Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » when we were young » v.
when we were young
v.
Het eerste dat ze doet zodra ze wakker is, is de kettingen nog eens tevoorschijn halen. Misschien heeft ze zich die tweede wel ingebeeld. Misschien is er nu maar één. Dat is veel makkelijker, want dat betekent dat Draco zijn ketting niet meer draagt.
En als hij hem wel nog draagt? Wat zou dat betekenen? Misschien wel helemaal niets, maar het lijkt haar dat dingen dan veel ingewikkelder worden, want dan zal ze voor de zoveelste keer een gestolen voorwerp terug moeten brengen. Draco zal niet blij zijn. Vooral omdat het om die ketting gaat, en ze niet denkt dat ze daar vanaf mag weten.
Draco en zijn geheimen.
Als klein meisje had het iets spannends, en ze vond niets leuker dan de zijne bewaren. Toen was het al goed genoeg dat ze er vanaf wist. Maar één van zijn geheimen zijn? Dat is haar nog nooit eerder gebeurt, en ze is er vrij zeker van dat ze dat nooit plezierig zal vinden. Integendeel: ze voelt zich niet waardig genoeg.
Natuurlijk is niets makkelijk. Er zijn er nog steeds twee. Ze heeft Draco's ketting echt bij zich. Met een diepe zucht laat ze zich achterover vallen en bedekt haar gezicht achter haar handen.
“Oh, Peter.”
Uiteindelijk blijkt het nog een hele opgave om Draco te vinden. Aangezien het zaterdag is zijn er geen lessen, dus heeft Loena ook geen rooster dat ze kan gebruiken om de jongen op te sporen.
Ze speurt het kasteel af, spreekt Zwadderaars aan, in de hoop dat die haar verder kunnen helpen, maar dat lijkt geen steek te helpen. Degene die de moeite nemen om haar aan te horen willen haar of niet helpen of hebben geen flauw idee.
Dus dwaalt ze wat rond, stapt naar haar eigen vrienden toe, in de hoop dat die behulpzamer zijn. Helaas hebben de meesten geen idee, en kijken haar alleen maar lichtelijk verbaasd aan, totdat ze uitlegt waarom ze de Zwadderaar zoekt: “Peter heeft iets van hem gejat.”
Plots is er geen verbazing meer te bespeuren. Alsof het normaal is geworden dat Loena de nasleep van Peters criminele activiteiten moet gaan opdweilen. Ze komt tot de conclusie dat dat eigenlijk ook wel zo is en legt zich er bij neer. Het voegt wel wat spannends toe aan haar schooldagen en ze heeft wel eens ergere dingen moeten doen.
Als ze dan toch bij het trio uitkomt, is dat niet van harte. Ze had Hermelien alleen willen spreken, ervan uitgaand dat die zonder morren antwoord zou geven, maar de drie lijken met de heup aan elkaar geplakt te zitten. Loena krijgt Harry en Ron er ook bij, of ze nou wil of niet.
“Hé, Loena.”
De drie zitten ontspannen rond een tafel in de leerlingenkamer van Griffoendor. Harry en Ron, in ieder geval—Hermelien is druk bezig met huiswerk en lijkt eerst geen weet te hebben van haar aankomst. Pas als Loena haar begroet kijkt het meisje verstrooid op. Er zit een inktveeg op haar neus en er steken een aantal plukken haar uit haar staart. Toch glimlacht ze en schuift gewillig haar rol perkament opzij.
“Hoe kom jij hier?” Ron grijnst.
“Marcel.”
“Ik zweer het je, die laat iedereen binnen. Nog even en we hebben hier zelfs een infestatie van Zwadderaars.” Het afgrijzen druipt van Rons gezicht. Loena giechelt.
“Heeft één van jullie Draco Malfidus gezien vandaag?” Soms is het beter om maar meteen van wal te steken.
Harry kijkt verontwaardigd en Ron trek een vies gezicht. Hermelien schudt netjes haar hoofd.
“Waarom zoek je Malfidus?” Harry kijkt haar achterdochtig aan. Natuurlijk kijkt hij haar achterdochtig aan.
“Peter heeft nog iets van hem.”
Ron lacht. “Peter weet in ieder geval hoe hij zijn tijd nuttig kan besteden.”
Hermelien lijkt er iets van te willen zeggen, maar stuurt hem uiteindelijk alleen maar een blik die Loena niet goed kan ontcijferen.
“Dus jullie hebben hem niet gezien vandaag?”
Ron en Harry schudden uiteindelijk hun hoofden, al dan met tegenzin.
