Hoofdcategorieën
Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 12 Nieuw onderzoek
S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond
Hoofdstuk 12 Nieuw onderzoek
Nanami was thuis en bezig op haar laptop. Het voelde net of ze braaf deed wat Souta haar gezegd had. Ze kon het niet uit staan. Dat wisselvallige gedoe van hem. Hij moest gewoon zijn zoals ze hem had leren kennen. Niet omdat ze een oogje hem had, maar omdat haar de wisselvalligheid irriteerde. Bovendien, zoveel zin had ze nu ook weer niet in het doen van onderzoek. Nou ja, het onderzoeken was leuk, alleen dat zij uitgerekend de geschiedenis van dat joch moest vinden. Nanami hield zich liever bezig met de geesten wereld. Daar voelde ze zich op haar gemak. Haar kamer was leeg en stil en bovendien helemaal wit met wat krabbels op de muur van toen ze nog klein was. Ze keek even om zich heen om zich af te leiden, ze was al een uur bezig en nog had ze niets gevonden. Haar vader kon ze niet vragen want die wilde haar uit de buurt van dat oude instituut houden en haar moeder kon ze al helemaal niet vragen want die geloofde niet in dingen als zielen. ‘Nanami!’ klonk het op de gang. ‘Ja!’ de roep was bedoeld om aan te geven dat de roeper van haar naam zijn zegje kon doen. Op dat zegje hoefde ze dan ook niet lang te wachten. ‘Eten!’ ‘Kom er aan!’ Nanami deed de klep van haar laptop dicht waar ze een stickertje van apple op had staan. Ze wenste zich zo graag een apple laptop, maar haar ouders waren grote tegenstanders van het merk. ‘Geen idee waarom eigenlijk.’ Bedacht ze zich. Rustig deed ze haar kamerdeur achter zich dicht en liep op een langzame looppas door de gang heen. Ze leefde eigenlijk best wel lux. Haar kamer was enorm, net als de woonkamer, en dan hadden haar ouders voor zo een beetje alles een aparte kamer aangesteld. De tv kamer vond ze het meest gezellig, maar nu moest ze naar de eetkamer lopen. Van haar kamer af gezien was het best wel een stuk lopen. Niet al te ver natuurlijk, maar in vergelijking met andere huizen, was het ver. ‘Een wonder dat ik mijn vader altijd kan horen als hij me roept voor het eten.’ Dat was een eigenschap die zowel zij, als Mizore, als Souta, als Eijiro gemeen hadden met elkaar. Het diepe weg kunnen zinken in gedachten. Sjokkend kwam Nanami de eetkamer binnen. Haar ouders zaten al aan tafel geduldig op haar te wachten. ‘Nanami. Niet zo sloffen met je voeten. Loop gewoon.’ Haar vader was streng en duldde absoluut geen tegen spraak op zijn commando’s. Hij had nog altijd die gedisciplineerde, stijve houding van toen hij nog in het leger zat. Nanami was altijd heel close met haar vader, speelde graag met hem en lachte veel, maar sinds hij terug kwam uit de oorlog in Zuid – Korea werd er niet meer gespeeld en gelachen. Als ze om zijn aandacht vroeg werd ze weggeduwd. En dan haar moeder die op alles wat haar vader rond commandeerde zei: ‘Doe wat je vader zegt.’ Nanami ging aan tafel zitten met haar handen onder te tafel. ‘Nanami. Handen onder de tafel vandaan. Het eten staat op de tafel niet er onder.’ En ja hoor daar ging haar moeder weer. ‘Nanami. Doe wat je vader zegt.’ ‘Alsof ik mijn eigen naam niet weet.’ Nanami keek omlaag en mompelde. Tot haar geluk hadden haar ouders haar niet gehoord. Tijdens het eten was het stil. Dat was bij hun een regel. Tijdens het eten word er niet gepraat. Soms was ze bang voor haar vader. Niet omdat hij sloeg , dat deed hij niet, maar zijn hele uitstraling en houding. Een verkeerd woord gaf haar vader al woede. Deze regel over het niet praten werd gebroken door haar moeder. ‘Waar ben je geweest? Je was de hele dag weg en nu zit je de hele tijd op je kamer. Je bent toch niet naar dat oude gebouw hier in de buurt geweest hé? Ik wil niet hebben dat jij daar komt.’ Even wachtte Nanami met antwoorden, ze keek naar haar vader voor goedkeuring, hij gaf een knik en ze begin een leugen op te hoesten. ‘Nee, natuurlijk ben ik daar niet geweest. Ik weet toch dat jij dat niet wilt mam?’ Haar vader was niet gecharmeerd van haar toon. Hij keek haar aan met de blik dat ze haar uitleg nog is moest herhalen, maar dit keer zo dat het wel geaccepteerd word. ‘Nee, ik ben daar niet geweest. Ik weet dat u bezorgd word als ik daar heen ga moeder.’ ‘Dat is beter.’ Opnieuw galmde de strenge stem door haar oren heen. Ze stond op, ging van tafel en wilde naar haar kamer gaan, maar haar vader hiel haar tegen. ‘Nanami, vergeet jij niet iets?’ Nanami stopte en kneep haar ogen dicht. Ze keek haar ouders aan die haar streng terug aankeken. Ze draaide zich volledig om, hield haar handen achter haar rug en gaf de beschaafde toon die haar ouders wilden horen. ‘Vader, moeder, zou ik alstublieft de tafel mogen verlaten om door te gaan met mij bezigheden?’ ‘Dat is beter, nu mag je gaan.’ Ook al was het een compliment, de strenge toon bleef. Rustig liep ze naar de gang om daar haar vlugge sprint te kunnen maken. Jammer genoeg hoorden haar ouders deze sprint. ‘Nanami! Niet rennen!’ Ze trok haar sprint terug en liep rustig verder. ‘Nanami?’ kwam er nog uit de eetkamer. Haar ouders verwachten overal antwoord op als ze iets zeggen, maakt niet uit wat er gezegd woord. Een antwoord dient gegeven te worden. ‘Ja vader!’ zo vlug als ze kon gaf ze antwoord en ging terug naar haar kamer. Dat was nog wel de fijnste plek om te zijn in huis. De klep van haar laptop ging weer open en ze nam gauw door wat ze al gelezen had om erachter te komen waar ze was gebleven. Al drie keer had ze de hele tekst door gelezen, maar er stond niets interessants in. Alleen dat er eigenlijk na het kinderziekenhuis geen kinderen meer werden opgenomen. Op één na. ‘Marco een levendig jongetje van zes beweerde steeds een zwarte hond te zien zodra hij naar het nieuwe instituut voor mentaal genees kunde. Zijn ouders verklaarden dat ook hij geestelijk niet in orde was en brachten hem naar het I.M.G.K. De kleine Marco is hierna niet meer gezien.’ Ongelofelijk dat ze hier overheen heeft gelezen. Wel drie keer. Hun hele zaak gaat om Marco. Over wat er in dat instituut gebeurde kon ze helemaal niets vinden. Elk klein stukje wat mogelijke informatie bezat was geblokkeerd. Steeds weer het zelfde schermpje: ‘Deze pagina is geblokkeerd door de beheerder. Neem contact op met de beheerder of check uw internet verbinding.’ Bijna om wanhopig van te worden zo erg. Ze kon Souta niet eens bellen. De sukkel had niet eens een telefoon. Er kwam een grote zucht. Het was zo dui -delijk Dat Mizore en Souta elkaar leuk vonden. Hoe hard ze hun best ook deden, Mizore was altijd de gene die dingen vond en haar mond moest los trekken. ‘Oké, dat is niet helemaal waar.’ Nanami leunde achterover in haar donkerblauwe bureaustoel. Zij was de gene die niets zei en zich achterop stelde. Hoe vaak heeft Mizore wel niet gezegd dat ze welkom in de groep is, dat zij er ook bij hoorde. Nanami voelde zich bijna schuldig over haar gedrag. Ze keek op het klokje op haar computerscherm, 22:00. ‘Tijd om te gaan slapen.’ Zei ze met een zucht en schakelde haar computer uit. Haar reus van een bed stond midden in de kamer en was groot genoeg om haar er vijf keer in te laten liggen. Ze zwierde de dekens omhoog om er voor te zorgen dat ze er zonder moeite in kon gaan. Nanami trok haar pyjama en ging in bed liggen. ‘Vraag me af hoeveel Souta en Mizore hebben kunnen vinden.’ Dat Nanami moe was, was goed te merken, haar woorden waren slaperig en bijna direct na het laatste woord vielen haar ogen dicht, waarna de slaap direct er achter aan kwam.
