Hoofdcategorieën
Home » Twilight » Children of the moon » 1
Children of the moon
1
Mijn ouders waren allebei journalisten toen ze elkaar leerde kennen. Toen ze mij kregen besloot mijn moeder om haar baan op te geven en haar grote droom om schrijfster te worden na te streven. Na het overlijden van mijn vader besloot ze dat het tijd was om te verhuizen, aan de ene kant snap ik het wel, ze wilde weg van de plaats waar al haar herinneringen die ze had pijn deden omdat die haar aan mijn vader deden denken. Mijn jongere broertje Toby was degene die er het meest enthousiast over was. We verhuisden paste ons aan, aan onze nieuwe ‘thuis’ en verhuisden weer opnieuw. Natuurlijk wist ik ook deze keer dat het eraan zat te komen, ik had me er al op voorbereid maar nog vond ik het erg om afscheid te moeten nemen van alles wat ik hier in Phoenix had, het was tot nu toe door de warmte mijn meest favoriete stad geworden waar ik tot nu toe had gewoond. Maar weer werd mijn moeder het beu en besloot te verhuizen een nieuw avontuur noemde ze het altijd. Toby vond het altijd geweldig. Niet dat ik me erbij neer had gelegd. Maar voor haar maakte mijn menig niet veel uit. Andere van mijn leeftijd vonden het altijd geweldig dat ik zoveel reisde en wilde altijd alles weten over waar ik al geweest was en klaagde dan dat ze net hetzelfde leven als mij wilde leiden. Ik wist zelf niet eens waarom ze het willen. Ik was juist jaloers op hun omdat zij een echte thuis hadden. En ik, ik had geen echte thuis. Ik had liever gehad dat er een plaats was waar ik gewoon een keer kon blijven, en dan hoopte ik vooral op Phoenix. Even had het er ook zo op geleken. We waren hier al langer dan dat we ooit ergens geweest waren. Maar mijn moeder werd het hier beu en vond een huisje, in een dorpje genaamd La Push. Ik had het er een en ander over opgezocht. Het lag niet ver van Forks een klein stadje dat bekent stond als een plaats waar de warmte zeldzaam was. Het zou er het meeste van de tijd regenen en koud zijn. Zelfs in het regenwoud zou ik liever hebben gewoond dan daar. Ik zag op tegen de kou en de regen. Van Phoenix naar La Push was een hele verandering. Maar ik had nog nooit 1 keer tegen mijn moeder ingegaan tegen een verhuizing. Haar geluk betekende alles voor me. Sinds mijn vader was overleden had mijn moeder veel te verduren gekregen. Ook voor ons was het niet gemakkelijk. Ik had de schuld van mijn vaders overlijden op me genomen en gezworen dat ik nooit zoiets zou laten gebeuren met mijn moeder. Zij en Toby waren alles wat ik nog had. Samen waren we in een korte tijd veel kwijtgeraakt en hadden we veel te verduren gehad. Maar samen werd de pijn verdraagzamer, door te weten en te beseffen dat we elkaar nog hadden, dat we er altijd voor elkaar zouden zijn, het gaf ons hoop. Het doel in mijn leven was mijn moeder en broertje gelukkig zien geworden.
De pijn was een inwendig litteken geworden, dat je van de buitenkant niet kon zijn. Het was diep weggestopt, hopend dat het voor altijd dicht zou blijven.
'Abigail, we zijn er.' Mijn moeders zachte fluister stem haalde me uit mijn gedachten. Nu pas had ik door dat ik onderweg in slaap was gevallen en dat we aangekomen waren in La Push. Verbaasd keek ik om me heen. Het zag er totaal anders uit dan ik had verwacht, en het regende niet. Dus voor mijn eerste dag hier kon ik opgelucht adem halen.
