Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » Me against the world » hoofdstuk 2
Me against the world
hoofdstuk 2
Ik ren. Op de vlucht, al weet ik niet waarvoor. Maar ik ben bang. Ik durf niet eens om te kijken, bang snelheid te verliezen, en bang voor wat ik zal zien. Na voor mijn gevoel een eeuwigheid gerend te hebben, kom ik hijgend tot stilstand. Ik kijk om me heen. Ik ben alleen, op een open plek in het bos, die buitengewoon veilig aanvoelt. De grond is bezaaid met blauwe bloemen en een zacht soort mos. Een grote, blauwe vlinder strijkt neer op een van de bloemen. Ik sper mijn ogen open. "Mam?" Fluister ik zacht. "Mama, ben jij dat?"
De vlinder fladdert op, alsof ze 'ja' wil zeggen. Dan vliegt ze weg.
"Wacht!" Roep ik. "Mam, niet weggaan! Ik wil niet alleen zijn!" Ik ren de vlinder achterna. Ik negeer de takken, die schrammen op mijn benen maken, en probeer niet te struikelen. Ik ren het hele bos door, achter de vlinder aan.
Aan de rand van het bos kom ik geschrokken tot stilstand. Daar, op de vlakte, staat de jongen uit twee, Robert Gardner als ik me niet vergis. Mijn een misselijkmakende grijns op zijn gezicht, strekt hij zijn hand uit naar de vlinder en slaat haar in één keer dood. Ik deins geschrokken achteruit.
Krak!
Robert draait zijn hoofd mijn kant uit en kijkt me met diezelfde afschuwelijke grijns aan. Ik loop langzaam achteruit, maar struikel en val. Ik zie hoe hij zijn boog pakt, een pijl aanlegt en de pees loslaat. De punt van de pijl glinstert in het zonlicht, terwijl hij in volle vaart op me afvliegt. Ik knijp mijn ogen dicht en wacht mijn dood af.
Hijgend schiet ik overeind. Ik ben nat van het zweet. "Chris." Fluister ik. "Chris, ik ben bang." Geen reactie. Nu word ik nog veel banger. "Chris? Chris, geef antwoord!" Ik tast naar mijn lichtknopje, maar vind hem niet. "Chris, help me!" Ik sla de lakens van me af en wil opstaan, op zoek naar mijn broer. Zodra mijn voet de grond raakt, is de hele kamer fel verlicht. Ik doe beschermend mijn handen voor mijn ogen. En net zo langzaam als dat mijn ogen aan het licht gewend beginnen te raken, dringt het tot me door. Ik ben niet thuis. Ik ben niet in elf. Ik ben in het Capitool. En wat ik ga meemaken, zal waarschijnlijk nog duizenden malen erger zijn.
Er wordt op de deur geklopt. Ik veeg een verdwaalde traan van mijn wang en zet mijn stalen gezicht weer op. Wie het ook is, ik wil dat hij me met rust laat. "Kom binnen." Zeg ik toch maar, als het geklop aanhoudt.
De deur gaat open, en tot mijn verbazing staat Jaden in de deuropening. "Ik hoorde je schreeuwen. Alles oké?"
"Ja, prima." Snauw ik. Het klinkt veel gemener dan aanvankelijk de bedoeling was. Maar mijn droom heeft me er zojuist wel aan herinnerd dat het ieder voor zich is in de arena. Maar één iemand kan overleven. En als ik dat wil zijn, moet hij dood. En zo denkt hij zelf vast ook over mij.
"Nachtmerrie?" Vraagt hij.
"Wat weet jij daar nou van?" Oeps, dat klinkt weer gemener dan dat het bedoeld was. Hoe doen die vrolijke mensen dat toch, aardig zijn? Ik ben er in ieder geval heel erg slecht in. Ik vertrouw deze mensen niet. En waarom zou ik? Zodra de gong gaat die aanduidt dat de hongerspelen begonnen zijn, willen ze me vermoorden.
Hij ploft naast me op mijn bed. "Alles. Alsof ik niet bang ben."
Ik zou wel tegen hem willen zeggen dat ik dus echt niet bang ben, maar dat zou zo'n grote leugen zijn dat ik het niet over mijn lippen krijg. "Ga van mijn bed af. Je kreukelt mijn lakens." Is het enige wat ik uit kan brengen.
Hij kijkt me een beetje geïrriteerd aan, staat op, en loopt zonder iets te zeggen weg. Ik laat me achterover vallen en staar naar het plafond. Na een half uur, al voelde het als een halve minuut, stormt Celese mijn kamer binnen. Nee hè, ik kan dat Capitoolaccent nu echt even niet verdragen. Dat kan ik nooit, trouwens. Het moet haast wel het irritantste accent zijn dat de mensheid ooit gesproken heeft.
