Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden » Het zwarte paard

Schrijfwedstrijden

12 okt 2015 - 22:18

1272

1

317



Het zwarte paard

Op een gegeven moment was het genoeg geweest. De lichten waren te fel, de auto’s te luid, de feestjes te laat. LA was als een pretpark, maar wonen in een pretpark was slechts een paar jaar leuk. Daarna begon het eeuwige geschreeuw en gedraai je de neus uit te komen, ontdekte je hoe afgestompt je je voelde zonder je constante dopaminefix, merkte je de rotzooi van de andere bezoekers eindelijk op. Dus waren ze vertrokken.
“Bill, heb je verdomme wéér een paard gekocht? De stallen staan al vol!”
In de stad was hun alsmaar uitdijende beestenboel al een probleem geworden. Eigenlijk had die toen alleen maar uit steeds meer honden bestaan, maar Bill had nog meer gewild. Kattenmensen waren ze niet, vogels stoorden hen tijdens het werk en konijnen waren zo saai. Zodra de verhuisplannen ter sprake kwamen, hadden ze echter de perfecte gezinsuitbreiding gevonden: ze ging naar een boerderij en Bill nam een paard. Of eigenlijk: een kudde.
“Wat zeg je?” Er klonk gestommel vanuit het huis. De jongste Kaulitz stormde vanaf de trap naar beneden. Tom vond hem er nog altijd volslagen belachelijk uitzien in zijn veel te strakke rijbroek, felblauwe poncho en strohoed. Hij had zelfs zijn zweepje al in de hand.
“Of je weer een knol gekocht hebt,” vroeg de oudste Kaulitz bruusk.
“Nee, hoezo?” reageerde zijn broer verbaasd.
“Er staat een zwart paard voor de deur, en ik weet vrijwel zeker dat wij er geen hebben. Dat we geen dierentuin meer in ons penthouse hoeven te proppen, betekent niet dat je er zomaar op los kunt adopteren! Die beesten kosten klauwen vol geld en tijd. Je kunt niet ieder zielig beestje opvangen, Bill!”
“Ik heb geen paard gekocht, Tom!” riep Bill kwaad. Hij liep op zijn broer af. “Laat maar zien, dat paard. Je ziet vast spoken. Paarden komen niet zomaar uit de lucht vallen.”
“Kennelijk wel, ik heb hem in ieder geval niet meegenomen,” zei Tom, terwijl hij geïrriteerd achter zijn broer aan beende. “Zie je?” zei hij, toen Bill in de deuropening stil bleef staan.
“Maar we hebben helemaal geen zwart paard!” riep Bill uit.
“Dat is precies wat ik de hele tijd al probeer te zeggen. Dus, waar komt hij vandaan?”
“Hoe moet ik dat nou weten?” brieste Bill, die inmiddels op het paard afliep. Het dier keek hem nieuwsgierig aan. Pikzwart was hij, van top tot teen. Hij stond voor de staldeur, alsof hij op hen had staan wachten. “Wie ben jij nou weer?” vroeg Bill het dier. Hij schrok niet weg toen de man dichterbij kwam, maar liet zich gewillig over zijn snuit kriebelen.
“Hij moet wel van iemand zijn,” merkte Bill op. “Kijk maar, hij heeft een halster, en hij ziet er niet ondervoed uit.”
“Dus iemand is z’n paard verloren en nu staat hij hier? Wat een hoop paardenschijt!"
“Nou kijk, Tom, hij heeft benen: hij kan lopen.”
“Dan nog, je moet wel een volslagen idioot zijn om een paard kwijt te raken,” zei Tom nukkig. “Dus, wat nu? Hij kan hier niet blijven.”
“Ik ga hem in de wei zetten,” kondigde Bill aan.
“Ik heb toch gezegd dat we hem niet kunnen houden!” protesteerde Tom.
“Je laat me niet uitpraten! Dan kunnen wij zijn eigenaar gaan zoeken. Die wil hem vast graag terug.”
Zo gezegd zo gedaan. Bill zette de hengst in een lege wei (als de hengst Tom al zo pissig maakte, hoefde hij daar vast geen veulentjes bij) en vulde de waterbak bij. Het dier begon meteen aan het gras te knabbelen. Zo, was er tenminste iemand tevreden.
Toen hij terugkwam, stond Tom al bij de auto te wachten. “Onze gast staat lekker te grazen. Laten we z’n thuis gaan zoeken,” zei Bill, terwijl hij in de auto ging zitten.
“Oké, waarheen?” vroeg Tom, die achter het stuur zat.