Ik stapte uit de auto en een koude wind liet me rillen. Ik ritste mijn dunne jas wat dichter en sloeg mijn armen over elkaar terwijl ik het landschap in me opnam. Recht voor het kleine huisje grensde er een dicht bos en in de verte kon ik de zee horen. Ik snoof de lucht in mijn longen. Ik rook het natte hout van het bos. Ik draaide weer rond. Op het eerste zicht leek het alsof ons huisje midden in niemandsland stond. Maar ergens in de verte kon je af en toe een auto horen en mijn moeder vertelde me al dat er een klein dorpje niet ver van ons huisje was. Ik liep naar de achterkant van de auto en haalde mijn rugzak en sporttas uit de auto. Ik had niet veel, in de ene rugzak zaten mijn kleren, in de andere mijn nodige spullen, zoals mijn laptop, mijn kleine verzameling boeken, en andere bruikbare spullen. Ik wist wel dat ik al mijn zomerkleding beter kon vervangen door dikke truien en andere warme kleding. “Vind je het niet geweldig?!” Toby was al voor mij uit de auto gesprongen en draaide een rondje. “Ja, het is prachtig.” Glimlachte ik lichtjes en gaf hem zijn rugzak aan. “Kom kleine man, we gaan uitpakken.” Ik wreef door zijn dikke blonde haar en liep achter mijn moeder het huis binnen. Vanaf de buitenkant zag het er al klein uit, maar vanbinnen was het er nog kleiner. Er waren 3 slaapkamers en een badkamer. De keuken en de woonkamer waren 1 ruimte met een open haard. Ook al leek het niet veel, ik vond het er gezellig uitzien. Totaal iets anders dan het grootte huis waar we in Phoenix in woonde. Ik kreeg de kleinste slaapkamer, die groot genoeg was voor een bed, een kleerkast en een kleine bureau. Ik was snel klaar met uitpakken, door mijn kleine hoeveelheid spullen en ook omdat ik niet echt van plan was om iets persoonlijks met de kamer te doen. Ik liep terug naar beneden en hielp om de rest van de lading spullen uit te pakken samen met mijn moeder, daarna hielp ik Toby met zijn spullen naar zijn kamer te dragen. Toby was 10 jaar jongen als mij en ik behandelde hem zowat alsof het mijn eigen kind was, ook al zat hij in de fase waarin hij dacht dat hij al te groot was om hulp te krijgen van zijn oudere zus en zijn moeder. Nadat ik Toby alleen had gelaten in zijn kamer, hem had opgedragen om zijn spullen uit te pakken en iets moois te maken van zijn kamer ging ik naar beneden om daar de rest van de spullen uit de dozen te halen en een plaatsje in het huis te geven. Gelukkig was het meubilair al aan gekomen en stond dat allemaal al op de plek hoe mijn moeder het wilde. Het duurde wel een eeuwigheid om al de dozen leeg te maken. Ik had het geluk dat mijn moeder dat ook vond. “Jongens, waarom laten we die dozen niet gewoon even voor wat ze zijn en gaan jullie niet even naar buiten om rond te kijken?” stelde ze voor. “Dan begin ik alvast aan het avondeten.” Toby sprong meteen blij rond. “Ja! laten we naar buiten gaan!” riep hij blij uit. Hij sprintte naar de voordeur en trok zijn regenjasje al aan. Ik stond met een lichte glimlach recht en trok ook mijn jas aan waarna ik Toby naar buiten volgde. “Voor het donker wel thuis zijn he!” Riep mijn moeder ons nog na.
Met een veel te enthousiast jonger broertje die zich blijkbaar niets aantrok van de koude liep ik naar het dorpje dat onze ‘thuis’ zou worden, voor hoelang het ook zou duren. Ik was nog niet eens zeker of ik dit ooit wel mijn thuis wilde noemen. Ik miste Phoenix al vreselijk en we waren nog maar een halve dag hier! Alles leek hier omringd te zijn van bossen, iets wat ik niet gewend was en wat Toby dan weer geweldig vond. “Beeld je in hoeveel kampen we hier kunnen bouwen! En een boomhut!” vertelde hij blij tegen me. “Ik heb een heel mooie grote boom gezien in de tuin, dat gaan we zeker toch doen hè?” glimlachte hij en draaide zich naar me om. “Je helpt me toch mee hè, een boomhut bouwen en kampen?” Ik glimlachte om zijn enthousiasme. “Natuurlijk heb ik je daarmee, waar zijn grote zussen anders voor?” vroeg ik aan hem, al keek ik er zelf niet echt naar uit. Hoe in hemelsnaam bouw je een boomhut?! We volgde het bospadje naar het dorp dat gelukkig niet zo ver weg was. Het dorpje was nog veel kleiner dan ik had verwacht. Ik kreunde dit ging vreselijk voor me worden. Het was zo klein dat ik er zeker van was dat iedereen hier elkaar door en door kende omdat ze allemaal samen waren opgegroeid. Voor Toby was dit minder erg, hij was nog jong hij zou misschien de kans krijgen om met de kinderen van zijn leeftijd op te groeten – als mam niet besloot weer te verhuizen – maar ergens snapte ik al waarom ze hier heen wilde verhuizen. Mam was dol op geschiedenis en oude legendes en La Push zag eruit alsof het er vol van zat. Waar ik me nog meer zorgen over maakte was dat we hier alle drie heel erg uit de toom vielen met onze lichte haren. Iedereen had een roodkleurige gebruinde