Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Once Upon A Time » Een nieuw begin of zo iets! » Landing

Een nieuw begin of zo iets!

11 maart 2018 - 8:58

2350

3

397



Landing

Nadat hij wat uren geleken had Pans schaduw eindelijk los durfde te laten, viel hij meters naar beneden. Gelukkig kwam hij op een grasveld terecht waardoor zijn val redelijk gedempt werd. Na enkele minuten versuft op het veld te hebben gelegen stond hij op. Waar was hij? Waar had de schaduw hem gebracht? Het was donker en de nachtelijke sterrenhemel was helder. Er was geen levend wezen te vinden. Hij begon doelloos over het grasveld te lopen in de hoop iemand te vinden waar aan hij kon vragen waar hij was. Na een tijdje voelde hij dat de grond onder zijn voeten harder werd. Waarschijnlijk had hij het gras verlaten en was een pad op gestapt. Hij had geen idee waar het hem heen leidde, maar het ging vast wel ergens heen. Hij volgde het en kwam uit op een verlichte weg. Waar kwam dat licht vandaan? Hij keek om zich heen en zag dat het licht afkomstig was van de drie meter hoge palen die langs de weg stonden. Het was geen fel licht maar het zorgde er wel voor dat hij kon zien waar hij liep. Hij liep langs huizen en winkels. Totdat hij in het licht van de vreemde palen een grote toren zag. Een toren die hij kende, die hij eerder had gezien. Hij was in Londen. De Darlings woonden hier. Misschien kon hij hun huis weer vinden en opnieuw bij hen gaan wonen. Of was hij daarvoor te lang in Neverland geweest? Hij wist dat de tijd daar anders werkte. Dat de tijd er stil stond. Neverland hield je jong. Zorgde er voor dat je eeuwen lang kon blijven leven. Dat had Hook hem verteld. Een piraat die zijn pad had doorkruist in Neverland. Een piraat die met zijn schip naar Neverland was afreist om iemand als de tijd daar rijp voor was om te brengen. De jongen was er achter gekomen dat het zijn vader bedroeg. De piraat had zijn vader willen vermoorden. De reden daarvan was schokkend voor hem geweest, en ondanks dat hij de piraat niet had willen geloven wist hij dat Hook de waarheid had gesproken. Zijn moeder was helemaal niet vermoord door een brute piraat die haar van zijn vader had gestolen. Zoals vader hem wijs had gemaakt. Nee, zijn moeder had op dat moment gewoon nog geleefd. Toen zijn vader zich had in gepalmd met duistere magie, was hij volgens Hook naar haven gekomen toen de piraat daarop opnieuw met zijn schip lag. Hook had moeten zien hoe The Dark One voor zijn ogen het hart van de vrouw waar zo van hield, uit haar borstkas rukte en het verpulverde tot er enkel nog stof overbleef. Zijn Milah was dood. Het klonk Baelfire te hard om waar te zijn. Maar het was waar dat wist hij. Zijn vader was een monster en tot alles in staat, zelfs in het doden van de moeder zijn zoon. De jongen liep verder en verder en had geen idee waar hij precies heen liep. Londen was groot en leeg. Ondanks dat hij het gevoel had al uren rond te dolen, had hij nog geen mens gezien. In de verte hoorde hij een hond blaffen, maar hij kon niet goed genoeg bepalen waar het geblaf vandaan kwam en buiten was , of afkomstig uit een van de huizen in de stad. Hij begon het koud te krijgen en sloeg daarom in een reflex zijn armen over elkaar in de hoop zo warm te worden. Maar dat hielp niet. Zijn kleren waren oud en zaten vol gaten en konden de kou niet tegen houden. De toren die hij meteen herkend had kwam steeds dichterbij en leek een soort geel licht uit te stralen, het zag er warm en uitnodigend uit. Al wist de jongen dat hij het als hij bij de Big Ben zou zijn nog steeds koud zou hebben. Bij de Big Ben aangekomen liet hij zich op de koude stenen zakken en sloeg zijn armen om zijn knieën. Hij wiegde zachtjes heen in weer ook in de hoop het warmer te krijgen. Hij was dat afschuwelijke Neverland ontvlucht, maar had geen idee gehad waar hij nu heen moest. Zo op de koude stenen nabij de Big Ben dacht hij terug aan een moment met zijn vader. Toen hun leven nog fijn was geweest. Voordat papa zich liet in palmen met duistere magie.
Het was winter geweest, er had buiten een dik pak sneeuw gelegen en hij en papa hadden zich een weg gewaand door de sneeuw opzoek naar brandhout. Verkleumd van de kou waren ze thuis aangekomen. Papa had het haard vuur aan gestoken en was op een van de houten stoelen neer geploft. Zijn wandelstok lag voor zijn voeten en Baelfire was bij hem op schoot geklommen, had zich dicht tegen zijn vader aan genesteld en had gevoeld hoe die zijn armen om hem heen had geslagen om zijn geliefde zoon warm te houden.
Op de een of andere manier zorgde deze fijne herinnering er voor dat hij het warmer kreeg. Dat hij opnieuw de warmte van het haardvuur en zijn vaders armen voelde.

