Hoofdcategorieën
Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoodstuk 2 Thuis
S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond
Hoodstuk 2 Thuis
Waar zij in de kou zat, was hij al zijn huis binnen gegaan. Het huis waar te zien was dat hij ontroerd is van zijn eigen bijna spier witte haar en zijn ijzige lichtblauwe ogen. Die kleuren waren overal in zijn huis te zien. Hij leefde alleen en dat vond hij prima. Alle tijd om na te denken over van alles en nog wat. Alles wat hij dacht schreef hij op in een speciale kamer. Ook dit keer was dat direct waar hij naar toe ging. In de kamer stond zijn koffie van vanmorgen nog. Koud als het zwarte goedje was besloot hij het toch te drinken. Met de koude koffie naast zich ging hij zitten met pen en papier voor zich en schreef op wat hij zoal dacht. Zijn gedachten waren niet moeilijk te raden. Alles waar hij aan dacht bij het meisje schreef hij per direct op. Boven aan het papier stond de beschrijving van het enige wat hij van haar zag. Meisje met rode haren en roodbruine ogen. Even keek hij naar buiten waar de eerste sterren al te zien waren van uit het kleine raampje dat precies op zijn oog hoogte zat.
Bij deze sterren vroeg zij zich af of ze vannacht nog wel binnen komt. Nog steeds was ze nergens anders met haar hoofd dan bij haar gedachten die haar overal heen leiden. Werelden die haar laten afvragen hoe ze er ooit bij kan komen. Ze word bruut uit haar gedachten gehaald als ze haar naam hoort. Een vrouw met dezelfde rode haren als die van haar kwam aan lopen. Het was haar moeder. Van beide kanten was de grote verbaasdheid goed af te lezen. Ook bij haar ging eindelijk de deur naar warmte open. De grote gang was donker tot het sterk verlicht werd door de grote lamp die aan het plafond hing. De moeite om te vragen waar haar moeder was wilde ze niet nemen. Waarom zou ze? Ze zit hier toch al met tegenzin. Bovendien werd die vraag al beantwoord door haar moeder, zoals gewoonlijk. Die wacht nooit een vraag af.
Dezelfde stilte, deze keer gewilde stilte was ten gunste van de jongen die graag zijn gedachten uitpluist. Hem viel wel op dat hij meer vraag had dan antwoord, maar zodra hij antwoord had werd er een vraag doorgestreept als teken dat hij een oplossing gevonden had. Dat deed hem altijd goed. De duisternis was inmiddels gevallen in de buitenwereld. Tijd wilde hij zich niet beseffen. Het was fijn om lekker weg te denken. Hij leunde achter over en keek naar de vragen die hij op zijn plafond had gehangen. Toch las hij de vragen niet. De eerst volgende vraag kwam hem al op. Hoe kun je nou naar een tekst kijken en toch de verleiding weerstaan
om te gaan lezen? Hij schudde zijn hoofd en glimlachte. Heerlijk vond hij het. Zijn vragen werden verstoord door de oplossingen die hij zo opeens bedacht. Hij schoot naar voren van zijn stoel af en zocht chaotisch naar de papieren waar de vragen opstonden waar de oplossing nog ontbraken waar hij zo juist aan dacht. De papieren vlogen in het rond op dezelfde chaotische manier waar in het andere huis met spullen gesmeten werd omdat er weer is een ruzie was uitgebroken.
Ze was er al 2 uur en haar moeder had het alleen nog maar over hoe geweldig haar bijeenkomst was, die ze belangrijker vond dan de komst van haar eigen dochter. Na 2 uur was de druppel wel gekomen. Ze had er genoeg van. Elke keer dat egoïstische gedrag van haar moeder, nog niet eens vragen hoe haar reis was die ze al zo vervelend vond. Ze had het tot nu alleen nog maar gedacht, maar nu glipte het haar er zo uit. Ze schreeuwde tegen haar moeder dat ze alle begrip heeft voor haar vader dat hij bij haar moeder is weggegaan. Ze moest ervoor naar haar kamer, dat was te verwachten. Niet dat ze dat zo erg vond. Haar moeder had toch geen interesse in haar. Haar laatste woorden voor ze naar haar eigen domein ging waren dat ze op een dag weg zou zijn en haar moeder dan niemand meer heeft om zich zorgen om te maken behalve zichzelf en dat niemand haar meer iets zou vragen. Die worden kwamen uit haar mond als een vloek. Ze schrok er zelf zelfs een beetje van, maar dat mocht ze absoluut niet laten merken. Ze stormde haar kamer in en smeet de deur dicht zonder eerst de moeite te
nemen om licht aan te doen.