"Goedemorgen!" Kwettert ze vrolijk. "Wat een práchtige dag vandaag! Schiet op, je moet je klaarmaken voor het ontbijt!" Dan huppelt ze de kamer weer uit. Ik zucht, kom overeind en loop naar mijn badkamer. Goed, er moet hier toch wel ergens een borstel te vinden zijn? Na een eeuwigheid zoeken vind ik iets dat er in ieder geval een beetje op lijkt. Maar zodra ik met dat ding mijn haar aanraak, gaat er een soort schok door me heen. Ik kijk in de spiegel en zie dat mijn haar er keurig geborsteld uit ziet. Ik kijk verdwaasd van mijn spiegelbeeld naar het ding in mijn hand, en het duurt best lang voor ik de conclusie trek. Dat ding is dus toch een soort van borstel. Maar dan wel zo'n belachelijke Capitoolvariant. En hoewel ik liever een normale borstel heb, heeft het wel de tijd die ik nodig had om dat ding te vinden gecompenseerd.
Ik loop de badkamer uit, naar mijn kast. Mijn oog valt meteen op de outfit die hier duidelijk net is neergehangen, aangezien ik zeker weet dat die er net nog niet was. Een bordeauxrode tuniek met lange mouwen, een strakke zwarte broek en leren schoenen. Ik kijk in de spiegel. Zoals alle kleren in mijn kast, past het me perfect.
Goed. Dan lijkt dit me een mooi moment om te gaan ontbijten. Ik heb honger. Ik loop naar de eetzaal. Jaden, Jacob en Celese zitten al te eten, en Celese wijst Jaden op zijn 'vreselijke' tafelmanieren. Ik grinnik. Naar district 11-maatstaven eet hij best netjes, maar naar Capitoolmaatstaven is eten in je mond proppen vast een van de meest onbeschofte dingen ooit. Het is heel goed mogelijk dat er hier een of andere belachelijke straf op staat. Maar ik kan Jaden moeilijk ongelijk geven. Wetende dat je nog maar een paar dagen te leven hebt, kun je er maar beter het beste van maken. En bovendien is het zonde al dat eten niet te eten, het ziet er zo heerlijk uit. Ik pak een bord en laad het helemaal vol met pannenkoeken, gebakken eieren, een grote stapel rijkelijk belegde broodjes, worstjes en een beker van een warme, bruine drank, die heerlijk ruikt. Volgens Celese is het chocolademelk. Wat kan het mij nou schelen hoe het heet? Het smaakt lekkerder dan alles wat ik ooit eerder heb geproefd.
"Dus." Zeg ik na een tijdje van stilte, met mijn mond vol brood. "De training. Wat is het plan?"
"Ligt eraan wat jullie kunnen." Zegt Jacob.
Hoewel dat eigenlijk niet veel is, weiger ik dat toe te geven aan Jacob. "Ik kan een beetje boogschieten." Zeg ik dus maar.
"Ik weet wel ongeveer hoe de wapens werken." Zegt Jaden.
Jacob kijkt ons geërgerd aan. Het is ook niet veel. Maar wat verwacht je? We zijn nog altijd district 11. "Ik mag hopen dat jullie wel plantenkennis hebben." Zegt hij.
"Natuurlijk!" Antwoorden Jaden en ik in koor. Er is nog nooit een tribuut uit district 11 geweest zonder plantenkennis.
"Nou, dat is dan in ieder geval nog iets." Mompelt hij. Hij klapt in zijn handen. "Goed. Jaden, probeer eens een zwaard of een speer uit. Luna, probeer je een beetje zwak over te laten komen. Dat moet niet al te moeilijk voor je zijn." Zegt hij, en hij schenkt me een kille lach. Ik haat hem echt, maar als ik niet wil dat alle sponsors naar Jaden gaan, kan ik maar beter doen wat hij zegt.
"Prima." Zeg ik zo aardig mogelijk. Ik glimlach, maar mijn ogen staan kil, net als die van Jacob. Het liefst zou ik het broodmes pakken en hem neersteken, maar er gaat al genoeg bloed vloeien tijdens de spelen.
Jaden knikt en kijkt een beetje ongemakkelijk van mij naar Jacob. "Dus..." Zegt hij.
Jacob scheurt zijn blik los van de mijne. "En nu wegwezen. Celese brengt jullie om tien uur naar de training."
Dat laat ik me geen tweede keer zeggen. Ik spring overeind, waarbij ik de stoel omgooi, maar ik neem niet de moeite die recht te zetten. Ik loop met grote passen de kamer uit.
Ik plof op mijn bed en zet de tv aan. Dit lijkt me een mooi moment om de parade terug te kijken. Het volkslied klinkt en ik zie hoe de tributen uit 1 in hun koets aan komen rijden. De jongen, Levi heet hij volgens mij, draagt een bodysuit overladen met zwarte en blauwe diamanten, en het meisje, Victoria, draagt een vergelijkbare bodysuit met roze en witte diamanten. Ik huiver. Aan hun gezichten te zien hebben ze hun hele leven uitgekeken naar dit moment. En waarschijnlijk kijken ze nog veel meer uit naar het moment waarop ze me in stukken scheuren.
De koetsen van 2, 3 en 4 rijden langs. Fijn. Nog meer mensen die me maar wat graag zo pijnlijk mogelijk dood zien gaan. Deze mensen moet ik echt niet tegen komen.
Bij het zien van het meisje uit 5 veer ik overeind. Ze ziet er prachtig uit. Blijkbaar is Minka niet het enige genie onder de stylisten. Haar jurk gloeit helemaal. Ze krijgt vast geweldige sponsors.
