Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » numb » deel 8
numb
deel 8
Ik ben al dertien cafés af geweest op zoek naar de persoon. Ik had geen idee waar dat ik moest beginnen zoeken. Maar toen ik mijn dorst voelde opkomen ben ik een gezellige pub binnen gestapt. Door verveling ben ik ieders gezicht af gegaan op zoek naar de persoon. Maar niemand had er ook maar een trek van mee. Dan ben ik maar naar andere cafés gaan zoeken en zit ik nu aan nummer dertien. Komt het door het ongeluksgetal dat ook daar niemand zat, of gewoon door het feit dat dit eigenlijk zinloos is? ik weet het niet. In de verte zie ik nog eentje. Als ik daar ook niemand zie die er op gelijkt, stop ik ermee!
Ik stap het lelijke gebouw binnen en de moed zakt me in de schoenen als ik overal kaartende oude mensen zie zitten. Aan elke tafel ga ik, met de foto van Demi in mijn hand, gaan vragen of ze haar kenden. Ik ben aan de bar aangekomen als ik opeens een jongen van mijn leeftijd zie zitten. Ik kijk vlug eens naar mijn blad en ja hoor, het is hem. Omdat hij niets zou merken, ga ik net zoals aan alle andere tafels gaan vragen of hij haar kende.
‘ waarom moet je dat weten?’ vraagt hij verbaast.
‘ ik studeer voor journalist en als eindwerk moest ik een artikel schrijven over een onderwerp naar keuze, ik heb voor de zelfmoord van Demi gekozen.’ Verzin ik vlug.
Gelukkig heb ik vandaag mijn haar samengebundeld onder mijn pet verscholen en mijn make-up aan de kant laten liggen of ik was zo door de mand gevallen.
‘ dat is mijn ex.’ Zegt hij. Vanbinnen beginnen mijn aderen een ongezond warme temperatuur te krijgen. Hij liegt dat hij zwart ziet! Zelf een kleuter zou het opmerken. Maar ik heb de bewijzen, er stond niets in haar dagboek over een vriendje. Ik laat niets merken. Wil hij het zo doen, dan speel ik zijn spelletje mee. ik vraag hem als hij weet waarom ze zelfmoord heeft gepleegd.
‘ pff. Ze was gek aan het worden. Ze zag overal personen die er niet waren. Ze dacht zelf dat ze achtervolgd werd.’ de jongen van op haar school…. ‘ ze kon het zo verder niet aan.’gaat hij verder.
‘ waarom heb je haar niet tegen gehouden?’
‘ ik had het uitgemaakt, ik werd gek van haar waanbeelden.’
Ik zie dat hij zicht ongemakkelijk begint te voelen.
‘ maar ik moet nu dringend naar een afspraak.’ Zegt, hoogst waarschijnlijk liegt, hij.
‘ mag ik je naam weten. Ik moet mijn bronnen vermelden.’
‘Ruben Peeters.’ En weg was hij.
‘ Ruben Peeters, die naam ga ik onthouden!’
Terug op mijn hotelkamer aangekomen zie ik een briefje onder de deur zitten:
‘Bemoei je niet met de dood van Demi of je kan er naast gaan liggen.’ Staar er slordig op geschreven.
Zou hij me achtervolgd hebben?
Wat moet ik nu doen? En zonder dat ik het wist, leiden m’n voeten me alweer richting park.
Eenmaal buiten voel ik me niet op mijn gemak en kijk voortdurend om me geen of niemand me achtervolgd. Maar niemand besteed aandacht aan mij en loopt gehaast door.
Ik zit tegen de boom mijn verhaal te doen tegen Carolien.
‘ Dus jij denkt dat die Ruben het heeft gedaan?’
‘ik ben er zeker van!’
‘ dan moet je dat verder uitzoeken, want zonder bewijzen gaat niemand je geloven. En zeker de politie hier niet, ze zijn nogal… tjah… naïef.’
‘ ja dat heb ik gemerkt. Maar hoe ga ik bewijzen vinden?’
‘Nja, dat weet ik ook niet. Maar ik zal je steunen. Hier mijn gsm nummer.’ Zegt ze terwijl ze mee papiertje met cijfers erop geeft.
Ik geef ook mijn nummer en bedank haar.
‘ dat is graag gedaan.’
Als ik weer door de straten wandel, ben ik volop aan het denken.
Hoe kan ik bewijzen vinden?
Maar hoe meer ik denk, hoe meer de moed me voor de tweede keer vandaag in de schoenen zakt. Ik heb echt geen idee.
Ik kom aan een kruispunt en wacht tot het licht groen wilt worden. Een paar meter achter mij stopt ook iemand. Niet verwonderlijk aan een rood licht, maar toch stelt die gedachte me niet gerust. Ik probeer te zien wie het is, maar zijn sjaal bedekt zijn gezicht. Een sjaal? Zo koud is het vandaag toch niet.
Misschien is hij verkouden, maar ook die gedachte kan me niet sussen.
Het wordt groen en ik steek de straat over. De persoon loopt in een rechte lijn, waar ik net heb gewandeld, over het zebrapad. Ik begin mijn pas te verrappen.
De persoon komt steeds dichterbij. Hij haalt me in, en voor een moment denk ik dat ik er vanaf ben, tot hij plots zijn vuist op steekt. Een helse pijn schiet door mijn neus en er loop een rood straaltje bloed op mijn hand die ik er beschermend heb voor geplaatst. Een nieuwe pijnscheut raast door mijn maag. Ik grijp naar zijn gezicht en de sjaal dwarrelt voor mijn voeten op de grond. vlug loopt de persoon weg, met lang wapperend haar. Het kleur kan ik door de pijn niet benoemen of onderscheiden van de zoveel andere kleuren om me heen. Een walm van parfum blijft achter.
Het was een vrouw…
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.