Als in een scene overgaand zwaait er een klein schemer lampje heen en weer en zit er een
persoon middenin papieren omhoog te gooien. Een paar had hij er al gevonden, sommige
papieren waren half leeg, maar dat leek zo te horen. Toen hij ze allemaal verzameld had haastte hij zich naar zijn bureau waar zijn koude koffie stond. Door zijn gehaast vlogen er meer en meer papieren in het rond. Haastig pakte hij een pen en schreef alsof zijn leven er van af hing de oplossingen op de papieren waar de vragen op stonden. Waarom hij dit deed wist hij zelf niet eens. Het was of er een drang was die er voor zorgde dat hij het moest opschrijven. Zelfs de vragen waren als een drang voor hem. Hij wist zijn hele leven niets anders. Zijn ouders werden altijd gek van zijn vragen. Geen wonder dat hij vroeg het huis uit
ging. Eventueel wat te vroeg, maar hij redde zich wel. Hij was altijd graag alleen. Al dat kinderachtige gedoe hoefde voor hem niet. Hij dacht veel liever na. Het liefst over dingen waar niemand anders ooit aan dacht. Vrienden had hij niet. Had hij ook geen behoefte aan. Enige behoefte die hij had was alleen zijn, anders dan zijn tegenpool die juist het liefst mensen om zich heen had.
Het enige moment dat ze graag even alleen was, was nu. Nu met dat stomme gedoe met haar moeder. Haar egoïstische moeder, alleen maar oog voor zichzelf. Dezelfde waar ze van woede haast een vloek over uit sprak. Ze zat in de donkere kamer op haar bed. Ze verschool haar gezicht, ze wilde niet dat iemand haar zou zien. Het was niet alleen woede, ze was verdrietig.Verdrietig om haar moeder die niets om haar leek te geven. Niet dat het bij haar vader beter was, maar hij vroeg tenminste naar haar. Anders dan haar moeder. Ze voelde zich alleen. Nooit kan ze is wat van zich zelf vertellen. Het mag ook vooral niet belangrijk zijn als ik iets vertel, dacht ze. Ze legde zich neer op haar bed en huilde. Het heeft lang geduurd maar ze huilt. Langzaam huilde ze zich in slaap en voelde niet eens enige behoefte om nog iets te doen. Als het haar einde zal worden en ze opnieuw zou moeten beginnen, had ze dat niet eens
erg gevonden. En wie weet zou dat nog wel is uit komen.
Ze was niet de enige die het niet erg had gevonden. Soms werd hij ook gek van zichzelf. Hij wist niet waarom hij zo is hoe hij is. Ze zeiden wel is dat hij niet goed bij zijn hoofd was, maar hij wist wel beter. Hij had zich voorgenomen dat hij is wie hij is. Hij is gewoon Souta. Hij dacht aan zijn aparte naam. Souta: Sou van opeens en ta van groot. Opeens groot, dat betekende zijn naam. Wat vreemd toch. Hoe bedenken ouders het? Nog steeds druk bewegend met de pen in zijn hand, probeert hij uit alle macht zijn laatst bedachte oplossingen op te schrijven. Hij wist wel meer dingen op te noemen waarom hij zich zo afsloot. Gek was hij niet. Hij had gewoon iets speciaals, dat was iets wat hij zeker wist van zichzelf. Anders dan hem, moest er iemand nog er achter komen hoe speciaal ze eigenlijk is.
Nog steeds op haar kamer verschuilend, zat zich een hoop dingen af te vragen. Zou die rare gozer ook zo alleen zijn, dacht ze. Ze schrok van zich zelf bij die gedachte. Van alle mensen die ze kent, neemt ze iemand die ze totaal niet kent om aan te denken. Misschien was het zijn rust, of die doordringende ogen. Ze wist het niet. Heel in de verte hoorde ze zachtjes haar naam. ‘Mizore.’ Werd er gefluisterd. Ze schonk er geen aandacht aan ‘Mizore’ klonk het iets duidelijker. Nog steeds vond ze niet de wil om er aandacht aan te geven. ‘Mizore!’ galmde het in een keer. Haar woede was nog niet gestild dus de aandacht die ze besloot te geven was niet naar gewenste normen. ‘Wat! Wat wil je nou!’ Snauwde ze met een harde stem. Ze verwachte haar moeder in de kamer, maar ze was er niet. Ze stond vanaf de trap
beneden te schreeuwen.