huid en donker haar. Nee, ik zag er echt niet naar uit om hier met school te beginnen. Ik haatte het als ik er niet kon bij horen en om anders te zijn, ik viel gewoon niet graag op. En hier……….viel ik wel heel erg hard op. Terwijl Toby en ik langsliepen draaide er al verschillende hoofden onze richting uit en werd er druk met elkaar gefluisterd. Ik deed mijn best alles te negeren en wandelde zonder iets te bezichtigen stug door met mijn handen diep in mijn jaszakken verborgen en concentreerde ik mij op Toby die niet genoeg kon krijgen van alles wat hij zag. Ineens werd ik ruw tegen de grond gesmeten. “auw!” mompelde ik en keek naar mijn kleren die nu onder de modder hingen, nu ging ik het allemaal maar kouder krijgen. Boos keek ik op. “Het spijt me zo erg!” Voor me stond een jongen, lang zwart haar, groot, die verontschuldigde. “Ik keek niet uit waar ik liep, gaat het?” hij stak zijn hand naar me uit om me recht te helpen. Ik wilde kwaad op hem zijn omdat ik door hem nu helemaal onder de modder zat, maar in zijn ogen was te zien dat het hem echt speet, dus nam ik zijn hand aan en liet ik me door hem recht helpen. “het geeft niet.” Mompelde ik zacht en probeerde de modder van mijn kleren te vegen waardoor het alleen maar erger werd. “Misschien moet je wachten tot de modder gedroogd is, dan gaat het er makkelijker vanaf.” Ik keek weer op naar hem en knikte. “Ja, misschien moet ik dat doen.” Zuchtte ik en rilde. Ik voelde hoe zijn ogen over mijn lichaam gleden en me helemaal in zich opnam “Hey, je bent nieuw hier.” Hij gaf me een stralende glimlach. “Dat moet haast wel want dit is de eerste keer dat ik je zie” vertelde hij verder. Ik knikte. “Ja, we zijn hier vandaag pas komen wonen.” Legde ik aan hem uit. “Dat kleine huisje naast het bos toch?” vroeg hij en ik knikte opnieuw terwijl ik me afvroeg of er een huis was dat niet naast het bos stond. “ik hoorde al dat het eindelijk verkocht was. Ik was eerst bang dat het weer van die oude mensen zouden zijn die achter rust zochten.” ging hij glimlachend verder. Ik beantwoordde zijn glimlach met een flauw lachje terwijl hij verder ging. “Ik ben Embry.” Stelde hij zichzelf uiteindelijk voor en stak zijn hand weer naar me uit, deze keer met de bedoeling dat ik hem zou schudden. “Abby.” Antwoordde ik terwijl ik zijn hand aannam. “En dat is mijn jongere broertje Toby.” Ik wees naar de kleine blonde jongen die geïnteresseerd naar een dromenvanger stond te staren maar toen hij mij zijn naam hoorde noemen kijk hij verbaasd op en liep naar ons toe, met zijn ogen dichtgeknepen tot spleetjes keek hij Embry onderzoekend aan. “Hey daar.” Glimlachte Embry ongemakkelijk naar hem. “Je vind het toch niet erg dat ik met je zus praat toch?” vroeg hij met een grijns op zijn gezicht. “Het spijt me dat ik haar omver gelopen heb, maar ik zal het goedmaken!” stelde hij voor om Toby op zijn gemak te stellen. “wat denk je ervan als we samen een boomhut zouden bouwen?” stelde hij voor alsof hij ons eerder had horen praten. Meteen verscheen er een grote glimlach op Toby’s gezicht. “Ja!” riep hij blij uit. “Dan vergeef ik je, daarbij….” Hij begon stiller te praten. “Denk ik dat Abby dat helemaal niet kan.” “Hey!” riep ik nep beledigend uit, maar met een glimlach op mijn gezicht. “Ik ben de beste boomhutten bouwer die er is!” lachte ik. Embry wreef door Toby’s haar en hield zijn hand voor zijn mond als teken dat ik hem niet zou kunnen horen praten, maar hij zei het toch luid genoeg dat ik het zou horen. “Geen zorgen, ik help je wel.” Ik rolde lachend met mijn ogen naar de twee jongens. “Kom Toby het word al snel donker we moeten naar huis.” Ik greep zijn hand vast en keek naar Embry. “Het was leuk je te ontmoeten, dan eh…zie ik je nog wel eens?” zei ik. De jongen die een heel stuk groter was als mij knikte. “daar ben ik zeker van.” Knipoogde hij. Ik glimlachte en draaide me om, om terug naar huis te wandelen toen Toby zich nog een naar Embry omdraaide. “Vergeet mijn boomhut niet!” riep hij naar hem. Embry stak zijn duimen naar hem op en met z’n tweeën liepen we snel terug naar huis waar het eten al voor ons klaar stond op tafel. “Mmm dat ruikt lekker!” glimlachte ik toen we de keuken binnenkwamen. “val maar aan!” glimlachte mijn moeder. We zetten ons neer aan tafel en ik schepte Toby’s bord vol. “Ik heb echt mega honger!” glimlachte hij blij. Tijdens het eten geraakte Toby niet uitgepraat over wat hij allemaal in het dorp had gezien en al zeker niet over Embry. Zodra we klaar waren met eten ruimde we de tafel af en deden de afwas. Ik trok me hierna terug in de badkamer voor een lange warme douche. Mijn modderkleren gooide ik in de was. Toen ik met een fris gevoel mijn bed in kroop merkte ik dat ik eigenlijk doodmoe was en viel meteen in slaap.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.