District 6 en 7. Ik kijk naar het meisje met het paarse haar, maar herinner mezelf er nogmaals aan dat we geen vrienden kunnen zijn. Zij wil winnen. Ik wil winnen. Als zij wint, ben ik dood. Als ik win, is zij dood. En als een van de beroeps wint -en dat is de meest voor de hand liggende optie- zijn we allebei dood. Dat kan nooit een hechte vriendschap worden.
De tributen uit 8 komen aanrijden. Het meisje draagt een jurk van aan elkaar genaaide stukjes stof in verschillende kleuren, en de jongen draagt een soortgelijk pak. En in hun haar hebben ze... Een soort vreemde, gekleurde bolletjes. Bijna als een speldenkussen. Echt weer iets voor het Capitool.
District 9. Dit meen je niet. Hoe kan dat me niet opgevallen zijn tijdens de parade? Ik heb nog nooit zoiets afschuwelijks gezien: een groen pak bedolven onder graankorrels. Het is nog lelijker dan dat bruine geval met zaadjes dat mijn jurk in eerste instantie was.
Ik ben blij zodra 10 op het scherm verschijnt. Een jurk en pak bedekt met iets dat op paardenhaar lijkt. Het ziet er mooi uit. Het feit dat het geen koeienpak is, maakt het al een stuk aangenamer om naar te kijken.
Oh. Wacht. Na 10 komt 11. En 11, dat zijn Jaden en ik. Zenuwachtig kijk ik naar het scherm. O god, dat bruine ding is nog lelijker dan ik me kon herinneren. En dan doen we onze handen omhoog. De zaadjes schieten open. Ik straal. Minka is echt geweldig.
En daar is district 12. Het meisje draagt een prachtige, strakke, zwarte jurk en de jongen draagt een blouse van dezelfde soort stof. Ik volg de wagen met mijn ogen, totdat hij tot stilstand komt onder het balkon van president Snow. Dan zet ik de televisie uit en kijk op de klok. Kwart voor tien. Het is bijna tijd. Ik sta op, poets mijn tanden en loop dan mijn kamer uit. Zwijgend ga ik naast Jaden en Celese in de lift staan. De deuren gaan dicht en de lift zoeft omlaag. De trainingszalen liggen onder de begane grond, maar met deze lift ben je er binnen een minuut.
Als de deuren weer opengaan, zie ik een enorme sportzaal volgestouwd met de dodelijkste wapens en verschillende soorten hindernisbanen. De meeste tributen zijn er al, ondanks dat het nog geen tijd is. Iemand speldt het nummer '11' op mijn rug, en dan ga ik in de kring tussen de rest staan. Klokslag tien begint de hoofdtrainster haar verhaal. Het interesseert me niet echt. Ik vraag me af of er ooit iemand is geweest wie het wel iets kon schelen. Ik kan me niet voorstellen dat er ooit een tribuut is geweest die echt naar haar luisterde. Best wel sneu eigenlijk.
Ik kijk de kring rond en neem mijn medetributen nog eens goed in me op. De beroeps zien er allemaal even intimiderend en dodelijk uit, alsof ze niet kunnen wachten tot we in de arena zijn. Het meisje uit 9 staart naar de grond. Ik ben gelukkig niet de enige die zich niet op zijn gemak voelt. Het meisje uit 5 kijkt ook de kring rond. Heel even kruisen onze blikken elkaar. In een reflex sla ik mijn ogen neer. De mensen uit 11 durfden me nooit aan te kijken, en zo is het langzaam ontstaan. Maar deze mensen komen niet uit 11. Ze weten niets van me. Hier ben ik niet 'the cursed girl'. Hier ben ik gewoon Luna Yue Swan, de vrouwelijke tribuut uit 11, die net als 23 anderen gedoemd is te sterven. Aan de ene kant is het wel fijn dat ik niet omringt ben met mensen die me denken te kennen. Aan de andere kant hebben deze mensen hier waarschijnlijk even veel afkeer van me als de mensen uit mijn eigen district.
Ik hef mijn hoofd weer op. Ik wil niet dat ze denken dat ik zwak ben. Hoewel dat wel de opdracht van Jacob was. Ik kijk de kring rond en mijn blik vindt de jongen uit 8, Ximen, wiens haar er nu gelukkig niet uitziet als een door een eenhoorn uitgekotste regenboog. Ik schat hem een jaar of 14, niet ouder. Hij kijkt me aan en glimlacht. Ik probeer terug te glimlachen, maar het lukt niet echt. Dan kijkt de jongen weg. Natuurlijk. Hij weet ook dat we vijanden zijn.
Als iedereen wegloopt, dringt het tot me door dat de toespraak is afgelopen. Goed, waar zal ik eens heengaan? Knopen? Ik moet ten slotte zwak lijken. Nee, toch niet. Te saai. Messen werpen? Ook niet, dat komt niet echt zwak over. Echt, ik haat deze opdracht. Dan valt mijn blik op een katapult. Perfect. Ik loop naar dat onderdeel, gris willekeurig een katapult van de plank en kijk de instructeur verwachtingsvol aan. Die begint meteen enthousiast uit te leggen hoe dat ding werkt. Volgens mij is hij al lang blij dat er eens een keer iemand naar zijn onderdeel komt. Ik doe alsof ik braaf luister, tot hij klaar is met zijn speech. Hij drukt een paar knopjes in en doelwitten verschijnen. Ik pak een steentje en span de katapult. Ik schiet. Een prachtig schot. Afgezien van het feit dat het steentje mijn gezicht raakte in plaats van de roos. Fijn om te weten dat als ik niet door de beroeps vermoord wordt, ik wel doodga omdat ik mezelf verwond.