Niet alleen Mizore hoorde haar naam. Ook Souta hoorde zacht zijn naam. ‘Souta?’ Werd er gefluisterd. Vriendelijk als altijd antwoordde Souta erg beheerst. ‘Zeg het eens?’ Alsof hij wist wie er naar hem vroeg.‘Dit is iets wat je niet alleen kan.’ Klonk er een stem. ‘Dat weet ik, maar met wie zou ik het dan moeten doen?’ Ondanks dat hij antwoordde, liet hij zich niet afleiden van zijn werk. ‘Jij weet wel met wie.’ Weerklonk de stem opnieuw. Al een stuk langzamer schrijvend leek het wel of Souta een gesprek wist te voeren met de stem. Het schemerlampje dat in de kamer hing zwaaide heen en weer met wisselend licht op de papieren
die door de kamer lagen. Souta hing over zijn bureau met een stapeltje papier onder zijn armen. De pen zat sterk in zijn vingers geklemd. Opeens was hij opgehouden met schrijven. Er heerste een grote stilte, het enige geluid dat er was, was het piepende geluid van de lamp die heen en weer zwaaide.
Van de piepende lamp die aan het zwaaien was, kwam er de duisternis waarin Mizore zich nog steeds bevond. Ze liet zich niet dwingen om naar beneden te gaan door haar moeder. Ze verschool haar hoofd en bedekte haar oren. Ze wilde het geschreeuw van haar moeder niet horen. Alles behalve dat. Langzaam begon ze uit te roepen wat ze wilde. Nog steeds bedekte ze haar hoofd en oren om het geschreeuw van haar moeder niet te horen. Uiteindelijk hield ze het niet meer vol en begon ze het ook uit te schreeuwen: ‘LAAT ME NOU EINDELIJK MET RUST!’ Schreeuwde ze uit. Herhaalde ze het een paar keer en barstte in huilen uit. Jammerend bleef ze herhalen dat ze met rust gelaten wilt worden. Even was er stilte en Mizore sloot haar ogen. Ook in haar gedachten die normaal helemaal vol zaten, waren leeg. Voor het eerst was zelfs haar volle hoofd helemaal leeg. Ze wou ook nergens aan denken. Die duisternis in haar hoofd duurde niet lang. Heel in de verte merkte ze een lichtpuntje op. Ze kneep haar ogen dicht want ze dacht dat ze haar ogen begon te openen. Het lichtpuntje bleef. Mizore begon in de war te raken van zichzelf. Langzaam werd het lichtpuntje een schim. Dit hielp haar niet echt om dingen beter te begrijpen. Het werd eerder steeds vager voor haar. De schim kwam steeds dichterbij waar voor Mizore de meest voorspelbare vraag te binnen schoot. Nog niet eens zeker of de vraag alleen in haar hoofd zat. ‘Wie ben jij?’ Schoot haar uit de mond.
Intussen was Souta uit zijn kamer gegaan en was op zijn oude, vervallen bank gaan zitten. Dat oude ding stond al bij zijn ouders. Het was zijn favoriete bank. Ook al sprongen de veren er al bijna uit. De chocolade vlek die hij had achtergelaten toen hij 5 was, zat er nog steeds in. Een tv stond er niet in de kamer. Niemand snapte waarom niet, alleen hij snapte dat. Andere mensen interesseerde hem sowieso niet. Nooit maakte hem iets uit, al moest hij dingen 2 keer doen. Hij had zich net neer geplant op de bank, leunde achter over met zijn benen over elkaar, of hij besloot weer op te staan. Hij had zin in een kop warme koffie, de half volle kop die in de andere kamer stond en al verre van warm was, was hem niet voldoende meer. In de keuken rommelde het koffiezetapparaat om van wat koffiedik en water een goede warme kop koffie te maken. Tijdens het wachten deed Souta dat wat hij het liefst deed. Hij dacht na. Problemen waren er voor hem om op te lossen. Zijn kleine gesprek met de stem had hem aan het denken gezet. Hij pakte uit de woon kamer pen en papier en legde dat op de kleine houten tafel neer. Op de tafel was er nauwelijks ruimte voor 2 personen en het was behoorlijk wankel. Daarnaast zat het ook vol met krassen en scheuren. De stoel die er bij stond was er niet beter aan toe, maar dat weerhield Souta er niet van om erop te zitten. Met zijn warme kop koffie ging hij aan de tafel zitten op de niet al te best uitziende stoel en begon zich te bedenken wat hij wilde opschrijven.