Amerika was uitgestrekt, en dat gold des te meer voor zijn platteland. De Kaulitzens dichtstbijzijnde buren woonden een paar kilometer verderop, maar na een korte inspectie door de buurman, bleek dat zij geen paard misten. Dus reden ze door en door en door, naar boerderijen die steeds verder van hun eigen aflagen. Eerst hadden ze de mensen bij wie ze aanbelden nog wel gekend, maar inmiddels stonden ze op de stoep van mensen die ze geen buren meer konden noemen, en zelfs nog nooit gezien hadden.
“Hoever kan zo’n kutknol nu helemaal van huis geraakt zijn?” Ze waren inmiddels vele tientallen kilometers van huis en het aantal vreemde erven dat ze hadden betreden was ze ontschoten. Tom kneep geërgerd in het stuur terwijl ze over de lange zandweg terughobbelden naar de hoofdweg.
“Ver, kennelijk,” zei Bill. De zon was inmiddels ver op weg naar de horizon en hun magen waren begonnen te knorren. “Misschien hebben we ergens een huis gemist? Het is hier zo uitgestrekt, dat zou toch kunnen?”
“Of misschien heeft dat rotbeest gewoon geen eigenaar.”
“Nee, hij had een halster om. Hij moet wel van iemand zijn.”
“Misschien heeft iemand hem gedumpt. Misschien zijn we zelfs wel langs zijn oude eigenaar gekomen vandaag. Wat zal die gelachen hebben!”
“Als je van een paard af wil, kun je hem veel beter naar de paardenslager brengen. Dat brengt tenminste nog geld op. Maar laten we teruggaan. Het begint donker te worden, en de paarden moeten nog naar binnen.” Bill zakte vermoeid met zijn hoofd tegen het raam.
“Wat moeten we dan met die knol? Ik zeg het je Bill: we houden hem niet. Geen denken aan!”
“Rustig, man. We zien het morgen wel. Hij moet van iemand zijn. Misschien kunnen we de eigenaar wel via het internet vinden, en anders zal hij vast van iemand horen dat wij z’n paard hebben. De wijde omtrek weet het immers.”
Tom protesteerde nog zwakjes, maar reed toch terug naar huis. Hij had honger.
Eenmaal thuis liep Bill naar de wei. Als hij snel was, kon hij de paarden nog binnenkrijgen voor het eten. Hij vulde de bakken met voer, pakte een halstertouw en liep weer naar buiten. Terwijl hij de merries één voor één de stal in leidde, dacht hij na over waar hij hun gast zou onderbrengen. Tom had gelijk, hun stallen zaten vol, en ruimte om twee paarden in één box te stallen, hadden ze niet.
Uiteindelijk besloot hij dat de onbekende hengst wel in James’ stal kon staan. Het beloofde geen koude nacht te worden, dus hun eigen hengst zou met een deken probleemloos buiten kunnen blijven.
Maar dat moest nu even wachten. Tom riep dat het eten klaar was.
“Hé, Tom, wil je zo misschien even helpen?” vroeg Bill terwijl ze hun borden in de vaatwasser aan het zetten waren.
“Heb ik dat nog niet genoeg gedaan vandaag?” vroeg Tom vermoeid. “Maar zeg op, wat moet ik doen?”
“We hebben te weinig stallen, dus ik laat James vanavond buiten. Zou jij hem zijn deken om kunnen doen? Dan kan ik nog wat dingetjes in de stal doen.”
“Natuurlijk.”
Dus vertrok Tom even later met de deken, terwijl Bill in de stal achterbleef. Hij vulde het water bij, controleerde of alles er verder goed uitzag en borstelde de paarden. Uiteindelijk kwam hij uit bij een mysterieuze zwarte hengst, en besloot dat hij hem, nu hij toch bezig was, net zo goed ook een borstelbeurt kon geven.
Met zachte, gelijkmatige halen streek hij over de zwarte vacht. Hij stopte. Zag hij dat goed? Nee, dat kon toch niet?
De staldeur ging open en Tom kwam naar binnen. Zijn gezicht was wit en bezorgd, alsof Gustav hem verrast had door naakt tevoorschijn te springen. “Euh, Bill, we hebben een klein probleempje. James is weg.”
“Ik denk dat ik hem net gevonden heb,” zei Bill langzaam. Hij borstelde verder, en ja hoor: met elke haal vervaagde het zwart iets meer tot de witte vacht van hun schimmel tevoorschijn kwam.
Ze hadden de eigenaar gevonden.


Reacties:


Bodine
Bodine zei op 15 okt 2015 - 18:51:
Hahahaha Daan, what even x)
Ik vraag me nu wel heel erg af: wat is dat zwart? o.o