zijn ribben te laten breken.
Ze dwingen de jongens Bill met rust te laten, maar ze delen geen straffen uit.
Ze zijn bang, weet Bill.
Hij haat ze.
Reacties:
Waarom dit. Bo, stop. Dit deed pijn. Arme Bill. </3
(Mijn reactievermogen is extra kak want mobiel en m'n gedachten zijn in het Frans.)
Ik vind je schrijfstijl hierin heel mooi, maar ik snap 'm niet erg. Ze zijn in West-Berlijn? Maar de muur is niet gevallen? Of toch wel? I don't get it .__.
Edit; ik was in de war vooral omdat Magdeburg in de DDR lag en ze het over de DDR hebben als iets dat heel ver van hun bed is. Maar. As I said, je schrijft het wel heel mooi. Heel echt. En dat deed pijn.
Shit, wat een stelletje eikels. Poor thing. </3
(Also. Pretty af geschreven.)