Alsof haar verbazing nog niet genoeg was kwam de witte schim alleen maar dichterbij tot het tenslotte recht voor haar stond. Mizore moest goed haar best doen om een beter beeld te krijgen wat ze precies zag. Steeds meer details werden duidelijk voor haar. Het leek een eeuwigheid te duren. De stilte was getroffen, woorden werden niet uitgewisseld. Voor het moment leek het of ze haar stem volledig was verloren. Alles wat ze zei leek in de stilte op te gaan. De woorden die ze uitsprak bestonden niet. Geen enkel woord leek te bestaan. Het was alleen zij, de witte schim en de stilte. Zelfs toen bleek dat de witte schim veel weg had van een klein kind die steeds meer een beetje kleur kreeg, bleef de stilte bestaan. Doe loos moest Mizore alles op alles zetten om maar een beetje een duidelijk beeld te krijgen. De gedaante van het kind vormde zich naar een jongen en de kleuren begonnen te komen. Het was niet meer dan een heel normaal jongetje met donker blonde haren en zacht uitdrukkende, groene ogen. Hij had een blauw - groen gestreepte trui aan, daaronder een heel eenvoudige spijkerbroek met wat gympjes van een maatje of 26. Niet ouder dan 6, dat was zeker. Mizore begreep er helemaal niets meer van. Ze wilde eruit ontsnappen, ze schudde wilt met haar hoofd in de hoop dat alles zou verdwijnen. Toen ze stopte met haar hoofd te schudden en haar ogen weer open deed, was er niets veranderd. Het jongetje stond er nog steeds, even lachte hij naar haar. Ze keek nog is goed en ze schoot in een shock van wat er gebeurde. Dat lief uitziende, kleine jongetje huilde en leek of het schreeuwde, maar er was geen geluid te horen. Had het pijn? Had ze iets verkeerds gedaan? Ze wist het niet. Alles wat haar bij stond was de enorme schrik.
Het in middels met nog maar 1 zin beschreven blaadje lag nog steeds op de tafel die op elk moment in zakken stond. Zoals gewoonlijk stond er een vraag op het blaadje. ''Wie moet mij helpen?''. Alsof hij niets beters wist, dacht Souta. Normaal weet hij vragen een erg mooie vorm te geven, maar deze. Deze was anders. Het was zo simpel, hij was het niet gewend van zichzelf. In een flits kwam hij terug op zijn vraag. Hij pakte een pakje sigaretten dat ergens verstopt was in de keuken la. Waarom lag het daar ook al weer in? Even keek Souta erg verwrongen. Hij fronste, haalde zijn schouders op en pakte een sigaret uit het pakje. De ronde,
witte stengel met tabak gevuld stak hij in zijn mond. Zoekend naar een aansteker stootte hij zijn hoofd aan een kastje dat nog half open stond door de overvolle inhoud die het bezat. Opeens was alles hem duidelijk. Waarom wist hij niet, maar alles was duidelijk. Hij haalde de stengel uit zijn mond, ging weer zitten en schreef exact op wat hij dacht. ‘Ik heb iemand nodig die jullie kan zien.’ Mompelde hij. Per direct schoot hem de volgende vraag te binnen die op hetzelfde blaadje kwam te staan die nu 2 zinnen bevatte. ‘Wie kan jullie zien?’ Schreef hij. Hij leunde achterover op de stoel die het bijna begaf de sigaret weer in zijn mond
stekend. ‘Als jullie weten wie, zeg het dan maar.’ Zei hij, de ruimte was leeg, maar voor hem was het of hij tegen een hele groep sprak. ‘Ja, doe dat maar, dan kan ik jullie verder
helpen.’ Intussen had hij zijn sigaret opgestoken en liet de overbodige rook uit zijn mond ontsnappen.