Hij schoot overeind toen hij stemmen hoorde. Het was inmiddels licht geworden en de mensen hadden hun huizen verlaten. Hij realiseerde zich dat hij in slaap gevallen moest zijn. Het was nog steeds koud buiten. De mensen op staat hadden zich dik in gepakt met dikke jassen, mutsen, sjaals en handschoenen. Niemand leek hem op te merken. Ze liepen hem haastig voorbij alsof hij onzichtbaar was. Alsof hij er niet was. Zijn maag knorde. En zijn keel was droog van de dorst. Hij stond op klopte zijn broek af en begon weer door de stad te lopen. Dit was niet het Londen van de toen. Toen hij de Darlings ontmoette. Dit was een totaal nieuwe wereld die voor hem open ging. Op de wegen kwamen luid brullende beesten voorbij die zich voortbewogen door middel van vier rond draaiende poten. In plaats van dat de mensen buiten op de bok zaten, zoals het geval was geweest bij de paardenwagen die hij kende, zaten ze binnen in het beest en leken hem vandaar uit te besturen. Hij schrok toen er een enorm gevleugeld gevaarte brullend over zijn hoofd vloog. Wat voor beesten waren dit? En waarom begon er niemand te rennen? Waren ze dan niet bang voor dat gevleugelde monster. Dit was een soort magie die hij niet kende. Het maakte hem bang en even vergat hij zijn honger en dorst. De beesten liepen hem hard voorbij en leken van uit iedere richting te komen die hij maar op keek. Soms stopte ze om te wachten voor een rood licht of om een wandelaar voor te laten. De mensen in de stad leken de beesten de normaalste zaak van de wereld te vinden. Baelfire rende snel de weg over toen een van de beesten hem voor liet. Op de hoek van de straat stond zo'n beest stil. Er was geen spoor van zijn berijder. Omdat hij stiekem toch wel nieuwsgierig was naar de vreemde beesten, liep hij voorzichtig naar hem toe. Het beest bleef doodstil staan en leek hem helemaal niet op te merken. Voorzichtig stak hij zijn hand om het dier te aan te raken. Dat voelde helemaal niet zacht aan zoals de vacht van een hond of paard. Maar glad en hard. Ook zijn aanraking deed het beest niet bewegen. Het leek wel of het geen gevoel had. Er kwam iemand op een twee benig dier aan rijden. De man die het dier bereden had, liet hem vlak voor Baelfire stil staan.
'Wat moet dat daar!'
Geschrokken haalde de jongen zijn hand van het zwarte dier af en keek de man verlegen en angstig aan.
'Die auto is vast niet van jou!'
'Nee, meneer,' fluisterde hij.
'Nou blijf er dan maar gauw met je poten vanaf. Straks komt er nog een kras op de lak!'
'Ja, meneer''
De man sprong weer op zijn dier spoorde het aan door middel van een soort uitsteeksel die rond draaide wanneer de man het beest de benen gaf. Baelfire bleef even als verdoofd staan. Te geschokt van de uitval van de vreemde man. Een auto? Het beest was een auto. Hij vond het maar een vreemde naam, alhoewel nu er zo over nadacht paste het wel bij het beest. Een vreemde naam, voor een vreemd beest. Hij begon weer te lopen toen de kou net als de afgelopen nacht bezit van hem begon te nemen. Hij was er van overtuigd dat hij het in ieder geval niet warmer kreeg als hij hier stil bleef staan. Hij kwam langs een gebouw waar kinderen werden uitgezwaaid door hun ouders. Sommige kregen een knuffel, andere een zoen.
'Tot straks!'
'Veel plezier'
'Wel goed op letten op school hé, lieverd!'
Hoorde hij de ouders hun kinderen naroepen voordat ze richting hun auto gingen. Sommige hadden hun kind weggebracht door middel van de tweebenige beesten en reden daarop weg. De kinderen draaiende zich om en liepen het plein op dat bij het gebouw hoorde. Ze renden lachend achter elkaar aan en leken er totaal geen erg in te hebben dat hun ouders hen verlaten hadden. Een van de kinderen een jongen die een jaar of acht leek kwam op hem af, terwijl hij naar de spelende kinderen keek.
'Wie ben jij? Ik ken jou niet' het jongetje had een hoogstemmetje dat hem pijn deed aan de oren.
'Mijn naam is Bae' antwoordde hij.
'Bae?' herhaalde de jongen.' Wat rare naam. Hoe kom je daaraan?'
'Baelfire, zo heeft mijn moeder mij genoemd. Ik denk dat ze het een mooie naam vond'
'Ik vind het de lelijkste en vreemdste naam die ik ooit gehoord heb.'