De man slaakt een zucht en rolt met zijn ogen, alsof ik een hopeloos geval ben. Wat eigenlijk ook zo is. Maar nu kan ik niet opgeven. Nou moet ik ook bewijzen dat ik het kan. Koppig pak ik nog een steentje. Weer mis, maar deze keer in ieder gebal niet in mijn gezicht. De volgende is ook mis. Die daarna ook. Maar die daarna raakt de rand van het bord. Ik kan wel juichen. Hoewel het nog steeds een waardeloos schot was, voelt het alsof ik de Hongerspelen al gewonnen heb. Triomfantelijk kijk ik de trainer aan, die nogmaals zucht, met zijn ogen rolt en zijn hoofd schud.
Ik leg de katapult neer, schenk de trainer een kwade blik en loop met grote passen weg. Dus... En waar moet ik nu dan heen gaan? Ik kijk de zaal rond. Mijn ogen blijven steken bij het meisje uit 5, Abbony, dat bij het plantenonderdeel met een paar zwarte bessen in haar handen staat te hannesen. Waar denkt ze dat ze mee bezig is? Ze heeft een van de meest dodelijke planten ter wereld in haar handen. Ik loop naar haar toe. "Die plant zou ik niet eten als ik jou was." Zeg ik. Ze kijkt op. "Tenzij je binnen een minuut dood wil zijn, natuurlijk." Voeg ik er met een lachje aan toe. Op zich is dat niet eens zo'n slecht idee. Waarschijnlijk is dood door nachtschot nog een van de minst pijnlijke manieren om te sterven. Ik weet het niet. Ik heb het nooit geprobeerd. En dat was ik eigenlijk ook niet van plan.
"Oh, dat wist ik niet." Zegt ze. Even kijken we elkaar zwijgend aan. Dan gaat ze verder. "Jij kwam toch uit district elf? Dan weet je vast erg veel over planten. Ik niet. Ik weet er niks van."
"klopt. En ze zijn me daar liever kwijt dan rijk." Zeg ik bitter. "Ik wil er niet over praten." Voeg ik er snel aan toe.
"Oh, sorry, dat wist ik niet." Zegt ze.
Ik kijk in haar ogen en er gaat een steek van medeleven door me heen. Ach, haar één les geven kan vast geen kwaad. "Goed. Ik kan je het wel leren. Let goed op. Ik zeg het maar één keer."
"Ik luister."
"goed, dit is dus nachtschot. Je bent dood voordat het je maag bereikt heeft. Ze zijn goed herkenbaar, maar al veel tributen hebben de dood gevonden door hun gebrek aan kennis, of omdat ze ze verwarde met andere bessen, zoals deze." Ik wijs naar de rode besjes, die op de kleur na erg op nachtschot lijken. "Dit zijn aalbessen. Ze zij erg lekker, en goed eetbaar, maar wel moeilijk te vinden." Ik wijs naar een stukje dennenschors "Dit is dennenschors. Het is eetbaar, maar echt heel smerig. Het is wel makkelijk te vinden. Snap je het nog?"
"Ja, klinkt handig om te weten. Goed dat je het vertelt, anders zou ik na één nacht dood zijn." Dan glimlacht ze vriendelijk. "Als je ooit in moeilijkheden zit zal ik proberen er te zijn. Want hiermee heb je mijn leven eigenlijk al deels gered."
Ik probeer te glimlachen. Denk ik. Soort van. Glimlachen is echt niet mijn ding. "Dat zit wel goed. Als ik dan toch dood ga, dan gun ik het die beroeps niet om te winnen. En wie weet, misschien kan ik ooit nog iets van jou leren." Dan draai ik me om en loop weg, voordat ik nog meer stomme dingen doe. Ze zei dat ik haar leven al deels gered had. Maar er kan maar een iemand winnen. Als zij het overleefd, is dat mijn dood. Maar er is iets met haar, ik weet niet wat. Om een of andere reden vertrouw ik haar meer dan het grootste deel van mijn district bij elkaar. We hadden misschien wel vriendinnen kunnen zijn. Als de Hongerspelen er niet zouden zijn. Als we niet in de arena gegooid zouden worden. Als we geen vijanden zouden worden. Als we dit allebei konden overleven. Ik loop terug naar de katapulten. Ik moet en zal dit onder de knie krijgen.