Inmiddels een beetje van de schrik bekomen, had ze niet verwacht dat nog een voorbereiding voor haar zeer nodig was. Niemand had kunnen voorspellen wat de situatie als volgende in zich had. Het jongetje leek gestopt te zijn met het willen schreeuwen. Toch was er geen opluchting aan. Het keek Mizore bijna smekend aan. De tranen kwamen in zijn ogen, als Mizore goed keek zag ze dat het geen mooie doorzichtige tranen van een kind waren die zo zout waren zoals ze die vaak proeft als ze huilt. Het waren tranen van bloed, het jongetje begon sneeën te krijgen, werd nog bleker dan het al was en de open wonden gingen bloeden. Ze had het gevoel dat ze wilde gillen zo hard ze maar kon. Het wilde er niet uit, ze kon niet gillen. Ze zat alleen vol angst te kijken hoe het jongetje zat te bloeden voor haar ogen. Ze had grote behoefte om ineens te gaan huilen. Net toen haar zoute tranen op het punt stonden uit haar ogen te vallen, stopte het jongetje met bloeden, de sneeën waren weg en ook huilde hij geen bloed meer. Sterker hij begon weer naar haar te lachen. Haar mond viel open en net zo
langzaam als hij kwam, was het jongetje ook weer verdwenen. Mizore kon gewoon niet bij wat er gebeurd was.
Zijn sigaretten peuk lag in de asbak verder weg te branden zonder dat zijn eigen lichaam er ook maar iets van proefde. Souta had zijn behoefte aan de sigaret verloren. Iets anders had zijn behoefte gevraagd, iets waar hij nu niet meer aan wou denken. Hij had genoeg gehad voor vandaag, het was erg laat en zijn bed die eigenlijk te groot was voor hem alleen zat te wachten in de van hem verwachtende chaotische kamer. Zijn 2 meter lange bed had hem geroepen. Haast had Souta nooit. Ondanks dat hij zo druk kon zijn met van alles en nog wat, had hij nooit haast. Alles deed hij pas wanneer hij er naar voelde. Nu was zijn gevoel om naar bed te gaan en pas in de ochtend weer verder te denken. Moeite om zijn pyjama aan te doen deed hij niet. Gewoon met zijn oud vervallen, witte shirt en zijn oude spijkerbroek met gaten ging hij onder zijn enorme deken liggen. Zachtjes legde hij zijn bijna spierwitte haren op het grote kussen waar zijn hoofd mooi in kon zakken, waar hij zo veel van hield. Nog even waren zijn ogen, die in het donker zelfs leken op te vallen, nog open. Daarna was de ijzig blauwe kleur van zijn ogen niet meer te zien. Het duurde niet lang of Souta viel in een diepe slaap. Ondanks zijn diepe slaap wist zijn onderbewust zijn hem toch wakker te schudden met een droom. Dromen deed hij vaker, maar deze was anders. Zo iets had hij nog nooit meegemaakt. Bijna of deze droom zijn hele leven wou veranderen.
Terwijl haar tegenpool al in slaap viel was Mizore nog klaar wakker. Ze wist uit het rare beeld van haar gedachten te ontsnappen. Haar ogen waren open en ze staarde in de duisternis die haar kamer over zich had. De duisternis had zelfs alle vormen van alles wat er in haar kamer stond weg genomen. Mizore zat recht op in bed en wreef in haar ogen. Ze dacht dat ze in slaap was gevallen en keek om zich heen. Ze keek in de richting van de klok die op die plek hoorde te hangen. Bijzonder was die wel, ze had hem van haar vader gekregen voor haar verjaardag. Hij was zo speciaal dat hij zelfs glow in the dark wijzers had. Natuurlijk werkten
deze na middernacht echt niet meer. Mizore was haar gevoel voor tijd volledig kwijt. Ze had geen idee hoe laat het was en had geen idee wat ze van de hele situatie moest denken. De vraag of het een droom was bleef maar in haar hoofd hangen, net als het beeld van het jongetje dat zo vreemd was. Ze wist zeker dat ze hem nog nooit eerder gezien had. Dus waarom hij in een droom zou voorkomen, als dat het al was, is al helemaal niet logisch. Het
moest een droom zijn geweest, nam ze zich voor. Mizore merkte dat de moeheid haar geslagen had en ze kroop onder de zachte dekens van eenden dons. Een koude rilling over viel haar waarnaar ze in slaap viel. Haar laatste gedachte was dat ze nooit meer zo een droom wilde meemaken. Ze sliep diep en was de rest van de nacht droom loos tot aan de volgende ochtend.