'Nou, bedankt' mompelde Baelfire toen hij weer verder liep.
'Wacht!' riep de jongen hem na. Baelfire stopte en draaide zich om.
'Het is wel een bijzondere naam hoor. Ik heb hem nog nooit gehoord. Mijn naam is trouwens Neal
'Leuk hoor' mompelde Baelfire waarna hij zich weer om draaide en zijn weg vervolgde. Neal klonk hem vreemd in de oren, maar hij kon zich goed voorstellen dat zijn naam precies het zelfde had gedaan bij de jongen. Zijn naam was afkomstig uit een andere wereld. Een wereld die voor Neal niet eens bestond. Baelfire begon verder door de stad te strompelen opzoek naar eten. Na dat hij een tijdje gelopen had kwam hij op een marktplein waar net die dag markt was. Hij stapte op de broodkraam af, omdat daar de heerlijkste lucht vandaan kwam. De geur van verse gebakken brood. Het deed hem het water in de mond lopen. Hij keek toe hoe een oudere vrouw brood kocht. Zou hij gewoon langs de kraam kunnen lopen en een brood kunnen weggristen. Het was onmogelijk om niet gezien te worden. En hij had er eigenlijk niet heel erg veel zin in om achtervolgd worden. Maar toch knorde zijn maag nog meer bij de geur van het verse gebakken brood. Er liep een man voorbij. Baelfire zag een bankbiljet in zijn broek zat zitten. Snel pakte hij het briefje uit de broekzak van de man en vouwde zijn vingers er om heen. En keek even vluchtig om zich heen of iemand hem gezien had. Maar niemand leek door te hebben gehad dat er zojuist een een diefstal was gepleegd. Iedereen ging gewoon door met zijn of haar bezigheden. De jongen ging voor het broodkraampje staan en bestelde een bruin brood. Hij overhandigde de verkoper het gestolen geld en nam het nog warme brood aan. Hongerig nam hij een hap en brandde daarbij zijn tong. Nu moest hij nog aan drinken zien te komen en een warmere plek voor de nacht kon hij ook zeer op prijs stellen. Maar waar vond hij beide. Hij had nog wat geld over, van het gestolen geld, maar nergens op de markt vond hij een kraampje met drinken. En over de plek voor de nacht gesproken , tja waar vond hij die. Misschien dat hij ergens een schuurtje kon vinden dat open stond, zodat hij daar in kon slapen. Met zijn brood nog onder zijn arm verliet hij het marktplein. Steeds als hij zo'n auto zag schrok hij zich een ongeluk en verbaasde hij zich er over dat geen van de mensen op straat er bang voor leek te zijn. Er kwam opnieuw zo'n vliegend beest over. Snel dook de jongen een openstaand gebouw in. Hij keek om zich en zag dat er achterin de ruimte een balie was met daar achter een verveeld uit ziende roodharige vrouw. Naast haar stond een kopje met een dampende inhoud. Nu hij binnen was werd hij langzaam warmer.
'Kan ik je ergens mee helpen?' vroeg de vrouw op lijzige toon. Baelfire liep langzaam, verlegen op de balie af.
'Ehum, ik ben....' verder kwam hij niet. Want eigenlijk wist hij niet zo goed wat tegen de vrouw moest zeggen.
'Wie ben je?' vroeg ze.
'Bae' antwoordde hij zacht. 'Baelfire'
' Dat vind ik een hele mooie bijzondere naam jongeman'
'Dank u wel!'
'Kan ik je ergens meehelpen?' vroeg ze nog eens. De jongen had geen idee wat hij nu moest doen. Of waar de vrouw hem mee zou kunnen helpen. Een slaapplaats zou wel fijn geweest zijn, maar hij vond dat vreemd om te vragen. Hij dacht een tijdje na en zei toen: ' Ik had het heel erg koud en hoopte hier binnen warm te worden'
'Ja, maar is dan ook veelte koud om zonder jas buiten te zijn. Heb je geen jas?'
'Nee,'
'Daar ik je niet mee helpen vrees ik. Maar als je ooit iets wilt wijzigingen bij de gemeente ben je van harte welkom' Ze gebaarde naar de deur en gaf daarmee aan dat hij het gebouw moest verlaten.


Reacties:


RivLovee
RivLovee zei op 23 okt 2015 - 11:26:
AAahhhhhhh geweldig! Ik lees later verder, eigenlijk hoor ik huiswerk te maken, oeps :3


Rebella
Rebella zei op 21 okt 2015 - 23:20:
Oh nice!
Beesten... hoe kom je erop!
Erg leuk!


Rukia
Rukia zei op 18 okt 2015 - 22:13:
Arme bae, die vrouw lijkt me niet de slimste dat ze nierdonor heeft dat hij een klein jongetje, helemaal alleen is. Je moet hier zeker mee verdercdoen, het is echt veelbelovend