Drie dagen en een hele hoop steentjes in mijn gezicht later is het tijd voor de privésessies. Met z'n allen zitten we in de lunchzaal, wachtend tot we worden geroepen. District voor district, eerst de jongens- en dan de meisjestribuut. Dat betekend dat ik als een van de laatste ben. Niemand komt terug als hij eenmaal is weggeroepen. Ik ga ergens in een hoekje van de zaal zitten en wacht. Zodra de beroeps wegzijn wordt het stil. Bijna niemand zegt iets. De jongen uit vijf gaat naar binnen. En niet veel later Abbony. En dan lijkt het uren te duren voordat de jongen uit 6 geroepen wordt. Wat zou ze uitgespookt hebben? Het moet wel iets indrukwekkends zijn, als het zolang duurt voor de volgende aan de beurt is.
De zaal loopt langzaam leeg. Dan wordt Jaden geroepen en ben ik alleen met Claire en Oliver, de tributen uit 12. Ik kijk naar het meisje. Lang, karamel kleurig haar en honingkleurige ogen. Haar gezicht staat serieus. Ik besluit op te staan en naar haar toe te lopen. Ik moet nodig oefenen met aardig doen. "Hoi." Zeg ik. "Mag ik erbij komen zitten?" Ze kijkt me kil aan en knikt dan. Lekker dan. Probeer je aardig te doen, krijg je dit. Ik ga naast haar zitten. "En? Zenuwachtig voor je privésessie?" Vraag ik haar.
Ze kijkt me even verbaasd aan, en haalt haar schouders op. "Ik kan toch bar weinig." Mompelt ze.
Ik zucht. "Dat is nog altijd meer dan wat ik kan."
Ze mompelt wat en frummelt wat aan haar vingers. Dan wordt ik geroepen. Ik werp een laatste blik op Claire en loop dan de sportzaal in. Ik kijk de zaal rond. Mijn oog valt op een kapotte lamp. Ik grijns. Iets zegt me dat Abbony daarachter zit. Dan loop ik naar het boogschuttersonderdeel. Hier ben ik op bevel van Jacob nog niet geweest tijdens te training. Ik pak een van de bogen vast. Ik had gehoopt dat het vertrouwd zou voelen, maar dat is niet zo. De pees is te strak, de pijl te hard. Toch schiet ik. Op het bord, maar ver van de roos. Ik schiet nogmaals. Iets dichterbij dit keer. Na een paar keer raak ik de roos. Triomfantelijk kijk ik naar de spelmakers. Die hebben het niet eens gezien. Dit gaat niet werken. Plots valt mijn oog op de katapult. Dat moet lukken, daar heb ik mee geoefend. Maar het is niet indrukwekkend genoeg. Maar misschien dat als ik...
Ik leg de boog neer, pak de katapult, loop naar het plantenonderdeel en gris de nachtschot van tafel. Dan loop ik naar het bedieningspaneel en toets een paar knopjes in. Een aantal menselijke silhouetten verschijnen. Ik leg een nachtschotbesje op de katapult, richt op de mond en schiet. Precies waar ik hem hebben wilde. Een paar spelmakers kijken me verbaasd aan. Dit heeft nog niemand ooit eerder gedaan. Nu ik een deel van de aandacht heb, kom ik in actie. Met de katapult en de besjes in een hand, ren ik naar het onderdeel klimmen en schiet vanaf mijn hoge positie nog een besje in iemands mond. Zo ga ik even door tot een van de spelmakers zegt dat ik mag gaan. Lenig spring ik naar beneden, leg de katapult en de besjes terug en loop weg.
Ik loop meteen door naar mijn kamer, draai de deur op slot en laat me op mijn bed vallen. Misschien haal ik wel een vijf of een zes ofzo. Of misschien gewoon een willekeurig getal. Ze hebben toch niet opgelet.
Celese klopt op de deur en vraagt of ik kom eten. Ach, waarom niet? De scores worden vanavond uitgezonden, en bovendien heb ik honger. Ik kijk verrast op als ik de eetzaal binnenloop. Minka is er ook. En zij is de enige in het Capitool die ik mag en zelfs een beetje vertrouw. Blij ga ik naast haar. Zitten.
"Hoe ging je privésessie?" Vraagt ze.
Ik haal mijn schouders op. "Wel oké, denk ik. Ik ga er in ieder geval niet zoveel sponsors mee binnenhalen als met jouw jurk."
Ze glimlacht. "Ik ben blij dat je hem mooi vond."
"Mooi? Hij was schitterend! Dankzij jou heb ik een kans! Dankzij jou heb ik weer hoop!"
"Gelukkig. Hoop is het licht dat alle duisternis kan laten verdwijnen. Jij gaat het helemaal maken tijdens het interview, en in de arena. Geloof me maar. Trouwens, over het interview gesproken, ik heb een geweldig idee. Ik hoop dat je het leuk vindt." Ik kijk haar verwachtingsvol aan, maar dan lacht ze. "Ik kan je nu nog niets vertellen! Je zult wel zien."
Dan springt de tv aan. Het Capitoolembleem verschijnt op het scherm, en vlak daarna de foto van Levi, met een grote 10 eronder. Victoria heeft een 9. Robert een 10. Het meisje uit zijn district, waarvan ik de naam vergeten ben, heeft een 8. De jongen uit 3 een 6 en het meisje een 8. Josiah heeft een 10 en Sarah een 8. De jongen uit 5 heeft een 7. Dan verschijnt Abbony in beeld. 10. Nu weet ik bijna zeker dat zij achter die lamp zat. Ik grinnik. Jaden kijkt me vragend aan.