Peter is degene die hem vindt. Ze weet niet hoe, wil ook niet weten wat er voor aantrekkingskracht tussen de twee bestaat, maar op dat moment is ze alleen maar blij als het wezentje haar aan haar mouw meetrekt terwijl hij zijn vleugels uitslaat, het kasteel door, honderden trappen af en minstens zoveel gangen door, om in de bibliotheek terecht te komen. De bibliotheek. Daar had ze vanochtend nog gekeken. Dat vertelt ze Peter ook, maar die zeult haar alleen maar mee en stoot een vastberaden piep uit.
En hij heeft gelijk. Want als ze eenmaal een rij verlaten boekenkasten hebben doorkruist, slaan ze de laatste hoek om en ziet ze hem meteen. Hij zit gebogen over een boek en lijkt diep op te gaan in de woorden.
“Draco.” Ze ziet alleen maar zijn rug, maar zijn houding verstijft zodra hij haar stem hoort.
Na een aantal ogenblikken draait hij zich langzaam om, gezicht zo ongeïnteresseerd als mogelijk is.
“Kan ik je helpen?”
Vijandig. Niet ongeïnteresseerd. Vijandig.
“Ja.” Ze schuifelt heen en weer, weet niet zo goed wat ze aan moet met hem. Hoe meer ze hem tegenkomt, hoe minder ze hem lijkt te herkennen.
“Zeg het eens,” zegt hij verveeld en laat zijn hoofd hangen, richt zich weer op de pagina die opengeslagen ligt.
“Kijk me alsjeblieft aan, Draco.”
Hij negeert haar.
“Draco?”
Geen beweging.
“Draco.”
Niets.
“Je kan me niet eens aankijken.” Ze schudt haar hoofd, vol ongeloof. “Je—” Ze fronst eens diep, probeert de nieuwe Draco te omvatten. “Wie ben jij?”
De realisatie dat deze jongen niet de Draco is die zij ooit als beste vriend had doet haar nog iets anders inzien: als hij niet meer diezelfde jongen is, dan kan deze versie zo duister zijn als Sneeps haar. Ineens is ze er niet meer zo zeker van dat Harry ongelijk had. “Misschien is het waar,” zegt ze. Even voelt het alsof haar hart in duizend stukjes uiteen valt.
Hij tilt zijn hoofd op en zucht. “Misschien tijd om eens een bezoekje aan St. Holisto's te plegen? Wie weet is het nog niet te laat om je verstand terug te vinden. 't Zal vast nog wel ergens in dat hoofd van je zitten. Als ik je nog kan helpen met zaken van deze wereld, je weet waar ik zit.” En hij gebaart eens theatraal naar zijn boek en naar zijn lichaam. Zijn ogen dwalen weer af naar de zwarte inkt op het papier.
Ze stapt op hem af en reikt ondertussen naar de kettingen rond haar hals, trekt de zijne los. “Deze vond ik.” Ze laat hem bovenop zijn woorden vallen, probeert zijn gemene commentaar te negeren, al is het maar zodat ze gauw weer kan vertrekken.
“Heel mooi,” mompelt hij, strak voor zich uit starend. Hij schuift het sieraad opzij, gaat verder met haar blik volledig te ontwijken. “Ik ben helaas niet zo van de sieraden, dus je kan hem beter zelf houden.”
“Deze is niet van mij, Draco. Dit is de jouwe.” Loena laat zich op de stoel naast hem zakken en trekt haar benen op. Met deze nieuwe ontdekking bekijkt ze hem ineens vanuit andere ogen. Ze merkt dingen op die ze nog nooit eerder had gezien: zijn ogen, waarvan ze altijd had gedacht dat ze dezelfde kleur waren als die van haar, zijn veel doffer en killer; zijn haren zijn te bleek; zijn huidskleur ook. Alles aan hem is te bleek, alsof de vreugde uit hem is gezogen en alleen maar leegte heeft achtergelaten. Een dementor zou hem geen blik waardig gunnen.
“Je vergist je, ik—” hij begint zijn hoofd te schudden. Zijn strakke houding verslapt, alsof ze eindelijk iets heeft gezegd dat tot hem doordringt.
Ze haalt haar eigen tevoorschijn, legt die naast de zijne. “Waarom zouden er dan twee zijn? Kijk.”
Draco kijkt eindelijk, al is het met een flinke dosis tegenzin.
Hij wrijft eens in zijn ogen, gaat met moeite rechtop zitten en schuift het boek langzaam van zich af.
“Oké.”
