Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » A Stellar Monument to Loneliness [Stand Alones] » scattered pieces of who i am (you can make me whole)

A Stellar Monument to Loneliness [Stand Alones]

15 okt 2015 - 13:46

1444

2

344



scattered pieces of who i am (you can make me whole)

Het is januari en laat en koud. Newt herinnert zich een avond als deze, evenzeer januari en laat en koud. Hoe hij ook probeert, sommige dingen zal hij nooit vergeten. Zoals toen hij drie jaar geleden Minho leerde kennen op een avond als deze.
Er zijn verschillen, natuurlijk. De sneeuw was toen niet zo kleverig geweest, was zelfs meteen op hun warme huid gesmolten waar hun mouwen net niet tot hun polsen waren gekomen, waar openstaande knopen sleutelbeenderen en kelen aan de ijzige wind hadden blootgesteld. En toen hadden ze elkaars handen vastgehouden om niet uit te glijden, ook al hadden ze elkaar nog maar tien minuten gekend.
Newt heeft zijn schouders opgetrokken om zijn nek van de wind te beschermen, zijn handen zitten diep in de zakken van zijn jas gestoken en er is niemand die hem overeind houdt mocht de straat beginnen hellen—mocht de sneeuw onder zijn voeten hem een duwtje geven—mocht hij eindelijk—
Hij kijkt omhoog, houdt zijn adem in zodat de witte wolkjes zijn blikveld niet in duikelen, en vervloekt alle goden die zich onder de sterren bevinden omdat ze hem dit aandoen, omdat zijn handen voor altijd bevroren zullen zijn zonder de warme, zweterige handpalm die hem eerst warm en overeind had gehouden, toen warmer van zijn voeten had geduwd—de matras op, ijskoude vingers onder zijn kledij, lippen die smolten tegen zijn heup, koud en warm en koud en—
Als hij niet uitgehuild was, zouden zijn tranen als diamantjes een glinsterende lijn door New York heen trekken.

“Ik snap het niet,” zegt Newt tegen de donkere rug van de man die hem pannenkoeken staat te bakken. “Waarom is een lenteschoonmaak van je leven zo nodig als je relatie gedaan is? Waarom kotsen mensen over het ritje dat ze samen op de paardenmolen gemaakt hebben en de avonden samen op de bank? Waarom schrijft iedereen alles af als een fóut? Waarom—”
Alby draait zich naar hem om met een blik die hem meteen het zwijgen oplegt. “Ik ben je psycholoog alleen tijdens kantooruren.”
“Ja, maar-“
“Newt…”
Met een zucht klapt hij zijn mond toe en steunt zijn hoofd op zijn hand. Hij slaapt al weken met de man—als therapie—bezigheidstherapie—tegen zijn depressie, die altijd tijdens de winter op komt zetten. Hij weet niet precies wat het is, eigenlijk, maar het helpt.
Soms.
Al weken. En toch gebeurt dít als hij wil praten. Alby weet hoe belangrijk het voor hem is, dat hij niet snapt waarom Thomas alles in zijn appartement gesloopt heeft omdat Theresa bij hem weg is zodat er níets van haar aanwezigheid meer in de ruimtes te vinden is…
Hij kan hém nog steeds overal om hem heen voelen en zien. Er staat nog een paar van zijn schoenen in de kast in de hal, zijn tandenborstel staat nog bij in het bekertje in de badkamer, er staan handafdrukken in donkere verf op de muur achter de bank in de woonkamer, er staat “ik hou van je” met viltstift gekrabbeld in het kastje waaruit Alby een bord vist.
Newt zou die dingen nooit kunnen weghalen. Mislukte relaties zijn geen fout.
Minho zou dat nooit kunnen zijn.

Hij herinnerde zich niet veel van het feestje, alleen dat hij nog nooit zo dronken was geweest en dat hij op tafel had staan dansen. Soms, als hij zich erg concentreert, meent hij zich die tafel te herinneren; krakend onder zijn gewicht maar ruim genoeg om rondjes te kunnen draaien.
De rest van de ‘herinnering’ kent hij alleen maar omdat Minho het hem duizenden keren verteld heeft. Hij hield ervan naar het verhaal te luisteren, dus vroeg hij het steeds weer. “Vertel nog eens over Chuck,” zei hij dan, als ze net samen hadden staan koken of opgekruld op de zetel naar een nieuwe aflevering van de Simpsons lagen te kijken en dan schudde Minho lachend zijn hoofd en begon: “Chuck gaf eens een feestje…”
En op dat feestje was Newt zó dronken geweest als hij nog nooit eerder was.
En op dat feestje had Minho hem zien dansen op een tafel en gedacht, ‘Daar wil ik aan meedoen.’
En op dat feestje was een tafel in brokstukken achtergelaten door twee giechelende jongens.
En op dat feestje had Minho aan hem gevraagd of hij een wandeling wilde maken.
Zoals ze dat dan zeggen, was de rest geschiedenis. Newt herinnerde zich die wandeling nog goed en wat erna kwam nog beter, zag het nog zo voor zich hoe hij de dag nadien was wakker geworden en had geweten wie Minho was, zelfs als de rest van de avond de vergetelheid in gezonken was.
Toen had hij voor de eerste keer gevraagd naar het verhaal over Chucks feestje en had hij voor het eerst gedacht dat mensen elkaar alleen maar zo zouden mogen ontmoeten in sprookjes.


