Hoofdcategorieën
Home » Once Upon A Time » Een nieuw begin of zo iets! » Het eenzame eendje
Een nieuw begin of zo iets!
Het eenzame eendje
Hij opende zijn ogen en merkte dat hij zich nog steeds op het bankje in het park bevond. Al lag hij nu in plaats van dat hij zat. Hij probeerde overeind te komen, maar dat ging niet gemakkelijk omdat zijn benen stijf waren van de kou en pijn deden als hij ze probeerde te bewegen. Nadat hij zich eindelijk overeind had weten te hijsen, merkte hij de mensen in het park eigenlijk pas op. Sommige reden op een fiets, andere liepen met zware netjes uit ziende koffers en nog weer andere lieten hun hond uit. Een van de honden liep los en kwam naar hem toe. De grote blonde hond snuffelde aan zijn hand. Baelfire aaide het dier over diens kop. Iemand verder op in het park riep naar de hond, die zich braaf om draaide en naar diens baas toe renden. De jongen voelde dat zijn ledematen minder stijf werden en maakte daar profijt van door op te staan en het park te verlaten. Net als de dag daarvoor dwaalde hij eenzaam door de stad. In een tuin van huis aan zijn linkerhand hing een was aan de waslijn te drogen. Wat hij nog al vreemd vond want in deze kou werd de was vast niet heel erg snel droog. Hij liep de tuin in eerste instantie voorbij, maar liep toen later toch weer terug. Want aan de waslijn hing iets dat hij goed kon gebruiken. Een warme zacht uitziende deken. Hij wist dat het niet netjes van te stelen, maar had het al eens eerder gedaan. Het bankbiljet waar van hij het restant nu kwijt was aan dat afschuwelijke mens met haar kapotte fiets. Hij keek even om zich heen of er niemand keek en griste toen de deken van de waslijn. Hij was nog nat maar dat hinderde de jongen niet. De deken werd vanzelf wel droog en dan had het 's nacht iets warmer. Hij nam de deken onder zijn arm en rende er mee terug naar het park, waar hij weer op het bankje neer viel. Hij legde de deken over de rugleuning van het bankje te drogen en keek naar een eend die in de vijver zwom. Ze kwaakte, dook onder water en kwam weer boven. Net als hij was ze helemaal alleen. Er was geen andere eend in de vijver die haar gezelschap hield. Ondanks dat er een hoop mensen door de straten en parken van Londen liepen, voelde hij zich net als die eend. Het was alsof al die mensen er niet waren. Alsof hij een eendje was alleen in de vijver opzoek, naar een ander eendje die tegen hem wilde praten, een eendje waar hij tegen aan kon kruipen als hij het koud had, een eendje die hem geruststelde als hij 's nachts eng gedroomd had. Al was het maar omdat hij zich dan niet meer zo eenzaam voelde.
De avond viel, de jongen wikkelde zich in de nog klamme deken en ging op het bankje in het park liggen. Zijn knieën tegen zijn lichaam aan gevouwen. Hij had misschien een klein half uurtje geslapen, toen hij harde stemmen hoorde. Hij schoot overeind en zag in het licht van de hoge palen een stel jongens staan. Ze sloegen met takken op prullenbakken en maakte joelende geluiden. Het deed hem denken aan de tijd bij zijn vader. Zijn moeder was er al vandoor geweest, of tenminste dat dacht hij want ze kwam niet in deze herinnering voor. Niet dat hij überhaupt veel herinneringen aan haar had. Hij was een jaar of vijf, zes geweest doen ze hen verliet. Hij liet de gedachten aan zijn moeder los en haalde de herinnering op die de jongens naar boven hadden doen komen.
Het was nacht geweest en hij was een jaar of acht geweest misschien was zelfs nog wel iets jonger. Dat kon hij zich eigenlijk niet meer zo goed herinneren maar dat deed er verder ook niet. Hij had in zijn bedje geleden en had harde dreunen gehoord. Hij wist dat die geluiden afkomstig waren van het slagveld. Waar de ogers waren losgeslagen en onschuldige mensen vermoordden. Hij hoorde de dreunen iedere nacht, maar vannacht waren ze harder dan ooit. Hij was bang. Hij stapte uit zijn bedje en liep naar het bed toe waar zijn vader sliep. 'Papa?' had hij gefluisterd. 'Papa, ik ben zo bang'
Papa had hem in zijn armen genomen en gefluisterd: 'Je hoeft niet meer bang te zijn Bae. Papa is bij je en zal je beschermen'
De jongens kwamen luidruchtig op het bankje af.