"Wat is er?" Vraagt hij. "Wat is er zo grappig."
"Oh, niets." Antwoord ik. "Gewoon een binnenpretje." Ik kijk weer naar het scherm. Ondertussen zijn we bij district 10. Dat betekend dus dat wij bijna zijn. Jaden verschijnt in beeld. Een 8. Iedereen begint hem meteen te feliciteren.
"En nou koppen dicht, ik ben nu." Schreeuw ik. Bijna meteen wordt het stil. Gespannen kijk ik naar het scherm. En dan verschijnt de 8. Ik juich. Dan sleep ik misschien toch wel wat sponsors binnen.
"Goed gedaan, Luna." Zegt Minka. "En jij ook, Jaden."
Mijn blik kruist die van Jacob. Zijn ogen staan kil en hatelijk als altijd. Ik sta op. "Ik ben moe. Ik denk dat ik maar eens naar bed ga." Dan ren ik naar mijn kamer, draai de deur op slot en plof op mijn bed. Een 8... Wat betekent dat? Ik heb even hoog als sommige beroeps, en die stellen dat vast niet op prijs. Maar ja, eigenlijk veranderd dat niets. De beroeps wilden me sowieso al dood hebben. Langzaam val ik in slaap, terwijl het cijfer 8 nog steeds achter mijn oogleden flitst.
De volgende dag wordt ik gewekt door de stralende zon en sta ik opgewekt op. Totdat ik besef dat Jacob vandaag de interviews met ons gaat repeteren. Wat betekend dat ik een paar uur met hem alleen ben. De wereld ziet er meteen een stuk minder zonnig uit. Ik zucht diep en trek mijn kledingkast open. Ik pak een lichtblauwe zomerjurk tot op mijn enkels en een paar blauwe sandalen en trek die aan. Dan loop ik richting de eetzaal. "Goedemorgen." Mompel ik tegen Jaden, die al aan de eettafel zit, tegenover Jacob.
"Goedemorgen." Antwoord hij. Van Jacob krijg ik alleen een kille blik, die ik beantwoord met een nog killere blik. Ik loop naar het buffet en schep schep mijn bord vol met al het lekkers. Dan plof ik naast Jaden neer.
Jacob komt meteen ter zake. "Goed. Jullie hebben allebei vier uur met Celese over de presentatie en vier uur met mij over de inhoud. Jaden, jij begint bij mij, en Luna, jij begint bij Celese."
Meteen zodra hij dat gezegd heeft, sleept Celese me mee naar een aparte kamer, beveelt me mijn zomerjurk en sandalen te verwisselen voor een veel te strakke jurk en de hoogste hakken die ik ooit heb gezien. En dan beveelt ze me te lopen. Wat veel makkelijker gezegd is dan gedaan. Na twee passen gezet te hebben, lig ik al languit op de grond. Ik kan me niet bewegen in deze jurk, en deze hakken veel te hoog. Als ik hiermee het podium op moet, zou ik waarschijnlijk voor de ogen van het hele land van het podium af donderen en mijn nek breken. Ik hoop vurig dat Minka wél rekening houdt met het feit dat ik nog nooit eerder hakken heb gedragen, laat staan zulke hoge. Na een uur of twee kan ik me enigszins staande houden en gaan we verder met houding, recht zitten, oogcontact en handgebaren maken en lachen. Vooral het lachen is lastig, en als de vier uur bijna om zijn faal ik daar nog steeds in.
"Denk eraan, schat, je wil dat het publiek je leuk vindt. Beeld je in dat je met je beste vrienden bent." Zegt Celese, terwijl ik mijn schoenen uit schop.
Bij het woord 'vrienden' draai ik me met een ruk om. Mijn ogen schieten vuur. "Ik heb geen vrienden." Zeg ik. Ik zwaai mijn haar over mijn schouder, gris de zomerjurk van de grond en loop zo snel als dat gaat met deze vervloekte jurk de kamer uit, Celese verward en geschrokken door mijn reactie achterlatend.
Ik loop naar de eetzaal, waar Jaden en Jacob alweer zitten te lunchen, gris een broodje van het buffet en prop het in mijn mond. "Dus. Zullen we beginnen?" Zeg ik met volle mond tegen Jacob. Hij knikt en dirigeert me naar de zitkamer. Ik plof op de bank.
"Zo. Daar hebben we het hopeloze geval." Zegt hij.
"Zo. Daar hebben we de meest hopeloze mentor ooit." Kaats ik terug.
"Je hebt een grote mond voor zo'n klein meisje. Die mag je op het podium zeker niet opentrekken. En dat kwaaie gezicht wil ik al helemáál niet zien." Zegt hij als ik hem een kwade blik toewerp. "Je moet ze niet wegjagen. Ze moeten je aardig vinden." Hij pakt een dvd en zet de tv aan. "Kijk en leer." Het volgende uur speelt Jacob zijn interview keer op keer af. Hij lacht om alles en kijkt veel te blij. Het irriteert me mateloos. Ik zou in ieder geval niet op hem stemmen.