Voor Souta was de nacht lang en zijn droom alleen maar langer. Beelden schoten voorbij. Er kwam een witte schim voorbij, het meisje met het rode haar en de roodbruine ogen dat hij in de trein had ontmoet waar hij geen woord mee had uitgewisseld en zelfs een oud gebouw dat hem niet bekend was. Als in een visioen voorkomend leek alles zo echt. Hij liep door de kamers en gangen van het oude gebouw. Na een paar kamers bezocht te hebben was het wel duidelijk waar hij was. Het oude opvang tehuis voor geestelijk zieken. Het was al jaren gesloten omdat mensen er bijna mishandeld werden en er illegale praktijken bezig waren. Hij wist nog goed dat zijn moeder hem altijd verbood ook maar in de buurt te komen van dat instituut. De angst was hem bekropen en wanhopig zocht hij naar de uitgang. 3 maal kwam hij door dezelfde kamer met het beangstigende rode licht. Vanuit het plafond hing een ketting naar beneden met een vage zwarte vorm er aan hangend. Daarnaast hingen nog een stuk of 2 kettingen waarvan de staat totaal niet te zien was door het invallende rode licht. Het lopen was hem al snel rennen geworden, daarnaast zo erg dat hij geen idee had waar hij heen ging door het instituut. Vanuit de verte had het gebouw duidelijk meerdere verdiepingen, maar de trappen ontbraken. Er was geen trap te bekennen. Met zijn handen in zijn haren schoot Souta wakker. Het zweet drupte hem van het voorhoofd af vol hijgend keek hij angstig om zich heen. Een klein streepje licht kwam door de gordijnen heen. Het was ochtend.
Mizore lag nog in haar bed te slapen, ook al merkte ze de lichtstralen prima. Ze had er geen zin in. Zware nacht verdient goede rust, dacht ze stiekem. Deze rust werd snel verstoord door haar moeder die zonder kloppen binnen kwam en de gordijnen met een drukke bloemen print erop open trok. Gauw trok Mizore de deken over haar hoofd. Uit alle macht wilde ze niet uit bed, ze haatte het om zo ruw wakker gemaakt te worden. Haar vader deed altijd heel lief. Die vroeg of ze wilde opstaan en als niet liet hij haar slapen. Moeders daar in tegen deed mooi haar eigen zin. Mizore had haar te gehoorzamen, of ze wilde of niet. ‘Mizore opstaan, luie donder!’ Galmde het door de eerst zo stille en donkere kamer. Meteen borrelde de woede van
Mizore voor haar moeder weer op. ‘Het is weekend, laat me.’ Zei ze op een voor haar doende nog zeer vriendelijke toon. ''Niets mee te maken, ik zeg dat jij je nest uit gaat, dus dan doe je dat. Moet sowieso nog een hartig woordje met je spreken.’ Kreeg Mizore als antwoord terug op een snauwerige toon. ‘Waarover wil je me spreken dan?’ Vroeg Mizore geïrriteerd. ‘Dat weet jij heel goed dame. Ik wil het hebben over je gedrag van gisteren. Jouw gedrag van de laatste tijd staat me totaal niet aan.’ ‘Nou als je het er nu toch al over hebt, praat dan maar gewoon door en dan blijf ik gewoon liggen. Net zo makkelijk toch?’ Probeerde ze met een geintje bij haar moeder uit te halen. ‘Dat dacht ik dus niet, je bed uit. NU!’ Schreeuwde haar moeder ineens naar haar en trok de dekens weg die zo heerlijk warm waren.
De dekens vlogen van Souta af en hij stond per direct op. Zo was hij nou eenmaal. Hij wilde nooit blijven liggen. Wakker is voor hem wakker en pas gaan slapen wanneer je moe bent. Zoals hij elke dag deed ging hij eerst naar de keuken om een goede kop koffie voor zichzelf te zetten en daarna gauw naar zijn kleine, afgesloten kamertje gaan, met het kleine schemerlampje dat heel erg piepte als het heen en weer ging. Souta wilde de betekenis van zijn droom weten. Stiekem hoopte hij dat er geen vervolg zou komen, waarvan hij bijna zeker wist dat het wel zou gebeuren. Opnieuw stond het apparaat waar uiteindelijk zijn koffie uit zou komen te borrelen en stond hij er naast na te denken. Hij wist zeker dat zijn droom iets te betekenen had, maar de grote vraag bleef wat. Een geluk voor hem dat hij er zo van hiel om na te denken over dingen. Al was het voor hem de eerste keer dat hij echt bang werd in een droom. Zelfs daar had hij niet per direct antwoord op waarom de angst hem zo bestegen was. Alles wat hij zeker wist, is het feit dat hij wakker schoot en dat voor het eerst in zijn leven. Natuurlijk had hij wel vaker nacht merries toen hij nog klein was, meer zelfs dan welk kind ook op school. Toch was dit anders, het was geen kindernachtmerrie over een monster onder het bed. Dit leek echt. Het had waarheid kunnen zijn, of misschien word dat het nog. Dat was iets waar hij normaal wel antwoord op wist, maar nu niet. Het antwoord was hem leeg.