'Hé,' riep een van hen. 'Daar ligt een zwerver!'
'Dat is geen zwerver. Dat is een kind!' riep een ander.
De derde was als eerste bij het bankje en begon hem wild door elkaar te schudden.
'Hé, zwerver, zeggen eens wat!' riep hij. Baelfire hield wijselijk zijn mond. Op de een of andere manier voelde hij dat hij maar beter geen ruzie met deze jongens kon krijgen. Ze zagen er zo groot en strek uit. Dat hij bang dat ze hem met een zetje al omver wierpen.
'Nou, kom op slome. Of kan je niet praten' riep de eerste.
'Dat je hem durft aan te raken Arthur!' riep de tweede.
En die derde die blijkbaar Arthur heette zei: 'Waarom zou ik dat niet durven Nigel?'
'Omdat ik nog nooit iemand ben tegen komen, die er zo vies uit ziet. Heb je zijn kleren gezien en die lucht geroken volgens mij is al een geen eeuwen in bad geweest. Straks wordt je nog ziek!'
'Niet zo overdrijven Nigel.' zei de jongen waarvan Baelfire de naam nog niet wist. 'Laten we hem mee nemen naar de plek. Hij is de uitgewezen persoon. Ik bedoel hij ziet er niet echt uit als of iemand hem zoek of zo'
'Dat is een uitstekend idee, Ricardo' was Nigel het met hem eens.
Arthur trok ruw aan Baelfires arm. De jongen probeerde tegen te stribbelen maar Arthur liet hem niet los. Hij riep zelfs zijn vrienden erbij. Nigel pakte zijn andere arm – Blijkbaar was nu minder bang om ziek te worden - en Ricardo pakte zijn linkerbeen vast. Nigel telde tot drie en toen tilde ze hem boven de grond. Arthur en Nigel hesen hem op zodat hun armen onder zijn oksel lagen. En Ricardo hield zijn been zo stevig vast dat het pijn deed. Zijn rechterbeen bungelde zielig naar beneden. De jongens begon te lopen. Baelfire wilde niets liever dan zich uit de greep van de jongens te bevrijden, maar durfde dat niet. Te bang voor wat ze dan met hem gingen doen. Hij wilde dat hij zijn vader kon roepen. Want papa wist wel raad met deze Kwajongens. Dan gebruikte hij wat van zijn magie en veranderde jongens hoogstwaarschijnlijk in een slak. Maar papa was hier niet, dus het had ook geen zin om daar aan te denken. Daarbij hij was zijn vader juist ontvlucht vanwege diens magie, dus het was raar geweest als hij het nu wel had toegestaan. Nadat de jongens een tijdje gelopen hadden lieten ze hem vallen. Hij kwam hard op de stenen terecht en als hij al de moed had gehad om weg te rennen. Was het hem nooit gelukt, omdat zijn rechterbeen extreem veel pijn deed. Nigel hurkte naast hem neer en sloeg hem hard in zijn gezicht. Baelfire gilde het uit van de pijn.
'Niet schreeuwen idioot!' zei Ricardo op scherpe toon waarbij in zijn gezicht spuugte. Baelfire voelde de klodder langs zijn wang naar beneden glijden. Hij gruwelde er van, maar durfde geen enkel geluid meer te maken. Arthur begon hem op iedere plek waar hij bij kon te schoppen en Ricardo sloeg er net als Nigel oplos. Baelfire moest op zijn lip bijten om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Hij proefde een grote hoeveel bloed in zijn mond. En vroeg zich af of dat kwam omdat hij zo hard op zijn lip gebeten had, of omdat een van de jongens hem hard in het gezicht geslagen had. Na wat uren en uren leek, voelde hij zich slap worden en zakte weg. De drie jongens lieten hem voor dood achter. Een zwaar mishandelde bewusteloze jongen. Het eenzame eendje, aan de voet van de Big Ben.
Reacties:
Djeezes... leuke jongens...
Hou vol Bae, het komt goed.
En...
here we go!
Snel verder!
Sinds wanneer heb jij je aangewend dat je hoofdstukken maar 1000 woorden hebben in plaats van 2000, het houd veel te snel op!
Pracht hoofdstukje heb je weer geschreven, danku danku want mijn dagelijkse dosis Cis is nog niet vol (: