Hoofdcategorieën
Home » Overige » All The Little Lights » Avonturen liggen op straat [Tokio Hotel]
All The Little Lights
Avonturen liggen op straat [Tokio Hotel]
Het stadje waar ze woonden was altijd al door de muur doorkieft geweest. Nooit hadden de kinderen erbij stilgestaan. Er liepen misschien geen wachters over te patrouilleren, zoals bij de buitenste stadsmuren, maar verder was het gewoon een muur. Pas als ze buiten de stad waren gekomen, hadden ze misschien opgemerkt dat de stad verder doorliep dan ze dachten. Dat er pal naast hun woonruimte nog een hele nieuwe wereld lag waar ze niets vanaf wisten.
Maar de gebroeders Kaulitz waren nog nooit ten noorden van de stad geweest, en hadden dat dus ook niet gezien. Erg vreemd was dat niet. De wereld was een alles behalve veilige plaats, zeker voor twee tienjarige kinderen.
Wel waren ze praktisch altijd op straat te vinden. ‘s Ochtends na het ontbijt vlogen ze meteen de deur uit, om stipt voor het avondeten opnieuw binnen te vallen.
Zoals elke ochtend wachtten ze hun vrienden op bij het plein voor de kerk. Beide broers stonden te trappelen van ongeduld. De vorige dag hadden hun vrienden eerder naar huis gemoeten om te helpen, en terwijl ze met z’n tweeën door de straten zwierven, deden ze een fantastische ontdekking. Dat moest natuurlijk gedeeld worden met hun vrienden! Die waren alleen laat.
Uiteindelijk kwamen de twee jongens bijna op hetzelfde moment aansjokken. Hun ontbijt hadden ze nog maar net achter hun kiezen en hun slaap wreven ze nog uit hun ogen, maar daar hadden de Kaulitzbroertjes geen boodschap aan.
“Georg! Gustav! Hè hè, dat jullie ons ook nog met jullie aanwezigheid komen verblijden,” zei Bill meteen, die prompt van het muurtje waar hij op had gezeten sprong.
“Ook een goede morgen,” mompelde Georg, duidelijk nog steeds slaperig.
“Sinds wanneer zijn jullie zulke ochtendmensen?” viel de mollige jongen hem bij.
“Omdat,” zei Tom met twinkelende ogen, “we jullie absoluut iets moeten laten zien.”
De nieuwsgierigheid verdreef de ergste slaap. Tot hun grote ergenis lieten de Kaulitzen niets los, en bleef er voor de twee andere jongens niets anders over dan achter hen aanrennen.
Uiteindelijk stopten ze op de markt. Het was net zo druk als anders, met overal winkelende vrouwen, jattende kinderen en schreeuwende kooplui. De doordringende lucht van rottende vis hing in de lucht.
“Nog een klein stukje, daar is het!” schreeuwde Tom tegen zijn vrienden, druk wijzend naar een punt even verderop. Ze pakten elkaar bij de armen om niemand kwijt te raken in de enorme mensenmassa. Zo trokken ze gezamenlijk naar de muur.
“Dit?” zei Gustav, duidelijk niet onder de indruk. “Dan ga ik liever wat te eten snaaien. Ik lust wel weer wat.”
“Nee, nee, volg me,” zei de andere Kaulitzbroer uitdagend. Op zijn knieën klom hij achter een struik en verdween.
De twee vrienden keken elkaar vragend aan, maar besloten hun vriend maar te volgen.
Toen ze achter de muur weer overeind kwamen, konden ze hun ogen niet geloven. Overal stonden statige huizen, en de lantaarnpalen leken bedekt te zijn met goud. “Kom!” riep Bill, die al vooruit gerend was. “Tijd voor een avontuur!”
Ik vind 't eigenlijk jammer dat je dat gat pas zo laat introduceert, want zo had je niet genoeg woorden om te beschrijven wat erachter ligt. Verder vind ik het wel leuk om TH te lezen