Hij zou zo graag even dronken zijn als die avond, maar sinds Alby vertrokken is, drinkt hij niet meer. De persoon die hij wordt als hij nu drinkt, is niet dezelfde als toen; hij is niet meer leuk, alleen vervelend. En filosofisch.
Zijn dagboeken staan vol slechte gedichten en schetsen die puzzelstukken van Minho zouden moeten zijn: zijn glimlach, zijn ogen, lokken inktzwart haar op het kussen naast het zijne, het gefluister tegen zijn keel in de ochtend, knuffelen na een lange dag, dansen. En tussen alle lijnen door de liefde die ze voor elkaar voelden. En voedden.
En afbraken.
Het laatste dat Alby tegen hem zei voor hij al het contact verbrak, was dat hij moest stoppen met zoveel aan Minho te denken. Maar dat kan Newt niet. Hoe kán hij?
Ze gingen trouwen. Kinderen adopteren. Hun hele toekomst hadden ze gepland, elke nacht een klein stukje meer. "Ik wil aan het strand wonen,” vertelde Minho hem een keer, toen ze na een avondje stappen met Thomas en Gally eindelijk in bed gekropen waren.
Newt had geglimlacht, zich tegen hem aangedrukt en gezegd: “Ik hou van jou.”
En nu is er niets meer van over.

Geliefden horen niet te schreeuwen zoals zij dat deden; er was niets sprookjesachtig aan de woedende tranen die over zijn wangen stroomden, niets romantisch aan hoe Minho tegen een muur schopte omdat hij nooit een verkeerde vinger op Newt zou leggen, ruzie of niet.
Ze waren te snel van stapel gelopen; hadden elkaar een uur gekend toen ze voor het eerst samen in bed doken, een week voor ze een koppel vormden, een half jaar toen er het aanzoek was.
Een jaar toen de ruzies zo erg werden dat de buren klaagden en zo vaak dat Thomas en Theresa en Chuck en Gally er getuige van werden en zo angstaanjagend dat het tot in zijn dromen doorbloedde.
En toen was het gedaan. “Misschien moeten we dan maar stoppen,” en “ja, misschien wel,” en “oké, dan is ’t gedaan,” en “oké”.
Als Newt had geweten—als ze hem hadden verteld dat—als—


Vreemd genoeg denkt hij aan Alby terwijl hij de trappen beklimt. Toen Newt voor het eerst in therapie ging, dacht de man dat Minho dood was. Hoe hij erover sprak, is het niet verrassend dat hij dat dacht. Zo voelde het ook; zo plots was het gedaan, het was echt net alsof hij ineens doodgevallen was.
Nu pas weet hij hoe het is om zich te voelen alsof Minho dood is. Want bijna—
“Verdomme. Verdomme verdomme verdomme.” Hij is helemaal verkleumd van zijn wandeling door de stad—omdat hij te voet wou—omdat hij het wou uitstellen—omdat—
En nu kijken de dokter en de verpleegsters naar hem met dezelfde blik die ze voor hem gereserveerd hebben sinds het ongeval, vragen hem dingen te ondertekenen, al die vragen en gezoem in zijn hoofd en Minho—oh Minho, oh, nee, niet Minho, alsjeblieft niet Minho, niet zijn Minho—niet voor hij het goed heeft kunnen maken—niet voor trouwen en kinderen en het strand en voor altijd.
Niet nu.
“Newt?”
Hij zit op zijn knieën aan het bed, trillend en huilend, zijn wang tegen Minho’s levenloze hand gedrukt. Al dagen is het voorbij, dat weet hij. Maar hij wou het niet weten. Had zo gehoopt dat Minho wakker zou worden, maar al een jaar niet en—
“Komaan, Minho,” fluistert hij, de papieren ondertekenend. “Voel dat ze je stekker eruit gaan trekken. Wordt wakker. Alsjeblieft.”

“Vertel nog eens over Chuck,” vroeg hij. Het had Newt dagen gekost zijn moed bij elkaar te sprokkelen en hem te bellen. Minho snoof aan de andere kant van de lijn en begon bijna te vertellen, bijna—
Maar hij moest zo nodig vragen om het in persoon te doen, in de koffiebar waar ze hun derde date hadden gehad. Een plaats op een druk kruispunt, waar auto’s—en Minho—en als Newt het had geweten—als als als.


“Chuck gaf eens een feestje…” fluistert Newt, zijn stem gebroken door de verkropte tranen. “En op dat feestje was ik zo dronken als ik nog nooit geweest was.”
Hij is nog niet eens bij de gebroken tafel aangekomen wanneer Minho er niet meer is.

Want belofte maakt schuld.
Voor Bo.


Reacties:


xNadezhda zei op 18 okt 2015 - 22:25:
Ik heb eindelijk genoeg Maze Runner gelezen om dit te begrijpen (alhoewel niet het deel waarin Newt blijkbaar niet meer leeft) en - ja, Newt leeft, maar - Minho ):
Dat "vertel nog eens over Chuck" is inderdaad mooi.
En het is honestly niet eerlijk hoe goed je schrijft. Honestly. HONESTLY.


Bodine
Bodine zei op 15 okt 2015 - 11:52:
I like the idea of Laby being the sexual therapist. That’s how I picture him, too.
Maar Kay. You wrote me Newt en
Ik haat je omdat je altijd overal beter in bent dan ik; lezen schrijven zuipen idk
Maar ik hou van je omdat je Newt voor me geschreven hebt <3 EN NEWT LEEFT.
en ik vind het mooi met 'vertel nog eens van Chuck'
Telefoonreacties yolo
<33333