Hoofdcategorieën
Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 5 tweede ontmoeting
S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond
Hoofdstuk 5 tweede ontmoeting
Souta had besloten om een eindje te gaan lopen. Al dat rare gedoe werd hem te veel en hij wilde op zichzelf zijn. Hij was weer tot zich gekomen en liep rustig en na denkelijk. Het park gaf hem altijd de meeste rust, dus dit was waar hij het eerst heen liep. Niet verwachtend wat hij tegen zou komen liep hij door. Van de bomen en de zon genietend. Dat bracht hem altijd een lach op het gezicht. Toen zijn hoofd weer naar beneden ging zag hij een bankje op zich afkomen, zonder te zien wie of wat er op lag, liep er gewoon naar toe. Het leek wel een aantrekkingskracht op hem te hebben. Deze aantrekkingskracht had Souta al is eerder gevoeld. Hij dacht terug aan de trein waar hij mee gereisd had. Ja, precies daar had hij hetzelfde gevoeld. Op eens kreeg hij door dat hij sneller was gaan lopen. ‘Waarom loop ik zo snel?’ Dacht hij. ‘Is niet nodig, ik heb geen haast.’ Maar voor hij het zelf door had stond hij alweer stil en dan wel voor het bankje waar het meisje op lag. Het was Mizore. Hij wist haar naam nog niet, maar hij herkende haar wel. Dat rode haar was overal uit te herkennen. ‘Zou het haar zijn?’ Dacht Souta. Voorzichtig boog hij zich over haar heen. Hierdoor viel er een schaduw over haar gezicht waardoor ze haar slaap verloor en langzaam haar ogen opende. Uit geslapen was ze nog niet en dat was maar al te goed van haar ogen af te lezen. Mizore’s roodbruine ogen kwamen tevoorschijn en Souta wist dat hij gelijk had. Het was het meisje dat hij had ontmoet in de trein. Verbaasd keek hij naar haar. Nu hij haar is goed bekeek was ze erg mooi. Zijn ogen volgden het lichaam van Mizore. ‘Wat ligt ze er schattig bij.’ Dacht hij. Zodra zijn ogen in de buurt kwamen bij die van haar, schoten het paar half geopende ogen in een keer los. In een klap wakker zat ze recht op het bankje. ‘Wie ben jij? Laat me met rust.’ Zei ze. Ze was erg verontwaardigd tot ze zijn ijs blauwe ogen zag. Die herkende ze. ‘De jongen uit de trein? Wat doet hij nou weer hier?’ Dacht Mizore. De stilte heerste en alles wat ze deden was elkaar van top tot teen bekijken. Souta was degene die deze stilte door brak. ‘Rustig, ik doe je niets hoor. Ik vraag me alleen af wat jij hier doet.’ Zei hij heel erg kalm, maar in zijn hoofd was de verwarring groot. ‘Ik maak contact met iemand, Met een mens. Ik maak contact met een mens en dan nog wel een meisje.’ Rommelde het in zijn hoofd. ‘Als ik jou was zou ik ook maar niets uithalen. En wat maakt jou het nou uit dat ik weggelopen ben?’ Mizore sloeg haar hand voor haar mond. Ze had zich helemaal verkletst. ‘Waarom zeg ik dat nou? Nu wilt die me vast naar huis sturen en ik wil niet luisteren naar zo een creep als hij.’ Ging er met secondes door haar hoofd. ‘Ten eerste ben ik geen creep en naar huis sturen doe ik je ook niet. Ben je vader niet.’ Zo beantwoorde hij de vragen die ze niet eens gesteld had. ‘Wat is dit? Hij beantwoorde wat ik dacht?’ Zonder een woord te zeggen gingen haar gedachten maar door. ‘Luister, naar huis sturen doe ik je niet, maar het lijkt me wel verstandiger om met me mee te gaan naar mijn huis.’ Het kwam zo spontaan dat Souta er van schrok. ‘Wat doe ik nou? Ik nodig iemand uit in mijn heiligdom.’ Zijn woorden waren hem sneller dan zijn gedachten. De conversatie tussen de twee ging gewoon verder, net als de gedachten die niet bij de daden konden komen. Alles ging tegen het normale ritueel in van beide kanten. ‘Waarom zou ik met jou mee gaan en jou vertrouwen?’ ‘Nou, zo veilig is het hier niet. Je hebt geluk dat je nog niets is overkomen. In vergelijking met de nachtmerries die hier lopen ben ik alles behalve een creep hoor.’ ‘Ik kan best voor mezelf zorgen.’ Het kwam eruit, maar zelf verzekerd was het niet. ‘Nou, nou, dat klinkt niet bepaald alsof je het zeker weet. Echt hier ben ik de enige die je kan vertrouwen, want anderen aarzelen niet om een onzeker meisje als jij wat aan te doen.’ ‘Ik ben helemaal niet onzeker, maar ik ga wel met je mee.’ Mizore moest bijna overgeven van het idee dat ze iemand waar ze van walgde gelijk moest geven. ‘Ben blij dat jij wel zo verstandig bent om je veiligheid voorop te stellen.’ En Souta liep vooruit met langs haar heen een knipoog gevend gebaar te maken. ‘Alleen omdat ik een bank kan gebruiken hoor en je hebt vast wel wat te eten voor me’ probeerde ze zich groot te maken, al had ze wel door dat ze niet echt dankbaar was tegen over hem. Samen liepen ze al pratend het park uit op weg naar zijn huis.
Tijdens het lopen waren de verschillen goed te zien en te merken. Terwijl Mizore aan een stuk door aan het praten was, was Souta muis stil en luisterde naar haar. In al die tijd dat ze aan het lopen waren kwam Souta er één keer tussen gekomen. ‘Wat is je naam eigenlijk?’ Opeens stopte Mizore met haar verhaal en gaf heel beheerst antwoord. ‘Mizore, dat betekend ijzel.’ Zei ze. Misschien was het haar verbaasdheid dat haar kalmeerde. ‘Wat is jouw naam dan?’ Ging ze door. ‘Souta’ antwoordde hij even rustig als zij hem antwoordde. ‘Dat betekend opeens groot’ vervolgde Souta. Mizore moest een glimlach geven. ‘Opeens groot? Is dat wat je ouders voor je bedacht hebben?’ ‘Ach ja, moet het er maar mee doen hé?’ Glimlachte hij terug. Nu Mizore met hem aan het praten was vond ze hem helemaal niet zo erg. Ze begon hem zelfs wel te mogen. Tenslotte gaf hij ergens wel om haar. ‘Een glimlach doet veel hé?’ Vroeg hij aan Mizore die even afgeleid was door haar gedachten. ‘Dat doet het zeker, maar vinden jouw ouders het wel goed dat je iemand mee brengt die je niet eens kent?’ Kreeg hij met een vraag terug. Souta moest lachen. ‘Haha, ik woon op mezelf, zorg voor mezelf, geen ouders.’ ‘Geen ouders? Hoe oud ben je dan?’ ‘Ik ben pas geleden 18 geworden.’ ‘Ow, dan ben je wel ouders dan ik. Ik ben pas 16.’ ‘Oud genoeg vind ik.’ Zei hij met een brede lach. Hij voelde zich op zijn gemak bij haar, zelfs al was er af en toe over haar grote mond maar niet te spreken. Mizore was nooit bang om haar gedachten te zeggen. De enige reden dat ze iets voor zich houd is uit fatsoen, meer niet. Uiteraard in tegenstelling van Souta die heel veel dacht en er niet over peinsde om zijn gedachten te vertellen. ‘Hier moeten we afslaan.’ Zei hij heel kalm en beheerst. ‘Jij woont wel in een aparte buurt.’ Zei ze terwijl ze elk gebouw goed in zich op nam. De meeste waren oud en vervallen. De hele buurt leek leeg te zijn. Alsof er geen mensen woonden. De brand plekken waren ook af te lezen aan de steil omhoog gaande gebouwen. Brokstukken vielen naar beneden met aantekening dat het gebouw zijn beste tijd gehad heeft. Het gebouw waar Souta bij stil stond en hij zijn rug tijdelijk naar toe keerde zag er het ergst uit van allemaal. Meer dan de helft van het gebouw was verdwenen. Het was duidelijk dat er ooit een groot en machtig gebouw stond. Mizore bekeek het van top tot teen. ‘Dit meen je niet.’ Zei ze. ‘Woon jij echt hier? Wat is er gebeurd? Kan dit nauwelijks een fatsoenlijke buurt noemen.’ Intussen dat Souta de deur open maakte gaf hij antwoord op haar vragen. ‘ja, ik woon hier en voor een geschiedenis moet je een boek lezen. Al hebben jullie liever zo een technisch ding wat ze computer noemen. Kom maar binnen’ Met een verbaasde blik ging Mizore naar binnen. ‘Technisch ding…’ Herhaalde ze.
Toen ze binnen kwam was alles compleet donker. De gordijnen waren dicht en die bleven dicht. Pas toen Souta een klein lampje aan deed was er iets meer van de kamer te zien. Mizore nam de kamer goed in zich op. Haar roodbruine ogen gleden langzaam over elk detail dat er in de kamer stond. De oude koffie van Souta, zijn favoriete bank waar de veren al bijna uitsprongen de chocolade vlek, de lage tafel van eikenhout die in het midden van de kamer stond en niet te vergeten de oude kranten die op de muur hingen. ‘Ga maar even zitten op de bank, ik zet even voor mezelf een kop koffie, lust je ook koffie of wil je misschien thee?’ Zei Souta vriendelijk. ‘Thee, ik lust geen koffie.’ Antwoordde ze terwijl ze nog rond keek en uiteindelijk op de bank ging zitten. ‘Prima, dan krijg jij thee.’ ‘Hebben de muren nou dezelfde kleur als je haar en ogen? Of lijkt dat alleen maar zo?’ Dat was wat haar het eerst opviel. ‘De kleuren zijn inderdaad gelijk aan mijn ogen en haar.’ Zei Souta van uit de keuken waar hij druk bezig was met de koffie en thee. ‘Waarom precies die kleuren? Ben je een narcist of iets in die richting?’ ‘Knuffel ik mezelf? Of heb ik je in de kou laten liggen?’ ‘Op beide nee geloof ik. Dat eerste hoef ik namelijk niet te zien.’ Probeerde Mizore lacherig. ‘Als beide antwoorden nee zijn, dan ben ik toch ook geen narcist?’ Verbaasd van zijn antwoord werd ze er stil van. ‘Hier is je thee.’ Zei Souta en zette een grote mok met een stel honden die hun tong uitstaken voor haar neer. ‘Dankjewel.’ ‘Ik zorg voor mijn gasten, daar hoef je geen dankjewel voor te zeggen.’ ‘je bent wel een rare.’ Zei Mizore terwijl ze een slok nam van haar thee. ‘Als jij dat vind..’ Gaf hij haar als antwoord. Ze keek hem aan en schudde haar hoofd. ‘Hoe raar je ook mag zijn, je geeft me wel onderdak. Ook al klink ik niet zo, ben je dankbaar.’ ‘Jij gaat je mond wel is helemaal voorbij.’ ‘Wat bedoel je daar nou weer mee? Ik weet best wat ik zeg.’ ‘Ja precies daarom. Je moet echt leren te denken voor je wat zegt.’ Intussen pakte Souta een van zijn sigaretten en stak hem op. ‘Moet dat nou echt?’ ‘Wat moet echt?’ ‘Dat roken, je weet dat het slecht voor je is toch?’ ‘Zo kan ik beter na denken. Jij en ik hebben heel veel te bespreken.’ Zei hij terwijl de rook uit zijn mond ontsnapte. ‘Hoezo veel te bespreken?’ ‘Heel simpel, ik heb jou nodig.’ ‘Nodig? Waar zou je mij nou voor nodig moeten hebben? Je kent me niets eens?’ ‘Ik heb jou nodig omdat ik iemand moet helpen en ik vraag jou omdat jij datgene bezit dat ik nodig heb.’
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.