Als ik het interview 23 keer gezien heb, zet Jacob te tv weer uit, duidelijk blij dat hij zijn eigen 'geweldigheid' terug kon kijken. "En nu jij." Zegt hij. Ik probeer te lachen, maar het lijkt meer op een... Geen idee waar het op lijkt.
Jacob schud zijn hoofd. "Beter je best doen. Je hebt nog minder uitstraling dan een dooie slak."
"Jij had nog minder talent als een dooie slak." Schreeuw ik kwaad. "Maar je won, arrogante kwal. Je won door puur geluk!"
"Ik geef het op. Ik heb nog nooit zo'n waardeloze tribuut gehad als jij. En nu opzouten."
Dat laat ik me geen tweede keer zeggen. Meteen ren ik de kamer uit en sluit me de rest van de dag op in mijn kamer. Ze roepen me niet eens voor het eten. Ik was sowieso niet gekomen. Ik wil Jacob gewoon nooit meer zien.
Maar dat is te veel gevraagd. De volgende dag blijf ik op mijn kamer tot na lunchtijd, maar uiteindelijk wint mijn honger het en loop ik naar de eetzaal. Jacob is er, maar ik doe alsof hij gewoon een lelijk stuk lucht is en hij doet hetzelfde bij mij. Als ik gegeten heb, ga ik terug naar mijn kamer. Na een paar uur klopt Celese op de deur en zegt dat ik me zo moet gaan voorbereiden op het interview. Ik reageer niet. Een kwartier later wordt er weer op de deur geklopt.
"Luna? Kom naar buiten, je kunt je daar niet eeuwig verstoppen. Minka wacht op je!" Zegt de stem van Jaden. Minka. De enige goede reden om mijn kamer uit te komen. Ik moet nodig mijn hart luchten, en dat kan eigenlijk alleen bij haar.
Ik doe de deur open, waardoor Jaden letterlijk met de deur in huis valt. Blijkbaar leunde hij tegen de deur. Oeps. "Sorry.' Mompel ik.
Hij staat op. "Geeft niet. Wat heb je eigenlijk gedaan dat Jacob zo kwaad op je is?"
Ik grijns. "Ik heb hem de waarheid vertelt. En die vond hij niet zo leuk om te horen."
Jaden lacht.
"Wat had ik dan moeten doen? Iemand moest het hem vertellen! En daarbij, hij had me meer dan een uur naar zijn interview laten kijken, en hij noemde me een dooie slak, een hopeloos geval en de meest waardeloze tribuut ooit. Hij mag van geluk spreken dat hij nog leeft."
Jaden lacht nog harder. "En wat heb je allemaal tegen Celese gezegd? Ze was lijkbleek!"
Ik haal mijn schouders op. "Ik schreeuwde gewoon een beetje naar haar. Ik werd gek van haar."
"Daar kan ik me iets bij voorstellen." Dan wijst hij naar een van de vele deuren. "Hier moet je zijn. Ik zie je straks wel." Zegt hij en hij loopt weg. Ik duw de deur open. Teleurgesteld zie ik dat niet Minka, maar mijn voorbereidingsteam op me staat te wachten. Meteen stormen ze op me af, gillen dat mijn trainingsscore gewéldig was, en dat ik er weer eens niet uit zie. Ik laat ze hun gang maar gaan, dan is dit het snelste voorbij en kan ik naar Minka. Ze geven me een dunne laag make-up, doen mijn nagels, laten mijn haar krullen en steken er weer een bloem in. Ten slotte bedekken ze me helemaal met een vreemd soort poeder, waardoor ik van top tot teen glinster. Dan sturen ze me eindelijk door naar Minka. Zodra ik de kamer inkom, ren ik blij op haar af.
"Je ziet er prachtig uit." Zegt ze. Ze lacht. Dan haalt ze een hoes tevoorschijn. "Raad eens wat ik hier heb."
"Is dat mijn jurk?"
Ze knikt en haalt de huis weg. Een prachtige, blauwe jurk komt tevoorschijn.
"Wauw, Minka, hij is schitterend!"
"Trek eens aan." Meteen trek ik de jurk aan en kijk in de spiegel. De jurk komt tot op mijn knieën en heeft een wijde rok. De zoom aan de onderkant is helemaal bedekt met kleinere versies van de bloem in mijn haar. Er zit een donkerblauwe band om mijn middel. De jurk heeft geen mouwen en is verrassend licht. Ik zie er schitterend uit.
"Bedankt." Weet ik uit te brengen.
Ze grinnikt. "Het was niets. Trouwens, ik hoorde dat je ruzie hebt geschopt met Jacob. Wat is er gebeurd?"
"Hij is de grootste eikel ooit."
Ze lacht. "Helemaal waar. Laat me raden, je hebt hem de waarheid vertelt? Over hoe je over hem dacht?"
"Klopt. Hij noemde me hopeloos en een dooie slak. Dus ik noemde hem de meest waardeloze mentor ooit en zei dat hij won door puur geluk. Toen kapte hij onze repetitie af en stuurde me weg."
"Hij ging nogal tekeer over je. Dat je een kreng bent en een stuk ongeluk enzo."
"En hoe denk jij daarover?"
"Ik denk dat jij een van de meest veelbelovende tributen bent die district 11 ooit gehad heeft. Je kunt dit. Je bent zeker geen stuk ongeluk en naar mijn weten ook geen kreng."