10 uur in de avond was geen tijd om te gaan slapen aan de andere kant van het gebouw dat onderzocht werd door het kleine team van tieners. Mizore en Souta waren nog klaar wakker en druk met het bespreken van alle informatie. ‘Hier staat dat de hond met de groene gloed, alleen komt als er veel onrechtmatige sterfgevallen zijn geweest op een plek. Souta, wat word er bedoeld met onrechtmatige sterfgevallen?’ ‘Daarmee bedoelen ze mensen die gestorven zijn zonder natuurlijke dood en onder een verkeerde naam min of meer zijn vermoord.’ Mizore keek hem vragend aan, ze had geen idee waar hij het over had. ‘Lees verder, dan weet je waarschijnlijk meer.’ Haar blik verliet als laatste zijn gezicht en bereikte het boek om de rest van de zinnen te lezen. ‘In ruil voor hun daden, neemt de hond ze mee en laat ze lijden in eenzaamheid tot ze hun eigen daden gevoeld hebben. Dit zou met iedereen gebeuren die in de buurt komt van de hond. Zo wat een verhaal, maar ik snap het nog steeds niet.’ Souta rolde met zijn ogen. ‘Antwoorden vinden kan ze beter dan ik, maar snappen doet ze het niet.’ Zonder het te weten zei hij het hard op. Mizore keek hem met een verdrietig gezicht aan. ‘Sorry.’ Het was zacht, maar goed te horen. ‘Nee, nee, het is al goed, ik kan gewoon die logica niet leggen, dat is het enige, echt waar.’ Hij had echt spijt van wat hij gezegd had, hij wilde het niet eens zeggen. Het kwam er uit voor hij er erg in had. Mizore vond zijn manier van proberen goed te maken, erg grappig. Ze moest er om lachen en was zijn woorden alweer vergeten. ‘Het is al goed, maar kun je me het uitleggen. Ik bedoel wat er bedoeld word?’ ‘De hond straft mensen die onschuldige mensen vermoorden onder een goede naam, bijvoorbeeld geloof, geneeskunde of iets in die richting. Hij bepaald dus niet over leven of dood of zo, maar dit gaat puur om laten zien hoe het voelt als je pijn hebt en een ander duwt het er verder in. Dat is de taak die hij heeft.’ ‘Maar waarom is Eijiro meegenomen?’ ‘Omdat Eijiro te dicht bij kwam.’ ‘Dus het word niet zijn dood?’ ‘Nou, sommige mensen kunnen eenzaamheid niet handelen en maken er zelf een eind aan, maar zo schat ik Eijiro niet in.’ ‘Dat is dan tenminste een opluchting, al is het een kleine. Zeg, Souta, hoe zou het met Nanami gaan? Ze was nogal van streek over ons.’ ‘Maak je geen zorgen om haar, ze draait wel bij, ik denk dat er iets anders is dan alleen ons. Ook al zegt elkaar leuk vinden weinig.’ Souta begon te blozen en wende zijn blik af. ‘Hoor ik je nou toegeven dat je me leuk vind?’ ‘Moet jij nodig zeggen.’ Ook Mizore werd rood in haar gezicht en wende haar blik af. Toen ze elkaar weer aan durfden aan te kijken, ging de blik niet meer weg en werd er diep in de ogen gekeken. Het was best romantisch, maar Souta kende zijn angst en brak het moment direct wanneer het prettig begin te voelen. ‘Laten we gaan slapen, het is al laat. Slaap lekker.’ Mizore wilde hem nog vragen waarom hij zo een haast had, maar hij was al in zijn kamer verdwenen. ‘Welterusten dan maar.’ Ook al wist ze dat hij haar niet meer kon horen. Het begon haar op te vallen dat elke keer als het ook maar een beetje bijzonder gaat voelen hij zich meteen afsluit en zich koud opstelt. ‘Wat is dat toch met die jongen?’ Mizore werd er een beetje verward door, maar gaf de stille hoop op verandering niet op. In de kamer waar Souta in verdwenen was, lag hij op zijn bed en staarde het duister in. ‘Stom gedoe. Ik heb hier niet eens om gevraagd. Zulke dingen eindigen alleen maar in pijn.’ Vertelde hij zichzelf. Hij begon een hele discussie met zichzelf, hij wist niet wat hij moest denken en vinden. Aan de ene kant voelde het geweldig om zo in elkaars ogen te kijken. Aan de andere kant, bleef hij volhouden dat alles eens kapot gaat en dat het dus totaal nutteloos is. ‘Ik wil geen pijn meer en ik wil dat ook niet voor Mizore.’ Hij legde zich op zijn zij en maakte zijn lichaam klaar om alle rust op te nemen dat het nodig had. Zijn dromen brachten hem naar een plek waar hij nog nooit geweest is. Altijd waren zijn dromen duister. Hij droomde vaak dat hij stierf in zijn droom. Hij had daar geen problemen mee, maar deze droom, hij droomde over Mizore en hemzelf op een ontzettend mooie plek, ze waren samen. Er gebeurde niets, ze waren gewoon samen en het voelde geweldig. Souta schoot wakker en keek om zich heen. Het was al ochtend en hij had het niet eens gemerkt. Al zijn dromen lieten hem midden in de nacht wakker schieten, maar uit deze wilde hij niet weg. Hij plofte op zijn kussen en keek omhoog met zijn hand op zijn voorhoofd. Hij wist niet wat hem bezielde om over Mizore te gaan dromen. ‘Ik weet het, ik weet het. Liefde is stom, niet aan beginnen.’ ‘Wat zei je?’ Met een ruk ging Souta’s blik naar de deur. Mizore stond in de deur opening met een kopje koffie in haar hand. Souta wist dat het koffie was, hij rook de sterke, typische geur die koffie bij zich draagt als het vers. Hij kon geen woord uitbrengen hij stond alleen maar naar haar kijken. Het was hem nog niet opgevallen, maar Mizore is eigenlijk best wel knap. ‘Waar ben ik mee bezig? Liefde is niets, dat gaat altijd fout, mensen doen je pijn.’ Het ging hem constant door zijn hoofd, zijn ogen gingen een hele andere kant op dan zijn gedachten. ‘Kijk weg man, zit niet zo te staren.’ Hoe hard hij het ook probeerde, zijn ogen bleven op Mizore gericht. ‘Wat is er? Ik heb koffie voor je gezet omdat je nog sliep.’ Er kwam geen antwoord, enkel een starende blik die haar van top tot teen bekeek. ‘Souta?’ ‘Eh, wat?’ ‘Ik heb koffie voor je.’ ‘Ow, ja, dankjewel.’ Zijn ijs blauwe ogen staarden in haar ogen die hij niet verliet. ‘Wat heb jij vanochtend? Je gedraagt je vreemd.’ In eens was hij terug uit zijn droom wereld. ‘Nee, nee er is niets. Dankjewel voor de koffie.’ En Souta nam een slok uit het kleine kopje dat Mizore aan hem gegeven had. ‘Voor iemand die nog nooit koffie heeft gezet, smaakt dit best wel goed.’ Opnieuw sprak hij zijn gedachten hard op uit zonder het in de gaten te hebben. ‘Eh, dank je, maar ik heb al vaker koffie gezet hoor?’ Souta begreep niet waarom zijn woorden elke keer tegelijk kwamen met zijn gedachten. ‘Dat weet ik, maar hier is het je eerste keer.’ Daar was zijn ijs koude kant die Mizore altijd heeft gekend vanaf het moment dat ze hem heeft leren kennen. ‘Aha, maar we moeten vandaag wel een beetje op tijd zijn, gister waren we te laat. Vraag me wel af of Nanami er al staat te wachten op ons.’ Over te laat komen hoefde Mizore zich geen zorgen te maken. In het enorme bed, dat in het midden van de kamer stond, lag Nanami in een diepe slaap. Ze kreeg haar ogen niet open, ze was te moe. Ze had alleen wel het nadeel dat haar ouders eisten dat iedereen om negen uur stipt naast zijn bed stond en zich bezig hield met omkleden en opfrissen. Nanami draaide zich een keer om. Deze draai had ze beter niet kunnen maken. Net toen ze lekker in geknuffeld lag, werd ze geroepen. “anami! Het is negen uur! Je bed uit!’ De strenge stem van haar vader was goed te horen. Nanami opende haar ogen en baalde ervan dat ze nooit is uit kon slapen. Ze had geen andere keus dan doen wat haar opgedragen werd. ‘Nanami! Half tien zit je aan tafel!’ ‘Maar pap, ik wil ook is uitslapen het is vakantie!’ ‘Niets mee te maken en geen ge-maar! Half tien aan tafel, punt uit! Ik wil er niets meer over horen!’ Ze vond het echt laf. ‘Je durft niet eens naar mijn kamer te komen en het recht in mijn gezicht te zeggen.’ Ze deed het zachtjes, maar hoorbaar was het wel. Ze wist heel goed dat ze het beter voor zich kan houden, alleen, ze kon het vaak zat niet inhouden. Dan moest het er gewoon uit. Nu was zo een moment. Eigenlijk zat ze nu meer met haar hoofd bij haar vader die altijd deed alsof ze één van zijn soldaten was in plaats van zijn dochter dan bij de zaak die te op te lossen had samen met Souta en Mizore. Haar ogen sprongen open en ze vloog uit haar bed. Ze besefte zich dat Souta en Mizore waarschijnlijk op haar aan het wachten waren. Heen en weer springend deed ze haar blauwe rokje aan die bij haar school uniform hoorde, gewoon omdat die dicht bij was en haar vader wilde dat ze altijd een rokje droeg omdat ze een meisje is. Ze lette ook niet echt op welk shirt ze aan deed en pakte vlug een rugzak in met de enige broek die ze stiekem gekocht had, die was voor later. Het was al tien voor half tien en ze moest nog naar de eetkamer. Nanami was net op tijd vertrokken uit haar kamer, want haar vader begon al te zeuren. ‘Nanami schiet op! Het is tien voor half tien!’ ‘Kom er al aan pa!’ Ze kneep haar ogen dicht, ze was haar nette toon vergeten te geven in haar haast. Ze werd niet na geroepen, al wist ze zeker dat het niet zo zou blijven en ze er dus nog wel wat van hoort. Haar zekerheid werd beantwoord zodra ze aan tafel zat en begon te eten. ‘Waarom sprak je mij zo onbeschoft aan?’ ‘Mijn excuses vader, mijn woorden waren sneller dan mijn gedachten, het zou niet weer gebeuren.’ ‘Trouwens, dat oude gebouw, ik heb er een klacht over ingediend en het word volgende week eindelijk gesloopt, er komt een nieuw huis te staan.’ Nanami stopte met eten en keek verschrikt op. ‘Iets mis Nanami?’ Zowel haar moeder als vader keken haar vragend aan. ‘Nee, nee, niets aan de hand vader en moeder, ik was gewoon verbaasd dat de klacht zo snel verwerkt is.’ Met moeite gaf ze een glimlach en at door. In werkelijkheid was ze er eerder gezorgd over of ze voor die tijd Eijiro al weer terug en de zaak van dat kleine gozertje al opgelost hadden. Dit moest ze zeker niet vergeten te vertellen aan Mizore en Souta. Ze hadden nog maar een week de tijd. Snel schrokte ze alles naar binnen, greep haar tas en ging richting de deur. ‘Vader, mag ik van tafel en naar buiten?’ ‘Vooruit ga maar, maar wel op tijd terug voor het eten dame!’ ‘Is goed vader!’ Riep ze nog snel en nam een grote sprint naar buiten. Normaal durfde ze dat niet, maar dit was echt een noodgeval. Helemaal buiten adem kwam ze langs een boom die breed genoeg was dat ze er bijna drie keer in paste. Ze verstopte zich erachter, pakte haar broek uit haar tas, trok hem snel aan, deed haar rokje uit en in de tas, verstopte de tas en rende door naar het gebouw dat verboden gebied was voor haar. Toen ze aan kwam rennen stonden Mizore en Souta al op haar te wachten. Voor Nanami een woord kon uitbrengen moest ze eerst op adem komen. De andere twee keken naar haar, keken dan naar elkaar en dan weer naar haar. Ze begrepen niet hoe Nanami die altijd als één van de eerste klaarstond nu in eens te laat was. ‘Eh, Nanami, we staan hier al een uur?’ Souta probeerde haar blik te vangen, helaas zonder succes. Nanami wilde op haar horloge kijken, ze zag dat ze hem niet om had. In haar haast was dus totaal vergeten haar horloge om te doen. ‘Heeft één van jullie een tijd hoe laat het is?’ Het hijgen was minder, maar nog niet weg en dat was goed te horen. ‘Nee, wij hebben niets bij ons.’ Mizore krabde zichzelf op haar achterhoofd en keek naar Nanami die voorover gebogen stond. ‘Nou ja, pech dan. Hoe dan ook, ik iets belangrijks te vertellen. Mijn vader heeft een klacht ingediend over dat gebouw en volgende week word het gesloopt, dus we moeten snel zijn, erg snel.’ Souta en Mizore keken elkaar aan. ‘Een week? Dat moeten we met gemak kunnen halen. Mizore en ik hebben goede en bruikbare informatie gevonden.’ ‘Ik dus gelukkig ook.’ Nanami was intussen op adem gekomen en kon rustig haar verhaal doen wanneer het haar beurt was. ‘Vertel. Wat heb je gevonden?’ ‘Ik heb de naam gevonden van onze onbekende hulpvrager. Hij heet Marco en zijn ouders hebben hem in dat instituut gedaan omdat hij elke keer als ze er langs kwamen een zwarte hond zag. Zijn ouders verklaarden hem voor gek en hij is na dat ze hem naar dat instituut hebben gebracht niet meer gezien. Ik heb ook nog wat geprobeerd te vinden over wat er precies gebeurde daar binnen, maar elke site was geblokkeerd.’ Nanami was blij dat ze eindelijk klaar was met haar verhaal. Eigenlijk wilde ze alleen maar weten wat Souta en Mizore gevonden hadden en daarna zo snel mogelijk naar binnen om Eijiro op te halen en weg te wezen. ‘Nu beginnen de puzzel stukjes op hun plek te vallen. Die zwarte hond die Marco zag is een soort straffer. Mensen die anderen doden onder een ‘goede naam’ zoals bijvoorbeeld geneeskunde worden door de hond mee genomen, eenzaam achter gelaten en de rest is aan hun zelf. Dat geld trouwens ook voor de gene die te dicht bij komen.’ ‘Zoals Eijiro.’ Merkte Nanami op. ‘Dus de kamer is helemaal niet bezeten, er zitten daar alleen mensen die gestraft worden. Maar waarom zou dat beest dan niet van licht houden als het iets goeds is?’ Nanami vervolgde haar vragen over de vondsten van Souta en Mizore. ‘Dat is niet zo moeilijk. Straffen hoort niet hier te gebeuren. Er moet dus iemand zijn geweest die dat beest heeft opgeroepen, anders komt hij niet.’ Souta had het boek goed bestudeerd en wist dus heel goed waar hij over sprak. ‘Dan blijft alleen over wie dat beest opgeroepen heeft.’ Nanami begon al naar de ingang van het gebouw te lopen. ‘Daar komen we waarschijnlijk nooit achter en ik heb geen idee hoe we dat beest weg kunnen krijgen.’ Souta verwachte dat Mizore wel met een oplossing zou komen, vaak genoeg deed ze niets anders. Sneller oplossingen hebben dan hij, maar er kwam niets. Vreemd was het, gaf hij haar de kans om sneller te zijn, neemt ze hem niet. Mizore merkte dat hij naar haar zat te kijken. ‘Zit je ergens op te wachten of zo? Ik weet het ook niet hoor.’ Mizore leek er niet gecharmeerd van te zijn dat Souta ineens verwachtingen stelt aan haar. Er kwam een klein lachje op Nanami’s gezicht. Eigenlijk was die rare wel, geen liefdes verhouding tussen Mizore en Souta wel grappig. Het gaf leuke momenten, zo erg was dat niet. Nanami zonk even ver weg in haar gedachten. Ooit had zij ook zo een verhouding met een jongen. Nooit wat geworden, maar ze was wel echt gek op hem. Het was zo lang geleden, ze was nog maar zes en was verkikkerd op haar buurjongetje. Ze kon alleen niet meer op zijn naam komen. ‘Het is wel jammer dat het nu zo moeilijk word om er achter te komen wat er met Marco gebeurd is. Heb je ook niet iets kleins gevonden er over?’ Er kwam geen antwoord. Nanami was te diep weg in haar gedachten. Souta ging naast haar lopen en zij haar naam in delen in haar oor. ‘Na-na-mi?’ het leek bijna alsof ze uit een slaap wakker gemaakt werd. ‘Hè? Wat?’ ‘Of je echt helemaal niets hebt gevonden over wat er hier gebeurde.’ ‘Ow, nee, helemaal niets. Ik zei toch. Alle sites waren geblokkeerd.’ Ze wist dat het er een beetje nors uit kwam. ‘Moet hij maar geen domme vragen stellen.’ Dacht Nanami verder en liep voor hun uit. ‘Misschien liggen hier nog wat oude documenten.’ Zei Souta terwijl hij om zich heen keek. Alweer die vervelende, donkere gangen. Iedereen kreeg er wel een beetje genoeg van. Ze waren al dagen bezig en hadden maar kleine stapjes vooruit gang. ‘Zie jij ergens een kantoor dan?’ De norse houding van Nanami was opvallend, maar zowel Mizore als Souta durfden er niets meer van te zeggen. ‘Nee, ik zie geen kantoor, maar we kunnen er toch een kantoor gaan zoeken? Anders weet ik niet wat we verder hier moeten doen. We kunnen Eijiro niet zomaar bevrijden.’ Het klonk nogal dom. Toch was het wel de waarheid. ‘Ow, kom op, we hebben alles hier doorzocht en er was geen kantoor te….’ Nanami hield haar houding vast en stopte met lopen. Ze staarde in het wilde weg naar voren. ‘Wat? Wat is er nou?’ Mizore schudde haar door elkaar. Er verrekte geen spier in het gezicht van Nanami. Alles wat ze deed was haar pols bewegen en haar wijsvinger naar voren uitsteken. ‘Kantoor.’ Zei ze in eens. Souta en Mizore keken in de richting van haar wijsvinger en zagen het kantoor aan het einde van de gang. Ze vonden het wat vreemd. Dat kantoor was hun eerst nooit opgevallen. Het leek of ze elke keer kregen waar ze naar zochten. Ze dachten het gebouw inmiddels te kennen. Dit bleek toch heel anders uit te pakken. Toen ze het kantoor binnen liepen waren ze erg op hun hoede. Hier binnen in het gebouw, waar de zwarte hond met de groene gloed waakt, was niets te voorspellen. Ze bekeken de hele kamer en door zochten elk hoekje en gaatje om iets te vinden over wat er hier wel niet allemaal gebeurd is. Alle patiënten verdienden iets beter. Vooral Marco, hij zat hier vast. Souta vond een laatje dat op slot zat en wist zeker dat daar in iets zat wat niemand mocht vinden. Nanami zag het trekken en duwen aan het laatje en om zich heen kijken voor een sleutel. Ze gaf een glimlach en liep naar hem toe. ‘Laat mij maar.’ Ze pakte een speld uit haar haren en probeerde het laatje open te krijgen zoals ze dat in die oude films altijd zag. Ze deed erg haar best, maar hij ging niet open. Nanami raakte helemaal van de kaart. Ze had het al zo vaak gedaan en nu lukt het niet. Haar hele speld ging kapot aan het draaien en duwen in het sleutelgat. ‘Waarom….werkt….dit….niet’ Uiteindelijk gaf ze het op. Ze kreeg hem niet open. Opeens ging hun blik omhoog door het geluid van spullen die op de grond vielen. Alles viel over Mizore heen. Ze liet alles liggen, deed de deurtjes weer dicht en liep naar de twee teamleden toe die druk waren dat kleine laatje open te krijgen. ‘Niets interessants daar.’ Mizore zei het alsof er niets gebeurd was en ze van niets wist dat alles uit de kastjes gevallen was. Souta snelde zich naar de papieren, hij moest en zou kijken of hij iets kon vinden. Tevergeefs, er zat niets tussen dat voor hun belangrijk was. Wel wat dossiers, maar dat van Marco zat er niet tussen en de mogelijkheid op het vinden van die sleutel tussen de papieren was ook al vervlogen. Hij gooide de papieren van zich af en liep terug. ‘Niets belangrijks.’ ‘Dat zei ik toch al?’ Mizore kreeg in de gaten dat ze Souta’s nonchalante gedrag begon over te nemen. Ze hield haar hand voor haar mond alsof ze ergens van schrok. ‘Hoe kan dat? Ik ken hem pas een paar dagen.’ Ze was verward door haar eigen gedachten. Terwijl haar gedachten bij haar daden waren, waren die van Nanami heel ergens anders. Het gebeuren tussen Souta en Mizore deed haar enorm terug denken aan vroeger. Als ze toch is zijn naam weer wist. Dat was de reden dat ze zo een hekel had aan het gedrag van Mizore en Souta. Ze was niet jaloers, op een één of andere manier deed het haar pijn. Haar buurjongetje was zomaar verdwenen. Dag ervoor speelde ze nog met hem en daarna kwam hij nooit meer terug. Zijn ouders zeiden steeds dat hij bij familie was, maakte niet uit wanneer ze het vroeg. Bijna kwamen er tranen. Ze slikte snel en begon een zin. ‘Waar kunnen we die sleutel hier vinden? Zo lukt het namelijk niet.’ Souta dacht diep na. Er moest een oplossing zijn, de vraag was alleen welke. Ook Nanami vestigde haar aandacht op het openen van het laatje. Tegelijk kwamen Nanami en Souta op het zelfde idee. Ze herinnerden zich hoe de laatste keer de sleutel voor een kamer gevonden was. Mizore vond hem omdat ze zag waar ze moest zoeken. Nanami en Souta keken Mizore aan, die met grote ogen terug keek. Ze wist direct waar Souta en Nanami aan dachten. ‘Nee, nee, nee, absoluut niet.’ Ze schudde wild met haar hoofd. ‘Ah, waarom niet? Het is onze enige hoop omdat stomme ding open te krijgen.’ Souta keek haar vragend aan. ‘Denk je soms dat ik het uit mezelf doe? Niet dus. Het over komt me.’ ‘Je kan het toch proberen? Gewoon focussen op wat je nodig hebt.’ Hoopvol bleef hij naar haar kijken. Zo hard als hij kon probeerde hij zijn serieuze, koude blik te veranderen in een vriendelijke, warme blik zodat Mizore eerder zou toegeven. Het ging met moeite, maar het werkte. ‘Oké, oké, ik probeer het. Maar ik beloof niets.’ Souta’s blik gaf aan dat hij voldaan was van zijn terugkerende manipulatie vermogen. Wat heeft hij die karakter trek gemist. Mizore sloot haar ogen en deed haar best om zich te focussen, maar de beelden ze eerder heeft gehad, bleven weg. Het werkte niet. Haar gave liet haar in de steek. Nanami had al opgemerkt dat het idee dat ze hadden niet werkte. Mizore was nog niet bevorderd genoeg met haar gave. Ze rolde met haar ogen en leunde tegen wat boeken aan. De boeken vielen naar achteren en Nanami’s arm ging mee. Toen ze haar hoofd omdraaide, lag er voor haar neus een klein kistje met een sleutel erin. ‘Sleutel gevonden.’ Haar blik week niet van het doosje dat voor haar stond. Mizore opende haar ogen en liep naar het gat toe waar Nanami’s arm in lag. Souta nam de moeite niet om te gaan kijken. Hij wist dat hij het toch wel te zien zou krijgen. En gelijk had hij, gretig pakte Nanami het kistje uit het nisje waar ze het vond en zette het op het bureau neer. Net zo gretig als dat Nanami het kistje pakte, pakte Souta het sleuteltje er uit. Het gleed als het ware het sleutelgat in. Het paste als gegoten. Iedereen was stil, enkel het geluid van het draaiende sleuteltje was te horen. Souta liet het sleuteltje los en langzaam maakte hij het laatje open. Alle drie bogen ze zich over het laatje heen, vol
nieuwsgierigheid wat er in het laatje zat. Ze vonden een klein boekje met een slotje er op. Het blijkbaar toebehoorde sleuteltje lag er naast. ‘Heb ik mijn speld kapot gemaakt voor een dom notitie boekje?!’ Nanami was beledigd dat haar inspanning voor niets was. ‘Ik denk dat dit meer is dan een notitie boekje. Ik denk dat het een dagboek is. Daar kunnen nog best wel wat antwoorden staan.’ Mizore probeerde Nanami’s beledigde gevoel te laten zakken, maar het werd eigenlijk alleen maar erger. ‘Dan nog. Mijn nieuwe speld is kapot door een dom dagboek!’ Riep ze uit. De hele kamer begon te rommelen. ‘We moeten wegwezen hier.’ En Souta begon uit de kamer te rennen. Zonder na te denken volgende Nanami en Mizore hem op de voet naar buiten. Hout brokken vielen naar beneden samen met stenen. Souta hield zijn hoofd bedekt met het boekje dat hij in zijn handen had. Mizore en Nanami gebruikten hun armen en renden zo snel als ze konden. Souta bij houden was erg moeilijk. Hij was erg lang en daarom ook sneller. De meiden waren een stuk kleiner en dus ook een stuk langzamer. Hun paniek gaf ze adrenaline, met een volle boost renden Souta, Nanami en Mizore het gebouw uit. Er viel een grote balk voor de deur dat voor een deel de weg naar binnen blokkeerde. Ze waren eerder blij dat ze er niet onder waren gekomen. Al had het shirt van Nanami er wel onder te lijden. Ze was hangen gebleven aan een spijker en trok daarmee haar mouw kapot. Toen ze het in de gaten kreeg flipte ze ´m helemaal. ‘Ow nee, als mijn vader dit ziet vermoord hij me. Letterlijk waarschijnlijk, omdat ik antwoord moet geven op wat ik gedaan heb. Ik mag hier niet eens komen.’ Souta zag wat bosjes en gaf haar een duw zodat ze er in zou vallen. ‘Zo. Nu komt het omdat je gevallen bent.’ En Souta begon wat te lachen. ‘Ik hoop maar voor jou dat mijn vader hier in trapt.’ Ze keek hem boos aan. Mizore stond er passief bij te kijken en had haar focus op het dagboek gelegd. ‘Wat zou er in dat dagboek ding staan?’ Nanami had zich bij de situatie neer gelegd. ‘Er is maar één manier om daar achter te komen.’ Alle drie de blikken gingen naar het dagboek dat Souta voor zich uit hield.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.