Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 11 De bezeten kamer

S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond

23 sep 2015 - 22:25

4991

0

234



Hoofdstuk 11 De bezeten kamer

De rest van het team dat nog over was keek elkaar verbaasd en bang aan. Dit was geen gewone kamer. Duizenden vragen over deze kamer schoten in het hoofd van alle drie de overgebleven teamleden. Het bekijken en beluisteren van de opnames was al niet meer nodig. Het verdwijnen van Eijiro was hun bewijs genoeg. Met stomheid geslagen konden ze geen enkele beweging meer maken. Nu was er nog een extra probleem bij gekomen. De gevangen zielen in dit instituut helpen, uitzoeken hoe Mizore ooit gewond kon raken door iemand die al gestorven was en ook nog is Eijiro vinden die op onverklaarbare wijze verdwenen is in een kamer. Souta was er als eerste weer bij met zijn gedachten in de zaak die ze hadden. ‘Laten we naar buiten gaan.’ Met zijn blik die nog steeds op de deur gevestigd was, brak hij de stilte die er al voor een lange tijd hing. ‘Goed idee.’ Stemde Nanami in, ook met haar blik als nog starend naar de deur. Alleen Mizore kon geen woord uit brengen. Ze wist welk lot Eijiro te wachten stond als ze hem niet snel zouden vinden. Zonder erbij na te denken tilde Souta Mizore op en bracht haar naar buiten met Nanami aan zijn zijde lopend. Eenmaal buiten waren ze van de schrik en angst af. ‘Jongens, als we niet snel wat doen, zien we Eijiro nooit meer terug.’ Mizore keek naar de grond onder haar. Het zand leek van normaal zand-bruin naar helemaal zwart te kleuren. In haar gedachten vormde het zand het nare, gemene gezicht dat zich misschien wel schuilt achter die kamer. ‘Mizore. Hou je alsjeblieft rustig. We vinden wel een manier.’ Souta probeerde van alles om Mizore te kalmeren. Hij wist dat ze bang was en totaal geen raad wist met de situatie. ‘Souta, vertel haar geen leugens. We weten niet of dit wel aan kunnen.’ ‘Nanami. Souta liegt niet, jij zei tegen Eijiro dat ik niet lieg. Waarom zou Souta tegen mij gaan liegen. Ik weet dat we Eijiro wel weer terug krijgen. De vraag is alleen hoe.’ ‘Misschien is het een idee om naar de bibliotheek te gaan en wat op te zoeken over dit gebouw. Ik bedoel alles wat wij weten is dat het ooit een instituut was voor mentaal gestoorden.’ Souta hoopte hiermee het verdriet een beetje te laten zakken en een weg te vinden om de problemen op te lossen. ‘Ik denk dat we daar beide moeten toegeven dat het een goed idee is om meer informatie op te halen. Wat denk jij Nanami.’ ‘Jij vind sowieso alles goed wat Souta zegt. Maar, ja, het is een goed idee. Alleen waarom geen internet gebruiken?’ ‘Ik heb geen computer thuis en boeken leer je meer van dan een tekstje op internet. Je kan beter zoeken naar mijn idee.’ Onder het praten liep hij al weer voorop met Mizore in zijn armen op weg naar de bibliotheek. ‘Je bent wel erg ouderwets. Nou ja als jij het goed acht.’ Nanami haalde haar schouders op en liep achter hem aan. ‘Souta. Ik kan nu wel weer gewoon lopen hoor.’ Mizore gaf hem een glimlach en begon zich zwaar te maken. ‘Ik merk het. Doe wel rustig oké?’ Souta liet haar zakken en zette haar met haar voeten op de grond. ‘Sinds wanneer ben jij zo zorgzaam?’ vroeg Mizore met een stiekem lachje. ‘Ben ik dat ooit niet voor je geweest dan?’ Anders dan Mizore liet hij duidelijk zien dat hij naar haar lachte. Nanami kon het niet uit staan dat ze min of meer vergeten werd. ‘Ow, brother.’ En ze rolde met haar ogen. Mizore keerde haar blik naar Nanami en gaf ook haar een glimlach. ‘Je mag best naast ons komen lopen hoor. Jij hoort er ook bij.’ Versteld van zichzelf dat ze zo vriendelijk was hield ze har glimlach vol. Het aanbod van Mizore sloeg ze niet af, ook al kwam er geen reactie van Souta. Nanami gaf een kort sprintje en maakte het rijtje compleet, voor zo ver het nu compleet was. Gelukkig was de bibliotheek niet al te ver van het gebouw af, al was de rit terug wel erg ver voor Souta en Mizore en al helemaal voor Nanami. De hoop om wat vinden was voor hun allemaal erg groot. Met de wil om het mysterie van het oude insti- tuut op te lossen of zonder, Eijiro kon daar niet aan zijn lot overgelaten worden. Voor lange duur was er stilte. Iedereen was verzonken in zijn gedachten. ‘Wat vreemd toch. Ieder lid van het team heeft iets met zich laten gaan in zijn gedachten.’ Kwam er in eens bij Mizore op. Ze keek naar de twee in gedachten verzonken personen die naast haar liepen. Misschien was de samenhang van hun gedachten en de manier van denken de reden dat ze elkaar gevonden hadden. Alleen van Eijiro wist ze niet of hij net zo was. Hij was sowieso geval apart. Ze wist nog steeds niet waarom hij zo eigenwijs was. Het leek wel een verwijt dat ze zogenaamd niet wist dat daar geen apparatuur van hem stond. Haar bezorgde blik werd verstoord door Souta die om haar aan dacht vroeg. ‘Mizore? Is alles in orde?’ ‘Ow, eh, ja hoor, niets aan de hand, of althans je weet wat ik bedoel met niets aan de hand.’ Mizore snapte niet waarom ze een hele uitleg gaf op een vraag die ze gewoon met ja of nee kon antwoorden. ‘Je leek zo afwezig. Als er iets is wat je met ons wilt delen, mag dat best hoor.’ Zijn vriendelijkheid deed hem afvragen waar dat zo in eens vandaan kwam. Zo vriendelijk is hij nog nooit geweest. Enkel hard, beheerst en manipulerend was hij bekend mee. ‘Nee, nee het is goed. Laten we nou maar kijken dat we informatie vinden.’ Overhaast als ze was met haar antwoord begon ze stevig door te lopen. ‘Mizore, doe eens rustig, anders gaat die wond weer open.’ ‘Ow, alsjeblieft zeg. Souta ze kan prima voor zichzelf zorgen.’ Nanami was duidelijk geïrriteerd door de conversaties tussen Mizore en Souta. ‘Nanami, waar heb je last van. Je zit al de hele tijd op Mizore en mij te fitten.’ ‘Niets laat nou maar.’’ Snauwde ze. ‘Nanami, zeg nou gewoon wat er is. Als je niets zegt kunnen we er ook niets mee.’ Souta pushte haar echt net zo lang tot ze uit haar mond spuwde wat haar dwars zat. ‘Het is gewoon dat jullie te duidelijk laten merken dat jullie elkaar leuk vinden.’ Souta en Mizore keken elkaar aan. ‘Wat bedoel je?’ Kwam er tegelijkertijd. ‘Ja, precies dat dus. Het is fijn dat jullie elkaar leuk vinden, maar probeer dat alsjeblieft wat minder te laten merken. Ik word er gewoon ziek van.’ Opnieuw keken Mizore en Souta elkaar aan. ‘Eh, goed? We zullen het minder laten blijken?’ Groot als zijn ogen en rood als zijn wangen konden worden, haalde hij zijn schouders op met een na teken dat het hem nog steeds niet helemaal glas helder was wat Nanami bedoelde. Hij, iemand leuk vinden, dat leek onmogelijk. Hij keek naar het net zo rode gezicht van Mizore. ‘Haha, het is dat jullie rode koppen en grote ogen me weer aan het lachen maken, anders hadden we nu ruzie gehad.’ Nanami hield haar hand voor haar mond om niet al te hard te lachen. Inmiddels bij de bibliotheek aangekomen verspreidde de groep zich. Leiding gevend als altijd gaf Souta aan wat zijn bedoeling was. ‘Oké, we gaan zoeken in verschillende tijden om te zien wat er te vinden is over dat oude gebouw. Nanami als jij nou informatie zoekt van 1920, wanneer het gebouw voor het eerst geopend werd, tot 1945, toen het gebouw de eerste sluiting had, Mizore van 1945, de heropening tot 1970,het jaartal van de rare incidenten en ik van 1970 tot 1995, het jaartal wanneer het gebouw gesloten is, dan denk ik dat we wel heel wat te weten komen.’ ‘En weer is leiding nemend als altijd. Je hebt geluk dat ik een volger ben wat dat betreft. Hoe dan ook, zie jullie straks wel.’ Nonchalant liep Nanami naar de boekenkast waar de jaartallen 1920 – 1950 opstonden. Ook Mizore en Souta gingen beide hun eigen kant op. Alle drie met hun neus in de boeken en non aandacht voor hun omgeving, waren ze hevig aan het zoeken naar antwoorden. Om te zorgen dat er wel informatie werd uitgewisseld, zaten ze allemaal aan één grote tafel, met ieders een stuk of vijf boeken voor zich. ‘Nanami, al iets gevonden?’ Souta kwam even met zijn hoofd boven het boek vandaan dat hij in zijn handen had. ‘Niet veel, alleen dat het altijd al iets van een ziekenhuis is geweest, het begon als een kinderziekenhuis en er was veel opstand bij de bouw van dat ziekenhuis. Tegenstanders beweerden dat het op een oude begraafplaats gebouwd werd waar ook al is een uitdrijving is geweest. Klinkt mij een beetje cliché voor tegen argumenten.’ ‘Souta, wat is een uitdrijving.’ Overtuigend van haar onwetendheid hier over keek ze Souta aan met de verwachting van een antwoord. ‘Bij een uitdrijving word er beweerd dat er demonen uit mensen, dieren, of plaatsen weggejaagd worden.’ Haar hoofd viel schuin van zijn antwoord. Moest ze dit nou echt geloven? Demonen? Zijn blik was serieus, dit gaf Mizore zekerheid dat hij geen grapje maakte. Bovendien als zij zielen kon zien, dat was haar bewijs dat ze echt bestonden, wat zou demonen dan minder echt maken. ‘Mizore. Mizore. Mizore!’ ‘Hè? Wat?’ ‘Ik vroeg wat jij gevonden hebt. Waar ben je toch met je gedachten?’ Nanami en Souta keken haar vragend aan. ‘Ik zat gewoon beetje na te denken over wat Souta me net uitgelegd heeft over uitdrijvingen. Wat ik gevonden heb is dat het inderdaad kinderziekenhuis werd gesloten omdat er kinderen verdwenen of stierven op onverklaarbare wijze. Ook beweerden sommige dokters gegil te horen tijdens hun nacht dienst. Tegenstanders van de bouw verklaarden dat het gegil van de kinderen was die werden meegenomen door de zielen uit de graven. En na een aantal jaar werd het gebouw opnieuw geopend als een soort ziekenhuis waar mensen zogenaamd genezen werden als ze mentaal niet goed waren. Toch kwam echter geen van de patiënten meer uit het gebouw als ze er eenmaal heen gingen. Staat hier. Heb jij dan nog wat gevonden Souta?’ ‘Ik heb vanaf die tijd echt weinig gevonden. Behalve dat er een kamer in het gebouw was waar patiënten ook niet meer eruit kwamen als ze er naar binnen gingen. Geruchten gaan dat ze daar vermoord werden, door de dokters of door de achter gebleven zielen.’ Ze keken elkaar aan. ‘Denk je dat die kamer waar Eijiro in verdwenen is, de kamer is die in dat boek beschreven staat?’ De redenering van Mizore over de kamer zou wel een heleboel dingen verklaren. ‘Het zou wel de groene gloed over het gebouw verklaren.’ Gaf Nanami als één van de verklaringen die Mizore in haar hoofd had. ‘Erg fijn dat we wat antwoorden hebben, maar wat gaan we hier nou aan doen?’ De vraag van Souta bracht stilte. Het was ook niet makkelijk om een oplossing te bedenken. Hij kon niet geloven dat Mizore zo snel geleerd had dingen met elkaar te verbinden. Hij wist dat zijn gedachten bij een oplossing hoorde te zijn, maar de afleiding vond hij prettig. Misschien gaf het hem een oplossing. Het duurde even, maar de oplossing schoot hem uit het niets naar binnen. ‘Dat jongetje uit je droom en dat we gezien hebben in dat gebouw, dat is de oplossing. Ik weet zeker dat hij de oorzaak is. Denk maar na, het is door dat joch dat we de boel zijn gaan onderzoeken.’ Even was het stil. ‘Weetje, zo gek klinkt dat nog niet. Sterker, het klinkt heel erg logisch.’ Nanami was er bedenkelijk over, maar toonde wel haar respect voor het zo snel vinden van het begin van een oplossing. ‘Maar wat moeten we dan gaan doen? Contact maken met hem?’ Geen van twee had daar nog over na gedacht. ‘Mizore, je leert echt snel.’ Zowel Nanami als Souta gaven haar een glimlach. ‘Al lijkt contact maken me, iets doen zoals die andere, domme mensen dat doen met glaasje draaien of hoe dat ook heet, geen goed idee. Dan hebben we geen zekerheid dat we de juiste hebben.’ Het klonk bijna of Nanami hier zelf ervaring mee had. Haar bezorgde blik verraadde haar daar in. ‘Daar kunnen inderdaad nare dingen van komen.’ Gaf Mizore toe. ‘Dan denk ik dat de beste optie is om terug te gaan naar die kamer en het aan dat joch persoonlijk te vragen. Hopelijk antwoord zijn ziel op onze vragen.’ ‘Souta heeft gelijk, dat is de beste manier en misschien ook wel handig als we de rest van Eijiro’s apparatuur ophalen. Die zijn we nu dus glad vergeten.’ Nanami stond op, pakte de boeken die voor zich had en begon ze terug op hun plek te zetten. Na haar volgden Mizore en Souta om ook hun plek netjes achter te laten. Ze kwam terug bij elkaar, keken elkaar even aan, gaven een knik en gingen op weg. ‘Terug naar het griezel paleis. Olé.’ ‘Doe niet zo sarcastisch Nanami, we moeten het gewoon doen, we hebben geen keus meer en dat weet je.’ Mizore stoorde zich aan het sarcasme van Nanami en dat liet ze blijken ook. ‘Souta, werken die uitdrijvingen altijd?’ ‘Nee, die werken niet altijd. Hoezo dan Mizore?’ ‘Ik bedacht me, dat met die kamer, misschien is die uitdrijving waar Nanami het over had, nooit gelukt en zit die demon er nog.’ ‘Of als het jongetje hier achter zit, dat demon hem in zijn bezit heeft.’ Vulde Nanami haar aan. Ze bleven allemaal staan. ‘Als dat echt het geval is, dan word het Eijiro zoeken en weg wezen en niet meer terug komen. Dan gaat het ons ver te boven. Ik weet niet hoe dat met jullie zit, maar ik ga me niet bezig houden met demonen. Dat is mijn zaak niet. Daar sluit ik me van af.’ Het kwam er haast met angst uit. Eigenlijk was het ook angst. Souta wist wat een demon zou kunnen veroorzaken. Zonder iets te zeggen stemden ze allemaal in met de woorden van Souta. Demonen zijn hun zaak niet, dat gaat veel te ver. De hele weg terug naar het oude instituut waar ze enkel de meest opvallende informatie van vonden waren ze stil. Er werd niet gepraat. Niemand wilde zijn mond los trekken. Elke keer als er iemand zijn mond open deed, zo snel ging hij ook weer dicht. In een mooi rijtje van drie werd er naar de grond gestaard. De hele samenwerking had tot nu toe alleen maar twee kanten. Soms ging het heel erg goed, dan was de samenwerking aanwezig, maar er waren genoeg momenten dat de samenwerking enorm tegen zat en er niets anders dan discussies waren. Souta bleef staan en keek voor uit. ‘Een naam.’ Mizore en Nanami stopten en draaiden zich naar hem om. ‘Een naam?’ Zeiden ze tegelijk. ‘Ja, een naam, ja. We zijn een team. Ons team heeft een naam nodig.’ ‘Waar zat je aan te denken.’ Opnieuw kwam er geluid op het zelfde moment. Even keken Nanami en Mizore elkaar met een boze blik aan. Het alles tegelijk zeggen frustreerde. ‘Wat zijn we nu aan het doen?’ Souta wilde hun iets duidelijk maken, maar wat was voor hun nog een raadsel. ‘Eh, we onderzoeken een gebouw waar van gezegd word dat het er spookt en wat we geloof ik allemaal wel geloven dat het waar is?’ Nanami trok een vragend gezicht naar Souta wat haar vraag naar duidelijkheid moest verzachten na dat hij antwoord gegeven zou hebben. ‘Precies. We onderzoeken paranormale zaken. Ik dacht aan Special Paranormal Agency.’ ‘Spa?’ Nanami begon een beetje te lachen. ‘Ik hoor jou niet met iets beters komen hoor.’ Souta draaide zich weg. Hij was beledigd om het lachen van Nanami. ‘Jongens we kunnen het later wel hebben over namen. Nu is het belangrijk dat we Eijiro gaan helpen.’ Om een ruzie te voorkomen wilde Mizore tussen het gesprek in komen om terug te gaan naar wat op dit moment belangrijker is. ‘Weet één van jullie nog waar die kamer eigenlijk is? En dan bedoel ik de gene met het jongetje er in.’ Mizore bedacht zich dat ze niet had opgelet waar de kamer was en ze veel te druk was met andere dingen in die tijd. ‘Eh….’ Kwam er uit beide monden. ‘Dus niemand heeft opgelet? Dan word het dus opnieuw gaan zoeken.’ ‘Ja, maar Mizore, ik vraag me af, hoe heb je ons gevonden?’ ‘Ik volgde een klein lichtpuntje.’ Even schrok Souta achteruit. Het verhaal dat Mizore hem verteld had over de wond op haar schouder had hij nog fris in zijn geheugen. Het maken van die link kon hij niet verhelpen, het was er gewoon. ‘Geen zorgen, dit voelde heel anders aan. Niet zo onderdrukkend en hypnotiserend. Eerder gewoon helpend.’ Souta haalde opgelucht adem. ‘Phew. Ik wil echt niet dat er weer zo iets gebeurd.’ ‘Zo iets? Wat bedoel je met zo iets?’ Souta was helemaal vergeten Nanami in te lichten over de wond van Mizore. ‘Mizore heeft een wond op haar schouder, maar het lijkt me geen goed idee om het daar nu over te hebben. Het is nogal heftig, zeker voor Mizore.’ Het leek bijna of hij zijn beheerste en manipulerende vermogen in het praten verloor en er sociaal en vriendelijk vermogen voor terug kwam. Maar de reactie van Nanami verbrak deze hele mogelijkheid. ‘Waarom mag ik het niet weten. Mizore kan toch zelf wel zeggen of ze wel of niet wilt dat het verteld word?’ ‘Zo klink je bijna jaloers.’ Sprong Mizore in. Mizore had het niet beter kunnen verwoorden voor haar. ‘Dat is omdat dat het misschien ook is. Ik weet het niet oké? Ik voel me er niet prettig bij, dat is alles.’ Souta en Mizore voelden met haar mee, maar ze konden het niet helpen. Hun gedrag veranderde nou eenmaal, ze wisten zelf niet eens waarom. De rest van de weg werd er niet meer gepraat. Mizore en Souta waren van hun stuk door wat Nanami hen gezegd had. Souta besloot met Mizore te gaan praten zodra ze alleen waren en zich nu te gaan focussen op de zaak. De zelfde lijn werd bij Mizore door getrokken. Ook zij wilde zich meer gaan focussen op het vinden van een oplossing. Tijd leek niet te bestaan. Alle drie waren ze vast besloten om de zaak tot een einde te brengen, toch bleef de stilte hangen. Niemand gaf ook maar een kick. Ze waren weer terug bij het begin van hun wandeling. Geen gepraat, geen geruzie, geen discussie, alleen maar het geluid van voetstappen op de grond. Het geluid van de voetstappen had een afleidend effect. Op Mizore na hadden ze niet in de gaten waar ze liepen. Terwijl Mizore bleef staan, liepen Souta en Nanami door. ‘Eh, waar gaan jullie heen? Het is hier hoor.’ Nanami en Souta draaiden zich om en liepen op hun dooie gemak Mizore’s richting op. De looppassen veranderden niet, het bleef rustig en op gemak. Het was nog nooit voor zo een lange tijd stil. Waar iedereen was met zijn gedachten was een raadsel. Eenmaal binnen waren de ogen niet meer gevestigd op de grond. Ijverig als het maar kon werd er gezocht naar de kamer met het rode licht en de haken met het jongetje eraan. Ze wisten niet eens waar ze in net gebouw moesten zoeken. Elke weg die ze liepen leek nieuw. Na een lange tijd zoeken was de kamer eindelijk weer gevonden. ‘Nu hopen dat we antwoord krijgen.’ Nanami liep voor hun uit de kamer in. ‘Je beseft je wel dat we nu echt moeten gaan samen werken? We hebben elkaar hier in nodig.’ Terwijl Souta die vraag stelde keek hij naar Nanami die het hele lichaam aan het onderzoeken was van het jongetje. ‘Ja, ja, weet ik.’ Ze wierp haar blik niet af ze bleef kijken alsof ze iets zocht. ‘Eh, zullen we daar dan nu is mee beginnen?’ Nog steeds kwam er geen blik van Nanami enkel wat antwoorden op de vragen van Souta. ‘Ja, hij is hier, dat voel ik.’ ‘Souta ze heeft gelijk ik zie hem.’ Mizore was gehuld in angst tot ze aan het zicht gewend was. Haar hart klopte rustig en haar adrenaline was gezakt. ‘Dan is het dus nu mijn beurt. Hey, jochie, dit alles hier wat er gebeurd, is dat jouw schuld?’ De normale manier van praten voor Souta was terug en zeer herkenbaar. Al was zijn normale manier van praten niet de manier om antwoorden te krijgen waar ze op gehoopt hadden. Er stak een windvlaag op. ‘Ik denk dat je wat vriendelijker moet zijn Souta.’ Mizore zag dat het jongetje niet gediend was om op zo een toon aangesproken te worden. ‘Al goed, al goed, vertel ons dan op z´n minst wat er hier aan de hand is, waarom is Eijiro verdwenen.’ De windvlaag stopte en Nanami en Mizore keken elkaar aan. Nanami had het hele gebeuren tussen Mizore en Souta nog niet van zich af gezet daardoor was haar blik snel weer van Mizore afgewend. Mizore besloot er geen aandacht aan te geven en keerde haar blik terug naar het jongetje die rustig was geworden door het luisteren van Souta. Ze zag hem huilen, het jongetje had pijn dat wist ze. Op veel van Souta´s vragen gaf hij een klein knikje en Mizore zag zijn lippen bewegen. Ze vond het bijna jammer dat ze niet kon horen wat het zei. Souta leek het te verstaan en praatte terug. ‘Ik begrijp je probleem, maar dit kan zo niet langer, help ons met Eijiro vinden, dan laten wij je verder met rust of we helpen je met verder gaan als je wilt.’ Souta had zijn vriendelijke vermogen weer terug. Allebei de meiden waren nieuwsgierig naar wat het jongetje zou zeggen en vertellen tegen Souta. Mizore kon alleen letten op de reacties en Nanami kon niets anders dan de energie die er hing aan voelen. ‘Vertel je verhaal.’ Begon Souta in eens. Hij ging er zelfs bij zitten. Zijn volle aandacht was gericht op de stem waarvan hij de eigenaar niet zag. Mizore zag dat het jongetje een beetje vrolijker uit zag. ‘De energie is aan het veranderen.’ Nanami keek verwonderd om zich heen. ‘Ik denk dat hij gewoon gehoord wilde worden door iemand. Hij heeft veel moeten door staan.’ Mizore wende haar blik niet van Souta af om alles in de gaten te houden. Souta was volledig verzonken in zijn gesprek. Hij was de hele situatie vergeten en luisterde met volledige aandacht. Niets kon hem daar vanaf houden. ‘Hoe ben jij hier terecht gekomen?’ ‘Papa en Mama hebben me hier na toe gebracht toen ze vonden dat ik stout was.’ Dat het uit de mond van een zes jarige kwam was niet te overhoren. Souta stoorde zich hier niet aan. Hij had belangrijkere dingen te doen dan zich druk gaan maken om een kinderlijke stem. ‘Wat hebben ze hier met je gedaan. Ik bedoel je komt hier niet zomaar?’ ‘Gemene dingen. Ze deden mij pijn.’ ‘Wie deden je pijn?’ ‘Die mannen in grote, witte jassen.’ ‘Je bedoeld dokters?’ ‘Ja.’ ‘Wat deden ze precies met je?’ ‘Dat weet ik niet meer. Ik ging slapen en toen ik mijn ogen open deed waren ze weg.’ ‘Ik ga voor jou uitzoeken wat er met je gebeurd is, maar dan moet je mij ook helpen. Één van de kamers hier heeft iemand die ik ken mee genomen en niet meer terug gegeven. Kun jij me vertellen waarom?’ ‘Je bedoeld de kamer van het beest?’ ‘Het beest?’ Souta fronste zijn wenkbrauwen. Het verhaal begon hem wazig te worden. Hij had geen keus dan verder te vragen. ‘Wat bedoel je met het beest?’ ‘Dat zit in die kamer, ik ga daar niet heen. Moet jij ook niet doen is gevaarlijk.’ ‘Oké, maar wat voor een beest is het? Hoe ziet het er uit?’ ‘Grote zwarte hond met groen licht. Niet dicht bij komen hoor.’ Het kinderlijke gebazel begon Souta te verwarren in wat hij moest doen. ‘Kunnen wij die hond wegjagen om in die kamer te gaan?’ ‘Ja.’ ‘Hoe?’ ‘Met licht, veel licht. Het beest vind licht niet leuk.’ ‘Veel licht? Waar moeten we dat licht vandaan halen?’ Souta’s vraag werd niet beantwoord. Het jongetje verdween en het team bleef alleen achter in de kamer waar het jongetje dood gevonden is. ‘En nu? Wat zei hij?’ Vol verwachting keek Nanami naar Souta. ‘Dit gaan jullie niet leuk vinden, maar we moeten onze neus weer in de boeken steken voor we verder kunnen. Dat joch vertelde me dat er in de kamer waar Eijiro in verdwenen is een beest zit. Een grote hond met groen licht of iets in die richting. Geen idee wat hij daarmee bedoelde.’ In een paar zinnen had Souta zijn hele gesprek met de ziel weten uit te leggen. ‘Een grote hond met groen licht? Lekker duidelijk. Niet dus.’ Na zo een lange tijd was het sarcasme van Mizore terug gekomen. ‘Mizore. Wat verwacht je van een kind van zes?’ Mizore gaf geen antwoord op die vraag. ‘het lijkt me voor nu verstandig als we allemaal naar huis gaan, dan zijn we op onze gemak en kunnen we in alle rust zoeken naar informatie of het beest in de kamer en over het verleden van onze verloren ziel in de kamer waar ik over gedroomd heb.’ Iedereen stemde in met dat voorstel, al vond Nanami de uitleg iets wat te lang. ‘Laten we ze gewoon de bezeten kamer en de rode kamer noemen. Is eenvoudig en iedereen weet waar de ander het over heeft.’ Souta en Mizore knikten ter toestemmingen en gezamenlijk liepen ze het gebouw weer uit. Souta vond het zelf een heel gedoe. Dan weer er in en dan weer eruit. Op z’n minst gaf het hem wat avontuur in zijn leven. Eigenlijk wilde hij maar wat graag dat Mizore bij hem bleef. Het hele team beviel hem wel. Misschien toch wel jammer dat hij de apparatuur van Eijiro niet in werking heeft kunnen zien. Hij hoopte dat er nog een zaak zou komen waar ze met zijn vieren aan zouden gaan werken en Eijiro dan niet zou verdwijnen en hem kan showen of al dat spul echt werkt. Souta voelde zich vreemd. Veel warmer dan hij gewend was. Eenmaal buiten spreiden hun wegen zich. Nanami de ene kant op en Souta en Mizore de andere kant. Op weg naar de oude, maar fijn zittende bank waar ze nu behoefte aan begonnen te krijgen. Zij aan zij liepen ze terug naar het huis van Souta. Mizore besefte zich dat ze zijn huis als haar thuis begon te beschouwen. Ze wist dat Souta haar nu alles was, samen met haar nieuwe vrienden. ‘Souta­?’ ‘Ja?’ ‘Ik wil niet naar huis. Alsjeblieft breng me niet naar huis.’ Mizore stopte met lopen. Ze bekeek de harde grond onder haar voeten. Souta draaide zich naar haar om. ‘Goed, ik breng je niet naar huis, je blijft bij mij wonen tot je zelf een plekje gevonden hebt.’ Dit ging helemaal tegen Mizore’s verwachtingen in, nog erger toen hij zijn arm om haar schouder heen legde. Hij leek er geen controle over te hebben. Hij deed het gewoon. Een paar straten verder stonden ze voor de opening die afgesloten was door een deur en waar alleen Souta de sleutel van had. Eindelijk waren ze weer thuis. ‘Mizore, ga maar op de bank zitten, dan pak ik de boeken die we nodig hebben.’ ‘Hoezo? Vanwege mijn schouder?’ ‘Nee. Jij weet niet welke boeken we nodig hebben, bovendien ik ben langer dan jij.’ Het romantische moment waar Mizore op hoopte was niet gekomen. Ze kon maar niet bij die wisselvalligheid van hem. Het ene moment kan hij zo romantisch en zorgzaam zijn en het andere moment totaal zorgeloos en koud. Over zijn verleden wilde hij ook al niets los laten. Alsof alleen de gedachte eraan al genoeg was om een eeuwigheid pijn te veroorzaken. Mizore besloot te doen wat Souta zei en ging op de bank zitten. ‘Wil je ook wat drinken?’ Klonk het uit de keuken. ‘ja, maar ik dacht dat jij op zoek ging naar je boeken?’ ‘Ga ik ook. Maar eerst een kopje koffie.’ Terwijl hij de koffie aan het zetten was, doorzocht hij andere kamers opzoek naar de boeken. Alles wat Mizore hoorde was heel wat gerommel en het vallen van spullen. Toen Souta terug kwam had hij drie grote boeken in zijn hand. ‘Hier in moet wel wat te vinden zijn over dat beest.’ Hij liet de boeken op de tafel vallen voor Mizore’s neus. De klap die de boeken veroorzaakten, gaven Mizore een kleine schrik. ‘Moeten we dat allemaal lezen?’ Ze stond met open mond en grote ogen naar de dikke boeken te kijken. ‘Nee, niet alles. Alleen de delen die belangrijk zijn, al is dat wel naar je eigen beoordeling.’ Toen Mizore één van de boeken pakte om er is in te kijken merkte ze dat de boeken ook een behoorlijk gewicht bij zich droegen. Ze sloeg het boek open en begon te lezen. Souta bleef heel even naar haar kijken en liep toen naar de keuken om zijn koffie op te halen. Hij liep naar de keuken, goot de kopjes vol, de een met thee en de ander met koffie. Hij pakte beide kopjes op en liep terug naar de woonkamer. Nog voor hij binnen kwam had Mizore al een heel stuk van het boek gelezen. Normaal was ze niet zo een lezer, maar dit was interessant. Ze stuitte op dat gene waar ze naar opzoek waren. ‘Eh, Souta?’ Souta zette de kopjes op tafel en gaf aan dat hij wilde luisteren naar wat Mizore te zeggen had. ‘Ik denk dat ik onze grote hond met groen licht gevonden heb.’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.