Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Stand alones » Fascinatie

Stand alones

21 sep 2015 - 23:56

1501

1

408



Fascinatie

Schrijfuitdaging september 2015 - De dood

Hij had de man voor het eerst gezien in de drukke gangen van het metrostation. In de haastende mensenmassa kon hij onmogelijk niet opvallen. Wie bleef er dan ook onvermurwbaar stilstaan op een plek als deze?
Maar zelfs als hij een rustigere plek zou hebben uitgekozen, had Merlin hem zonder twijfel gezien. Er leek iets van de statige man uit te gaan waardoor je wel naar hem moest kijken, al leek hij de enige te zijn die dat daadwerkelijk deed. En de man staarde terug. Zijn ogen, ijzig als een gure decemberdag, keken hem recht aan.
Vanuit het niets voelde Merlin een enorme angst opkomen. Zijn lichaam blokkeerde. Omdraaien! Wegwezen! schreeuwden zijn diepste instincten hem toe.
Een half uur later stapte hij compleet verregend in de metro een halte verderop.

Het bleef echter niet bij die ene keer. Op de meest onverwachte momenten doemde het gerimpelde gezicht op met steeds dezelfde stoïcijnse blik. Altijd droeg hij hetzelfde smetteloos zwarte pak, waar het vuil van de Londense straten geen grip op leek te krijgen. En elke keer weer vertelden zijn instincten hem te rennen.
Steeds meer begon Merlin te vermoeden dat hij inderdaad de enige was die de man zag. Maakte dat hem gestoord? Hij vreesde van wel. Maar in een wereld waar iemands hand in de jouwe of een oneffen huid al genoeg waren om nekken te verdraaien, dacht hij niet dat een starende man in een te chic pak zo weinig aandacht kon trekken. Jammer genoeg had hij nooit iemand bij zich om die hypothese te controleren, en Arthur had hem meteen voor gek versleten toen hij over de man was begonnen.
Maar op een dag die net zo ijzig was als de ogen van de man, besloot Merlin over zijn angst heen te stappen om wat antwoorden te krijgen. Hij draaide zich deze keer niet om, maar stapte met ferme passen op de vreemdeling af. Terug kon hij nu niet.
“Ken ik u ergens van?” vroeg Merlin toen hij voor hem stond.
De stoïcijnse uitdrukking die permanent in zijn gezicht gegrift leek te staan, brak tot een lach. “Jij mij gelukkig niet, maar jou ken ik zoveel beter dan je weet of überhaupt zou willen.”
Merlin keek hem verward aan. Die kerel was compleet mesjogge! Hij mompelde wat, hard zoekend naar een manier om zich onder dit vreemde gezelschap uit te praten.
“Dit klinkt natuurlijk uiterst vreemd,” bekende de man. “Ik denk dat ik nog wel even heb. Wat zou je ervan zeggen om ergens wat te gaan drinken? Ik wil je best alles uitleggen, maar het lijkt me beter als je daarbij zit. Het kan nogal…” hij zocht het juiste woord, proefde ze in zijn mond, “overweldigend zijn.”
Hoewel zijn onderbuik hem nog steeds vertelde dat hij heel hard moest maken dat hij wegkwam, overwoog Merlin het voorstel toch. Hij wilde immers antwoorden. Hoe gestoord de man ook klonk, de hele situatie was uiterst vreemd, en dat was waarschijnlijk wat hem deed besluiten om toch mee te gaan. Als hij een seriemoordenaar was, kon hij hem immers moeilijk vermoorden in een café vol met mensen.
Even later zaten ze dan ook beide achter een dampend kopje thee. Merlin wiebelde ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. “Dus, brand los. Wie bent u?”
De man blies nadenkend de stoom boven zijn theekopje weg. “Ik heb vele namen. Sommigen oud, anderen recenter, de meesten vergeten. Zelf prefereer de eenvoudigste. Noem mij maar gewoon De Dood.”
Merlin was blij dat hij nog geen slok van zijn thee had genomen, want dan zou hij het nu over het strakke pak van zijn tafelgenoot uitgesproeid hebben. Die kerel was nog labieler dan hij dacht! “Als in: Magere Hein?” vroeg hij. Nu hij er toch was, kon hij het spelletje net zo goed meespelen.
Zijn tafelgenoot trok een zuur gezicht. “Ik snap niet waarom jullie stervelingen zo vast blijven houden aan die naam. Ik zie de aantrekkingskracht totaal niet.”
“Moet u nu dan geen mensen naar het hiernamaals helpen?”
“Tijd is relatief. Hoe zou ik anders al jullie doden in m’n eentje kunnen begeleiden?” antwoordde De Dood kalmpjes. “Maar goed, we zitten hier niet om over mijn bestaan te praten, maar over het jouwe. Dus, Merlin, hoe is het ermee? Heb je een vriend?”
Merlin knipperde verrast, van zijn stuk gebracht door de totaal onverwachte vraag. “Wat? U weet toch zoveel van me?”
“Je fascineert me zeker, ja. Mijn kennis beperkt zich echter vooral tot het grote geheel. We hebben elkaar al vaak ontmoet, jij en ik, maar daar herinner jij je niets meer van. Dus vertel me: hoe staat het er nu voor?”