Nog maar net opgestaan of het geruzie was al weer het huis binnen gekomen. Schreeuwend liep Mizore de trap af. Ze had het helemaal gehad met haar moeder. Tegen over haar moeder was ze daar heel duidelijk in. Genoeg had ze er van, haar woede was nog erger dan de dag ervoor. Opeens kwamen al haar irritaties naar buiten die ze voor zo lang verborgen had. Ze stroomden uit haar mond als een wild geworden rivier die zich een lange tijd alle druk had opgestapeld. Verschil was er in dat haar rivier van woorden op een gegeven moment uitgestroomd was. Ze sloot af met de woorden die ze eerst gezworen had nooit te zeggen. Ze trok haar met wol in gelegen laarzen aan die ze van het geld heeft betaald dat haar vader haar gegeven had. Ze vond ze mooi, want ze waren bruin, niet zomaar bruin, ze waren roodbruin. Net als haar ogen, die deze keer vuur leken te spuwen van woede. Ze pakte haar al 4 jaar oude jas die ze niet weg wou doen van de kapstok en stampte naar de deur. ‘IK HAAT JE MAM! IK HAAT JE!’ Schreeuwde ze en ze maakte de deur los en rende naar buiten. ‘Je komt vanzelf wel terug!’ riep haar moeder Mizore nog na, maar daar besteedde Mizore totaal geen aandacht aan. Ze rende weg en de tranen begonnen over zachte wangen te lopen. Ze wilde het eigenlijk niet, maar tegenhouden kon ze het niet. De zoute tranen bleven maar uit haar ogen komen. Ergens een paar honderd meter verder weg van het huis waar haar moeder woonde stopte ze en had ze opgegeven om haar tranen tegen te houden. Ze barstte in vol op huilen uit. Ze viel op haar knieën en hield haar handen voor haar gezicht. Ze wist niet waarom ze huilde. Maakte ook niet uit ze wou gewoon huilen.
De leegte van het antwoord wou maar niet komen, de leegte was er en het zou blijven. Inmiddels had hij dat al wel uit gevogeld. Hij vroeg zich af of er de overweging bestond, dat zijn droom geen gewone droom was omdat het misschien een visioen was. Dat zou alles verklaren. Opnieuw werd er een blanco blaadje gepakt en werden er woorden opgeschreven om het te vullen. Opeens legde Souta zijn pen neer, keek van zijn blaadje op en staarde met zijn ijzige blauwe ogen het raam uit waar het zonlicht fel doorheen scheen. ‘Jullie willen dat ik met haar samen werk. Of niet soms?’ Vroeg hij ver voor zich uit starend. Nog niet eens antwoord afwachtend stelde hij meteen de volgende vraag. ‘Waar kan ik haar vinden?’ rond kijkend om zich heen of hij iets zag of hoorde. Alleen hij kon het antwoord horen, dat wist hij en hij snelde zich naar de kapstok waar hij wild zijn enige jas aan trok waar door de kapstok bijna om viel. Eigenlijk had hij een hekel aan reizen, maar dit moest. Onderweg stopte hij. Stok stijf stond hij stil. Misschien wist ze nog niet eens iets van haar gave. Wat zou ze wel niet denken als ze hem ineens voor de deur zag staan? Daar had Souta nog niet eens over nagedacht. Hij besloot maar weer terug te gaan naar zijn knusse huisje met de ijzig blauwe en bijna spier witte muren die even beeld moesten zijn van zijn haar en ogen. Met zijn handen in zijn jas zakken liet hij zijn hoofd hangen en liep weer terug. Hij had zich gehaast voor niets. Zelfbeheersing en manipulatie vermogen had hij wel en na denken over de moeilijkste dingen ook wel, maar na denken over logische dingen? Daar was hij te impulsief voor. Hij werd er zelfs een beetje depressief van. Zijn voeten slepend liep hij terug.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.