Loena wacht op meer, maar er komt alleen maar stilte. “Oké?” Ze bekijkt hem nog eens. Draco is te licht om duister te zijn. Hij is te licht. Het klopt van geen kant. Ze snapt er niets meer van.
“Ik heb hem bewaard. Dat is toch wat je wilde horen?” Hij klinkt nog steeds gepikeerd, maar de bijt lijkt weg te zijn. Alsof hij niet meer probeert om zichzelf te verdedigen, denkt ze, misschien omdat hij niet meer weet hoe hij zich eruit moet kletsen.
En nog steeds snapt ze niet waarom. Waarom hij zich uit hun vriendschap—de restanten daarvan, in ieder geval—probeert te praten. Alsof het iets is om je voor te schamen. Misschien is het wel haar schuld. Dat weet ze niet zeker.
“Ja. Ik snap alleen niet waarom,” zegt ze, om zich een weg door de verstikkende stilte te banen. Draco wil haar niet helpen, dus moet ze het zelf maar doen.
“Ik wilde mijn belofte niet nog verder verbreken,” geeft hij beschamend toe. Ze weet niet waar hij zich nu weer voor schaamt: voor haar of voor hoe hij zich heeft gedragen. Waarschijnlijk dat eerste.
“Belofte?”
“Niet afdoen. Ik mocht hem niet afdoen, weet je nog?”
“Dat was ik vergeten.”
Ze werpt een blik op de kettingen, merkt nu pas op dat ze allebei een ander koord hebben. Die van haar is nog steeds van touw, zoals ze hem oorspronkelijk gemaakt had met haar moeder. Die van Draco heeft een zwart, leren koordje gekregen. Dat ze dat niet eerder heeft gezien.
“Hij is anders.”
“Mijn moeder.” Hij lijkt niet bereid om verdere uitleg te geven, dus knikt ze uiteindelijk alleen maar langzaam en voegt nog een punt toe aan haar lijstje Draco's Mysteriën. De lijst is zo lang dat het haar duizelt.
Aarzelend steekt hij zijn hand uit naar het sieraad, alsof hij bang is gebeten te worden, pakt hem uiteindelijk voorzichtig op en trekt hem naar zich toe. Hij draait de schelp om in zijn handen, om en om en om, zijn duimen glijden over de richels en kleine kratertjes. Het ziet eruit alsof zijn handen deze handelingen vaker afleggen, maar ze durft niets meer van hem aan te nemen.
Uiteindelijk belandt de schelp met de holle kant naar boven. Draco staart in het diepe alsof hij daar de geheimen van het universum hoopt te vinden. “Wat is er met de bezwering gebeurd?”
Ze moet even nadenken voordat ze snapt waar hij het over heeft. Zodra het haar begint te dagen, pakt ze de hare ook op en tuurt naar het portaal dat nu geen portaal meer is.
“Bezweringen houden op met bestaan als de tovenaar komt te overlijden.”
“Weet ik. Wat heeft dat te maken met—” Als ze hem aankijkt kan ze de puzzelstukjes op hun plaats zien vallen. “Dat is—ik wist het niet.”
Loena fronst, zich afvragend hoe hij dat niet weet. Ze had het hem in één van haar brieven geschreven. In meerdere zelfs.
“Is dat waarom de brieven stopten?”
Haar frons is nu zo diep dat haar voorhoofd pijn doet. Ze ontspant haar gezicht, snapt niet wat hij bedoelt. “Stopten? Ik bleef schrijven totdat we naar Zweinstein mochten.”
Draco is even—alweer—stil, voordat hij met een stem zo zachtjes dat ze hem bijna niet verstaat fluistert: “Ik ook.”
of: sorry. de verleiding was te groot
Reacties:
U SIRIUS BRO
(le pun, haha )
U SIRIUS
Y U HURT ME LIKE THIS
damn feels
Hoe durf je? Hoe durf je?! This some The Notebook kinda shit. Ze hebben elkaar geschreven? En niets aangekregen? Zaten hun ouders er voor tussen dan? Bij Draco kan ik me dat zo inbeelden, maar Xenofilius ook? Really? I asdjhekqfhd?!?
(Dat was geen positieve keyboard smash.)
Holy fucknuggets. Dit hoofdstuk deed pijn. De awkwardness, Loena die het niet snapt, Draco die probeert te doen alsof hij haar niet mag/mist. Fuck me sideways, de sfeer kwam zo goed over dat ik 'm voelde tot in de bodem van m'n maag.
(Also fuck you.)
Ik ben zo benieuwd hoe dit nu verder gaat! En of Draco ooit nog weer vrienden met wordt met Loena. I really love Luco!!!!