Hij nam voorzichtig een slokje van zijn thee voor hij antwoordde. “Ik heb een vriend, ja. Arthur. Maar waarom is dat van belang?”
Een nieuw glimlachje verscheen op het gezicht van De Dood. “Mooi, heel mooi. Ik zou dat theekopje maar even neerzetten als ik jou was. Dit gesprek gaat nog heel wat vreemder worden.”
Meteen belandde het kopje weer op tafel. “Verras me.”
“Dat heb ik al gedaan,” zei De Dood simpelweg, nu werkelijk glimlachend. “Jouw vriend, Arthur, heeft iemand flink tegen zijn schenen geschopt.”
Merlin barstte meteen in lachen uit. “Vertel mij wat. Wie was het deze keer?”
“'Deze keer’ is om eerlijk te zijn een behoorlijke tijd geleden. Zegt de naam ‘Hades’ je toevallig wat?”
De lachbui werd gestopt door de naam van de god. “Als in: Hades de Griekse god van de dood?”
“De koning van de Tartarus, ja. Het is een lang en ingewikkeld verhaal, maar het komt erop neer dat hij Persephone, Hades’ vrouw, heeft opgejaagd en ter dood wilde laten brengen. Kansloos natuurlijk, iedere ziel weet dat goden onsterfelijk zijn, maar hij had niet door wie hij voor zich had. Hades was uiteraard woedend, en heeft hem uit de Tartarus verbannen. Maar dat was hem nog niet genoeg, en dat is waar jij in beeld komt.”
Merlin staarde hem aan. Zijn hart klopte in zijn keel, hoe absurd het verhaal ook mocht klinken.
“Hades was van mening dat nooit de rust van de dood kunnen vinden nog niet genoeg straf was. Dus koos hij hetgeen wat Arthur het meest liefhad, en nam het weg.”
“En dat ben ik,” zei hij zwakjes.
De Dood knikte. “Heel scherp. Rouw doet natuurlijk pijn, maar een eeuwigheid is lang. Lang genoeg om zelfs zo’n verdriet te vergeten. Dus in plaats van jou een plaatsje in de oneindige rust van de onderwereld te geven, liet hij je telkens weer reïncarneren. Als timmerman, muzikant, stalknecht, edelman, tovenaar: man, wat ben jij veel geweest. Iedere keer weer donderden jij en Arthur in elkaars armen, in de meest verslindende vorm van liefde. En elke keer stuurt hij mij er weer op uit om je op te halen.”
“Maar Arthur sterft niet? Hij weet dit dus allemaal?” vroeg Merlin kwaad.
“Nee,” zei De Dood, zonder zijn kalmte te verliezen. “Ook Arthur sterft en reïncarneert, en ook hij herinnert zich niets. Tot jij sterft: dan komen al zijn herinneringen boven in een verstikkend déjà vu, en vervolgens moet hij zich door de rest van zijn leven worstelen met niet alleen het gewicht van jouw laatste dood, maar al jouw sterfgevallen op zijn rug. Atlas is er niets bij.”
De jongen hapte naar lucht. Al zijn twijfels over de man waren vergeten, al had hij ergens echt wel door dat het verhaal compleet krankzinnig was. Het was alsof er iets klikte. Rationeel kon hij het niet verklaren, maar hij wist dat het waar was. “Waarom vertelt u me dit?”
“Zoals ik al zei: je fascineert me. We hebben elkaar al zo vaak ontmoet, maar nooit heb ik je mogen houden. Ik durf zonder twijfel te zeggen dat ik jou van alle stervelingen het best ken.”
“Maar hier heb ik toch niets aan?” Merlin had niet door hoe hard hij riep. “Je bent vervloekt en sterft keer op keer om de liefde van je leven te pijnigen: gefeliciteerd en succes ermee! Wat moet ik daar nou mee?"
De Dood haalde zijn schouders op. “Geen idee. Ik zou wel iets minder schreeuwen als ik jou was. Mensen zouden kunnen denken dat je niet helemaal goed bij je hoofd bent.”
Wanhopig haalde hij zijn handen door het haar. “En er is werkelijk helemaal niets dat ik kan doen? Ik moet nu gewoon leren leven met het feit dat ik over niet al te lange tijd om ga komen en Arthur daarmee ongekend veel pijn ga doen?”
“Is dat niet de basis van het stervelingenbestaan?”
Merlin had genoeg gehad. Hij stond op, pakte zijn tas van de grond en beende weg. “Bedankt voor niets,” snauwde hij De Dood toe, voor hij weer in het ijzige Londen verdween.
Kwaad beende hij door de straten. Tranen prikten achter zijn ogen, begonnen te vallen. Hoe moest hij hier mee leven? Wat moest hij Arthur vertellen? Het hele verhaal, besloot hij. Arthur speelde er de hoofdrol in, dus hij kon maar beter weten wat eraan zat te komen. Maar het was Arthur. Zou hij hem überhaupt geloven?
Over die zaken hoefde Merlin zich niet langer zorgen te maken. Met zijn hoofd in een verleden dat hij nooit gekend had, zag hij de denderende bus in het heden niet aankomen.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 21 sep 2015 - 22:46:
O man!
Dit is aw.so.me.
Echt heel heel erg mooi opgebouwd!