Hoofdcategorieën
Home » Overige » I don't wanna be an American Idiot! » 2. Jesus of Suburbia
I don't wanna be an American Idiot!
2. Jesus of Suburbia
Ik loop over straat, tegen de richting in van de drukke menigte. Allemaal gaan ze dezelfde kant op. Ik wil niet zo zijn zoals de anderen, ik wil mijn eigen leven leiden. Ik loop stevig door. Kunnen die mensen niet even uitkijken? Ze lopen constant tegen me op. Ik wordt er echt pissig van. ‘Als je ook tegen die menigte probeert in te gaan, kan je beter daar lopen, heb je ook geen last van al die mensen.’ Zegt een stem naast me. ‘Huh? Oh, dank je.’ Zeg ik tegen de, voor mij onbekende, jongen. Zonder iets te zeggen lopen we een tijdje. ‘Dus, wat is jouw reden om niet met de rest mee te gaan?’ Vraagt hij. ‘Waarom zou ik? Ik leid mijn eigen leven. En wat is jouw reden?’ Vraag ik. ‘Komt zo’n beetje op hetzelfde neer.’ Zegt hij. ‘Oké. Wie ben jij trouwens? Ik heb je hier nog nooit gezien.’ Zeg ik. ‘Ik heb niet echt een naam nodig, maar ze noemen me Jesus of Suburbia.’ Ik kijk hem raar aan. Vage bijnaam. ‘Oké, ik ben Jimmy.’ Zeg ik. ‘Aangenaam kennis te maken.’ Zegt hij. We praten nog wat. Jesus of Suburbia leeft op straat, samen met een groepje andere mensen die hun eigen ding willen doen. Hij heeft hetzelfde probleem als ik; Niemand luistert of gelooft in zijn mening.
‘Hee, vanavond word er door iemand een feest gegeven. Ga je mee?’ Vraagt hij na een tijdje. ‘Oké, waarom niet.’ Zeg ik.
Die avond zijn we daar dus. Al snel komt hij met een fles bier aangelopen en geeft die aan mij. Vervolgens gaat hij weer weg, even later zie ik dat hij bezig is met de meiden. Ik grijns, volgens mij heeft hij te veel achter elkaar gedronken, het ziet er echt niet uit. Een blond meisje komt naar me toe. ‘Hier, neem maar.’ Zegt ze, en geeft een van haar sigaretten. Niet veel later word alles wazig, en daaruit kan ik nog net de conclusie trekken dat het geen gewone sigaret was. Maar het maakt niet uit, het maakt het feest er juist leuker op. De avond is veel te snel voorbij en we overnachten bij een van de vrienden van het feest.
De volgende ochtend gaan we naar het winkelcentrum. Op de parkeerplaats staan we met z’n allen te klooien. ‘Hier bij de parkeerplaats was ik vroeger altijd te vinden, ik ben er zo’n beetje opgegroeid.’ Vertelt hij. ‘Niemand keek ooit om naar ons. Een stel kinderen, smerig van alle rotzooi op straat, en niemand gaf erom. Waarom zouden ze?’ Zijn stem druipt van de afschuw. ‘Ze zijn waarschijnlijk bang dat ze zelf vieze handen zouden krijgen. Daarom doen ze alsof ze het niet zien, maar ze wéten wel dat die kinderen er zijn. Ze wíllen het alleen niet weten.’ Zeg ik. Ik ga het winkelcentrum in. Hier en daar staan graffiti teksten geschreven. Ik lees ze. Het zegt weinig, maar tegelijk weer heel veel. Een ding is zeker, ik haat deze stad, en de mensen die hier wonen. Ze geven niets om de ander. En vroeg of laat vertrek ik hier vandaan.
Ik ga weer terug naar de groep. Met zijn allen kalken we een muur onder. Teksten met ónze mening, en niet die van een ander. Het maakt ons niet uit wat ze ervan vinden.
Even later krijg ik bonje met een van de anderen uit de groep. Het eindigt met knokken. De meeste mensen lopen met een grote boog om ons heen, uit angst dat ze hierbij betrokken raken. Maar wij weten dat het iets tussen ons is. Een paar mensen van de groep schreeuwen dat we moeten stoppen. Anderen proberen ons uit elkaar te trekken. ‘Jimmy, kom maar even mee.’ Jesus of Suburbia roept me. ‘Sommige mensen kun je beter te vriend houden. Of simpel weg geen ruzie mee proberen te maken. Geloof me, hij heeft al een paar keer gezorgd dat een aantal mensen met botbreuken uit zo’n ruzie kwamen.’ Zegt hij. Ik voel mijn mobiel trillen in mijn broekzak. ‘Even geduld, vervolg komt zo.’ Zeg ik. Ik neem mijn mobiel op. ‘Jimmy, waar zit je? Waar was je vannacht?’ Vraagt Jade bezorgt. ‘Ik ben…bij een paar vrienden.’ Zeg ik. ‘Wanneer kom je thuis? Ik zat gisteren avond de hele tijd op je te wachten.’ Zegt ze. ‘Ik kom eraan Jade.’ Zeg ik en hang op. ‘Problemen?’ Vraagt hij. ‘M’n vriendin. Ze maakte zich zorgen omdat ik niets van me heb laten horen.’ Zeg ik. ‘Wonen jullie samen?’ Vraagt hij. ‘Jep.’ ‘Al lang?’ ‘Nog maar kort.’ ‘Ik ben benieuwd hoe lang dat gaat duren.’ Zegt hij, meer in zichzelf dan tegen mij. ‘Geen idee, maar ze weet hoe ik over deze stad denk, en ze weet dat ik hier weg wil. Alleen wil zij niet weg.’ Zeg ik. ‘Dat is jammer.’ Zegt hij.
We gaan naar mijn huis. Daar pak ik alles in om te vertrekken. Jesus of Suburbia kijkt rond. ‘Niet verkeerd hoor, dit pandje.’ Zegt hij. Jade komt in de deuropening staan. ‘Ga je weg?’ Vraagt ze. ‘Jep.’ Zeg ik, nog steeds inpakkend. ‘Waar ga je heen?’ ‘Maakt dat wat uit?’ Vraag ik. Ze zucht. ‘Wanneer kom je terug?’ ‘Geen idee.’ Ik pak mijn jack van mijn bed af en trek het aan. Zonder verder iets te zeggen ga ik naar buiten, en stap ik de auto in, op de voet gevolgd door Jesus of Suburbia. Jade probeert me nog tegen te houden. Ze smeekt bijna om hier te blijven, maar ik ga er vandoor. Geen schaamte, geen leugens meer, geen excuses. Ze kijkt de auto na tot we uit het zicht zijn. ‘Je hebt een andere bijnaam nodig.’ Zeg Jesus of Suburbia. We gaan langs het winkelcentrum, naar het muurtje wat we laatst beklad hadden. ‘Hmm… Ze hebben het weer schoon gemaakt.’ Zeg ik. ‘Dat nodigt uit om er weer wat op te schrijven. Zij zijn niet de baas over jou.’ Zegt hij. Ik schrijf heel groot de tekst Saint Jimmy, en we verlaten het centrum, de stad uit.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.