Hoofdcategorieën
Home » Overige » The 500 Challenge » Summer knife
The 500 Challenge
Summer knife
Droog gras kriebelde in mijn nek terwijl ik naar de lucht keek. Dat ik hier rustig kon liggen leek te mooi om waar te zijn. Normaal gesproken zou ik gestoord worden door mijn vader, diens vriendin, mijn zusje of broertje, of erger: mijn hormonen.
Maar het was echt, het was waar, ik lag in het gras, zonder gestoord te worden van schuldgevoel, van schaamte, van pijn of verdriet. Ik liet mijn handen over arm naast me glijden en zag hoe er kippenvel ontstond.
Niemand die ooit van ons mocht weten, niemand die dit zo accepteren, maar dat weerhield me niet de nachtelijke hemel de rug toe te keren en de duizendmaal interessantere lippen te onderzoeken met mijn mond.
Een ruwe hand deed me mijn ogen openen en ik besefte dat de werkelijkheid gruwelijk was. Ik draaide me op mijn zij en keek in het rode, verwrongen gezicht van mijn vader. De enige man die ik verafschuwde.
O Hell. De dagen, de weken, de maanden, volgden. Dat ik niet meer luisterde naar de tyran des huizes. Dat ik stukje bij beetje mijn eigen leven ging leiden leek hem niks te doen. Ook al moest ik buigen, bloeden, werken voor de man die zei mijn vader te zijn. Ik trok me er steeds minder van aan. De koude winter ging voorbij, de lente liep op zijn eind.
Dat was de avond dat ik hem ontmoette.
Muziek had uit de boxen geschald, in de club waar ik mijn hart verloor. De kamer had vol rook gestaan. Hij had me aangesproken en we waren naar het park gegaan. Weg van de drukte en zwetende lijven.
Sinds die nachtelijke wandeling zochten we elkaar vaker op, meer midden in de nacht dan overdag. Hij was het die me duidelijk maakte dat liefde geen monster was, maar een engel. Hij was het die me liet zien dat liefde geen geweld of pijn was, maar mooi, wonderbaarlijk en vooral verlangend naar meer.
Hoe meer nachten ik met hem doorbracht hoe gelukkiger ik was. Hij woonde op zichzelf en ik trok steeds meer bij hem in. Op de laatste schooldag was er op een lege klerenkast, bed en bureau na niks meer in mijn oude kamer dat je nog zou kunnen herinneren aan de duizenden tranen die ik er vergoten en verdrongen had.
De zomer brak aan. Ik was gelukkig. We gingen er veel op uit, al vermeden we de mensenmassa's waar we dat konden. We zochten meer de bossen, velden en plassen op. Uren brachten we er door, de tijd vergetend, en keerden dan pas de volgende dag terug naar zijn flatje waar we gewoon doorgingen met waar we gebleven waren. Met de liefde raakte ik meer en meer ervan overtuigd dat het leven een paradijs was.
Sterren straalden, een volle maan scheen op de open plek in het bos. Droog gras kriebelde in mijn nek. Maar noch de maan, noch de sterren hadden mijn aandacht. Ik had mijn ogen dicht en stierf in gelukzaligheid aan zijn mes.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.