Hoofdcategorieën
Home » Lord of the Rings » Tolkien's Stand Alones » Not All Woman Standing By
Tolkien's Stand Alones
Not All Woman Standing By
Een lichte schemering van de volle maan scheen een kamer in. Het gordijn wapperde lichtjes in de lichte zomerbries.
Een jonge, blonde, vrouw sliep licht. Ze bewoog in haar slaap en sloeg toen abrupt haar ogen open, alsof een nare droom haar gewekt had. Ze bleef even heel stil liggen, luisterend naar de wind en het na-smeulende haardvuur.Toen ging ze overeind zitten en gleed een deken van haar af. Ze keek om zich heen, ze was alleen in haar kamer. Toch voelde het voor haar alsof er iets verandert was. Zachtjes glipte ze uit haar bed en sloeg een doek om haar schouders. Ze verliet in doodse stilte haar slaapvertrek en kwam in de centrale hal van de Burcht uit. Alert keek ze om zich heen, niemand te zien. Buiten hoorde ze zachte gemompel van de wacht die met elkaar praatten. Ze liep naar een zwarte kist die tegen een pilaar aangeschoven stond. Stil opende ze de kist, zorgend dat ze geen geluid maakte. In de kist lagen voornamelijk wapens, ze keek er even naar, alsof ze wist, dat wat ze ging doen niet mocht, en haalde er toen een in een leer schede gestoken zwaard uit. De kist sloot ze zorgvuldig af. En in stilte keerde ze terug naar haar kamer.
Pas daar haalde ze het zwaard uit de schede en bekeek het terwijl ze op de rand van haar bed zat. Het gevest was bewerkt met gravures van gevlochten ranken. Hetgeen voorspoed zou moeten brengen aan ieder gevecht dat het zwaard zou voeren. Ze keek ernaar in het halve duister van haar kamer. Haar ademhaling ging oppervlakkig toen ze opstond en het zwaard voor zich uitstak. Het zwaard lag goed in haar hand, ze was een geboren vechter, dat wist iedereen op het hof van Rohan. Strak keek de jonge, maar volwassen vrouw naar het uiteinde van het zwaard en woog het in haar hand. In een strakke boog liet ze het rond zwiepen, naar onderen, naar achteren, naar boven en weer naar voren. Zo begon het nichtje van de koning in het midden van de nacht haar zwaardvecht oefeningen. Ze bleef zwaaien en steken tot ze na een uur doodop was. Ze stak het zwaard weer in de schede, waste haar gezicht met het water uit de kom die naast haar klerenkast stond. En nadat ze zich met een linnendoek had droog gedept stapte ze weer in bed, al snel sliep ze in.
Niemand die het zwaard zou missen, niemand die zou weten van haar geheime praktijken die ze iedere nacht uitvoerde. En niemand die de subtiele verandering in haar lichaam zag.
Weerloos bleef ze wel, ze keek toe hoe haar neef, Theodred, eropuit reed en niet wederkeerde. Maar, dacht ze, het kon zijn dat hij achter een groep losgeslagen Wilden aan zat. En dus, redeneerde ze, kon ze beter zorgen dat ze beter leerde zwaardvechten.
Opnieuw glipte ze 's nachts haar vertrek uit, maar ditmaal sloop ze naar die van haar neef, en stal een harnas en schild van hem. In stilte trainde ze.
De zaal was op de koning, zijn nieuwe adviseur, Grima, en wachters na leeg. Een van de poortwachters kwam melden dat er bezoekers in aantocht waren, vier, zei hij, Grima, die op een knik van de oude koning, beval de wapens in te nemen. De bezoekers kwamen.
Eowyn bleef op een afstand staan kijken. Hier waren vrouwen niet gewenst.
Rohan was een mannenvolk.
De bezoekers waren geen Ruiters van Rohan, al waren het allen mannen.
Eowyn keek stomverbaasd toe hoe de mannen in gevecht raakte en ze razendsnel bewusteloos sloegen, ze hadden niet de intentie om te doden.
Grima, de nieuwe adviseur van haar oom lag geklemd tussen de benen van de kleinste van het stel, een dwerg. Twee van de andere mannen, waarvan één een elf en de ander een mens keken naar de laatste van het gezelschap die in een hagelwit gewaad tegenover Koning Theoden stond. Een witte staf op hem gericht. Eowyn schrok toen ze binnen kwam en rende naar hem toe. Halverwege werd ze tegen gehouden door de menselijke bezoeker.
"Wacht!" Siste hij haar recht aankijkend. Eowyn keek toe.
Theoden sprak, met een stem die Eowyn allang niet meer herkende.
"Als ik ga, sterft de koning!"
"Je hebt mij niet gedood en je zult hem ook niet doden!" De witte man, een tovenaar, hief zijn witte staf naar de koning die in zijn stoel gedrukt werd.
Maar gewonnen gaf hij zich niet.
"Rohan is van mij!" Opnieuw werd hij in zijn houten troon geduwd.
"Ga weg!" De woorden van de tovenaar hadden enorme macht.
In een laatste poging waarin hij met een hese schreeuw overeind sprong trachtte hij de tovenaar te overweldigen. Maar op het zelfde moment schreeuwde de witte man ook en hief zijn staf.
De koning viel terug op zijn terug. Hij zakte opzij.
Eowyn schrok en rukte zich los. Snel rende ze naar hem toe en ving hem op.
Zoals hij haar had opgevangen bij de dood van haar ouders.
Zoals hij had gedaan als ze was gevallen.
En alsof er daadwerkelijk een spreuk van opgeheven veranderde hij voor haar ogen in de oom die ze gekend had. Een verwilderde blik keek hij rond, zijn blik viel op haar. Ze glimlachte breed toen ze zag dat hij haar herkende.
"Ik herken je gezicht, Eowyn." Sprak hij zacht.
Als antwoord glimlachte zijn nicht.
Alles wat haar ogen zeiden was: Welkom terug in de wereld van de levenden.
En hij nam het aan.
Nadat hij de tovenaar, Gandalf, begroet had nam hij zijn zwaard weer in de hand.
De koning was terug.
Maar niet alleen.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.