Hoofdcategorieën
Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 7 Een stel nieuwe vrienden
S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond
Hoofdstuk 7 Een stel nieuwe vrienden
Souta opende zijn ogen en zag dat de zonnestralen door zijn gordijnen kwamen. Hij kroop uit zijn bed en liep naar de woonkamer waar hij Mizore op de bank had laten slapen. Toen hij de kamer binnen kwam was Mizore nog diep in slaap. Hij liep naar haar toe en trok de deken van haar af. ‘Wakker worden. We gaan beginnen.’ Zei hij. Mizore gaf geen reactie. ‘Hey, kom op. Opstaan.’ En hij trok het kussen onder haar hoofd vandaan. Door het vallen van haar hoofd op de bank kwam ze bij met zeer vermoeide ogen. ‘Nu al? Hoe laat is het?’ ‘9 uur in de ochtend.’ ‘Waarom moet ik dan opstaan? Het is nog vroeg.’ Zei ze moe als ze was. ‘We hebben belangrijke dingen te doen weet je nog?’ ‘Ja, maar dat kan ook als ik wat fitter ben?’ ‘Als je blijft liggen word het er niet beter op. Nou hup, ik maak wel thee voor je, kun jij intussen recht op gaan zitten.’ Wrijvend in haar ogen ging ze recht op zitten. ‘Je hebt me nog niet eens gevraagd waar ik vandaan kom.’ Haar ogen stonden op half 7 en waren op het punt weer dicht te vallen. ‘Dat is mijn zaak niet. Het komt mij goed uit dat je hier bent. Scheelt me reizen.’ ‘Er is geen typische naam voor wat jij bent.’ Mizore voelde dat ze al een stukje fitter werd. ‘Dat is precies de bedoeling. Ik wil niet dat iemand mij met iets typeert.’ ‘Typeert?’ Souta kwam de kamer in met dezelfde mokken die de vorige avond ook waren gebruikt. De naar kaneel geurende thee stond voor haar. Ze pakte de thee en begon te blazen om de hitte voor haar mond te verzachten. ‘Ik bedoel daar mee, dat ik niet wil dat mensen me ergens aan herkennen.’ ‘Mij noemen ze af en toe arrogante driftkikker.’ ‘Haha. Ja dat past wel bij je, maar je kunt die eigenschappen wel zo veel mogelijk in de hand houden.’ Zei hij terwijl hij een slok van zijn koffie nam. ‘Denk je echt dat ik die dingen in de hand weet te houden? Het is hoe ik ben. Kan ik ook niets aan doen.’ ‘Ik heb het niet gehad over veranderen. Ik had het over in de hand houden. Er op letten en proberen te vermijden.’ ‘Je geniet ervan als je meer weet dan een ander hè?’ ‘Geloof je nou nog steeds niet dat je een gave hebt? Dat klopt namelijk. Ik geniet daar van.’ ‘Ik begin het langzaam wel te geloven.’ Rustig dronk Mizore haar thee verder op. Haar gedachten gingen naar wat hij haar vertelde. ‘Wanneer gaan we eigenlijk naar dat instituut of hoe je dat ook noemt.’ ‘Lust naar avontuur? We gaan na dat we onze thee en koffie op hebben.’ ‘Ik wil die opdracht zo snel mogelijk gedaan hebben. Dat is alles. En ik heb nog wel een andere vraag.’ Mizore zette haar lege mok op de tafel en begon wat te blozen. Ze kon Souta niet meer recht aan kijken. Ze schaamde zich voor haar vraag. ‘Wat is er dan?’ ‘Zal ik hier misschien mogen blijven wonen?’ Na dat ze het gevraagd had draaide ze haar hoofd weg. Ze wist dat ze helemaal rood was geworden. ‘Moet jij niet naar huis?’ ‘Nee, ik wil daar nooit meer naar toe!’ Haar verlegenheid was als sneeuw voor de zon verdwenen. Ze zat sterk oog in oog met hem en keek hem smekend aan. ‘Is het zo ernstig?’ ‘Absoluut. Ik wil nooit meer terug!’ Mizore nam haar hou-ding terug en keek omlaag. Ze bekeek haar laarzen die haar veel pijn hadden bezorgd tijdens het lopen. ‘Trouwens, er is niemand die op mij zit te wachten.’ Op haar lip bijtend om geen tranen door te laten bleef ze naar haar laarzen kijken. ‘Heb je geen ouders dan?’ ‘Heb ik wel maar..’ ‘Maar wat?’ ‘Die geven niets om mij. Ze praten alleen maar over zichzelf.’ Het werd steeds moeilijker haar tranen in te houden. ‘Goed, je mag hier blijven, maar als we deze zaak hebben opgelost gaan we wel even langs je huis. Misschien kan ik je ouders tot reden brengen.’ ‘Wil je dat echt voor mij doen?’ ‘Ja en als het echt uit komt dat ze je niet terug willen, mag je bij mij intrekken.’ ‘Dank je, dankjewel!’ Riep Mizore uit. Ze was gevuld met opluchting. ‘Het is al goed, maar ik heb mijn koffie op. Dus het is tijd om te gaan.’ Souta stond op en liep naar de gang waar hun jassen hingen. Mizore liep naar de gang toe, maar nog voor ze de ingang kon betreden kwam hij al terug met beide jassen en gooide haar jas naar haar toe. Terwijl zij haar jas aantrok deed hij de deur open en liep naar buiten. Mizore kwam achter hem aan en hij sloot de deur weer. Samen gingen ze op weg naar het instituut, waar hun opdracht aan het wachten was. ‘Zeg Souta. Waar is dat instituut geval eigenlijk?’ ‘Het is een paar straten verder op’ ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ ‘Omdat ik er vroeger nog wel vaker langsheen ben gegaan. Ondanks de waarschuwingen van mijn moeder.’ ‘In dit geval is het goed om niet naar je ouders te luisteren.’ Vlak naast elkaar liepen ze door de straten heen op weg naar de plek waar veel avontuur te wachten stond.
Toen Souta en Mizore in de straat kwamen waar het instituut stond voelde Mizore direct dat er iets duisters rond het gebouw hing. ‘Je voelt het hè?’ Vroeg Souta aan haar. ‘Ja, ik snap niet dat ik zulke sprongen maak.’ ‘Jij leert snel, wees er blij mee. Je hebt het nodig hier.’ Ze kwamen aanlopen maar zagen gauw dat ze niet de enige waren. In de verte was te zien dat er een jongen stond, hij stond het gebouw te bekijken. Souta was hier niet gecharmeerd van. Zodra ze er waren begon hij nors vragen te stellen aan de jongen. ‘Wie ben jij en wat doe je hier? Weet je niet dat het gevaarlijk is?’ Zonder enig gevoel van belediging gaf de jongen antwoord op zijn vragen. ‘Ik ben Eijiro, ik kom deze zaak oplossen en ja ik weet dat het hier gevaarlijk is. Tenminste dat zeggen ze.’ Mizore voelde zich aangetrokken tot de charmant uitziende Eijiro. Ze kon geen woord meer uitbrengen. ‘Ik geloof dat iemand hier wel wat in je ziet.’ ‘Er is dus niets mis met haar smaak.’ Mizore had meteen spijt dat ze Souta een narcist had genoemd. ‘Wat een arrogant kereltje is het eigenlijk’ dacht ze. ‘Wat bedoel je met deze zaak oplossen?’ Vervolgde Souta die nog steeds niet onder de indruk was van het charmante en arrogante kereltje. ‘Zoals ik het zeg. Ze zeggen dat hier een ziel vast zit en ik ga hem bevrijden.’ ‘En hoe denk je dat te doen? Kun je ze zien of horen?’ ‘Nee, kan ik niet. Ik gebruik apparatuur om dit op te lossen. Natuurlijk wel speciale apparatuur.’ Mizore was over haar misplaatste indruk heen en begon mee te praten. ‘Misschien kunnen we het combineren. Ik denk dat hier in alle hulp welkom is.’ De beide jongens keken eerst naar haar, toen naar elkaar en tot slot weer naar haar. ‘Dat is geen gek idee.’ Zei Eijiro. ‘We kunnen het proberen.’ Met een zuur gezicht gaf Souta toe dat haar idee goed was.
Ze waren zo met elkaar bezig, dat ze niet in de gaten hadden dat er een meisje aan kwam lopen. Haar roet zwarte haar viel meteen op bij haar zee blauwe ogen. Ze waren bijna gelijk aan de ogen van Souta. Ze waren maar net iets donkerder. Ze kwam bij de groep staan die druk met elkaar aan het praten was. Ze zei geen woord, ze stond en wachtte tot er aandacht aan haar geschonken werd. Mizore was de eerste die haar zag staan en onderbrak meteen de discussie tussen de twee jongens. ‘Jongens, we hebben bezoek.’ ‘Bezoek? Wat nou bezoek?’ Reageerde Souta geïrriteerd. Ook Eijiro kreeg in de gaten dat er iemand bij hun stond. Hij draaide zich om en zag het meisje staan. ‘En wie ben jij?’ zei hij en zette zijn charmante lach op. ‘Ik ben Nanami en ik ben gevraagd om dit gebouw te onderzoeken.’ ‘Mensen hebben geen vertrouwen meer in elkaar tegenwoordig.’ Zei Souta terwijl hij zijn hoofd schudde. ‘Als je met technische snufjes komt is dat weggegooide tijd want die heb ik al.’ Zei Eijiro trots als hij was. ‘Nee, ik gebruik geen techniek. Ik kan hun aanwezigheid voelen.’ ‘Aanwezigheid van wie?’ Vroeg Mizore haar verbaasd. ‘Mizore, dat is een erg overbodige vraag, het is duidelijk dat we hier allemaal voor hetzelfde zijn. De rare geruchten over dit gebouw waarvan jij en ik bevestiging hebben dat ze waar zijn.’ ‘Die bevestiging waar je het over hebt. Dat moet ik eerst nog te weten komen.’ ‘We kunnen hier wel mooi buiten staan en een gezellig thee kransje houden, maar dat is niet waar we hier voor zijn.’ ‘Voor deze keer geef ik je gelijk. We moeten naar binnen gaan om weer te weten te komen.’ Zei Souta bedachtzaam. Hij kon maar niet aan het idee wennen dat er meer bij komen kijken. Met z’n vieren gingen ze door het grote, zwarte, metalen hek die bedoeld was om mensen buiten te houden. Er zat een gat in, ze pasten er allemaal precies door heen. Ze liepen op de dichte deuren van het gebouw af. Al van een afstand was het geen prettig gezicht. Je zou er niet aan moeten denken dat je erin opgesloten zou worden. Dat het instituut zeer oud was, hadden ze al per direct door toen de deur gemakkelijk open ging en ze naar binnen konden gaan. Nanami voelde zich meteen niet goed meer. Zo erg dat ze bijna in shock raakte. ‘Hier is zeker een sterke aanwezigheid. Het zijn er zo veel en ze hebben erg veel pijn.’ Zei Nanami met volle angst in haar stem en ogen. ‘Mizore, zie je iets?’ Vroeg Souta meteen aan Mizore, benieuwd naar de vordering van haar gave. ‘Nee, nog niet, maar ik voel me hier niet op mijn gemak. Hoor jij iets?’ ‘Nog niet, maar push jezelf niet te hard. Het komt vanzelf.’ Gaf hij haar als antwoord. Hij zag dat ze erg haar best deed om wel wat te zien, ze wilde echt te hulp staan. Eijiro die niet begreep waar ze het over hadden begon meteen vragen te stellen terwijl ze door het instituut liepen. ‘Waar hebben jullie het over met dat, zie jij iets, hoor jij iets en het komt vanzelf?’ ‘Ik heb de gave om zielen te horen en Mizore hier heeft de gave om ze te zien. Alleen bij haar is het nog niet helemaal ontwikkeld. Het is hetzelfde als de gave van Nanami om zielen te voelen, alleen wij bezitten er een ander onderdeel van.’ ‘Dit beloofd dan nog een heel avontuur te worden dat nog best wel een tijd gaat duren.’ Zei Eijiro. ‘Dit kan best wel een mooie vriendschap worden Souta.’ Mizore glimlacht naar hem. Souta wist dat zijn angst hierdoor zou op spelen. Hij hield zich sterk en liep door. Onbewust bleven ze dicht bij elkaar in de buurt en verlieten ze elkaars zijde niet.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.