"Bedankt, Minka. Maar wat moet ik nou doen tijdens het interview?"
"Wees gewoon eerlijk. Ik zit op de eerste rij. Vertel het aan mij, niet aan de rest van het Capitool, oké? Je kunt het."
Ik glimlach. Een oprechte glimlach, en het lukt me zowaar. "Dank je wel."
Ze rijkt me mijn schoenen aan. Geen hakken, maar platte dansschoenen met lange linten, die ze om mijn benen knoopt. Dit voelt fijn. De schoenen zitten lekker en ik kan er normaal op lopen.
"Oh, en als het interview bijna klaar is, moet je dat deuntje spelen op je fluit. Dat deuntje uit je district."
Ik kijk haar verbaasd en verward aan. "Hoe weet jij..."
"Jaden." Antwoordt ze. "Hij vertelde me dat je heel goed kunt fluitspelen. Denk je dat het lukt?"
Ik knik. Dan begeleid ze me naar de lift, die ons naar het podium brengt. Ik loop recht naar mijn plek in de halve cirkel. Ik ben natuurlijk weet als een van de laatste. Celese komt aanlopen met mijn fluit, en ik ben te zenuwachtig om haar toe te snauwen dat ze van mijn spullen af moet blijven. En ik ben duidelijk niet de enige: Abbony staat te trillen op haar benen. Wat best vreemd is, aangezien ze de dochter van de burgemeester van 5 is. Ik kijk naar haar jurk. Ze ziet er prachtig uit: de korte jurk is bedekt met iets dat op sterren lijkt, stralend wit en zilver. Ze draagt een diadeem met bergkristallen in de vorm van sterren en de maan. Ze lijkt licht te geven, wat waarschijnlijk ook zo is.
Caesar Flickerman, de presentator, komt aanlopen. Ik kijk even naar hem, maar draai zo snel mogelijk mijn hoofd terug naar Abbony. Ik heb nog nooit zoiets afschuwelijks gezien, behalve dan bij voorgaande Hongerspelen. Caesars haar heeft een afschuwelijke paarse kleur, net als zijn make-up. Ik hoor hem een paar grappen maken om het publiek op te warmen, maar dan roept hij Victoria erbij. De interviews duren elk drie minuten. Het is kort, maar voor mijn gevoel is elke seconde dat ik temidden van al deze Capitoolproducten ben een seconde te lang. Al die mensen die niet snappen dat wij nooit zoals zij zullen zijn.
De zoemer die aangeeft dat Victoria's tijd om is gaat af. Levi loopt het podium op. Goed, ontspan. Ik ben als een van de laatste. Nog 19 tributen, en dan ben ik. 19•3 = 57 minuten. Dat staat gelijk aan 57• 60 = 3420 seconden. En dat worden er steeds minder. Nog 3400… oké, ik ga dus niet aftellen. Ontspan. Ik sluit mijn ogen, klem mijn hand steviger om mijn fluit en concentreer me op mijn ademhaling. Als ik na een tijdje mijn ogen weer open doe, zie ik Josiah, de jongen uit 4, bij Caesar zitten. Hij draagt een zwarte broek en een blauw shirt. Simpel, maar stijlvol.
Ik schrik me dood als opeens de zoemer weer klinkt. Oh, volgens mij is Abbony nu. Ik kijk toe hoe ze langzaam, met knikkende knieën naar Caesar loopt. Arm kind.
"Hallo, Abbony!" Roept Caesar uit.
"Noem me maar Abby. Anders merk ik niet dat je het tegen mij hebt." Zegt ze. Ze heeft haar stem redelijk onder controle. Goed bezig, meid! Je kunt dit.
Ik kijk naar het joelende publiek. Shit. Dat had ik beter niet kunnen doen. Nu nemen de zenuwen het over. Snel doe ik mijn ogen dicht en tel tot tien. En aangezien dat niet helpt, en honderd ook niet, tel ik tot duizend. En nog verder. Ik open mijn ogen pas als ik de stem van de jongen uit 10 hoor, wat aangeeft dat ik bijna ben. Ik tel af. Op het moment dat ik bij nul ben, gaat de zoemer en loopt de jongen naar zijn plaats. Ik sta op en loop op Caesar af. Met elke stap voel ik mijn zenuwen meer en meer verdwijnen, en met elke stap voel ik mijn zelfvertrouwen meer en meet toenemen. En als ik Minka in de menigte zie zitten zijn al mijn zenuwen weg.
"Hallo, Lunaaaaaaa!!!" Brult Caesar in zijn microfoon.
"Hallo, Caesar!" Antwoord ik. Oké. En dan nu lachen. Denk aan iets leuks. Argh, ik zit hier bij de Hongerspelen, er is helemaal niets leuks! Plotseling zie ik Chris voor me. Hij lacht. En dan krullen ook mijn mondhoeken omhoog. Niet zo'n neppe lach, die ik tot nu toe zo vaak heb gebruikt. Niet de Capitoollach, die Celese me probeerde aan te leren. Maar een echte lach. Oprecht en puur. Eigenlijk ben ik best wel trots op mezelf.
"Goed, Luna. Het Capitool is vast heel anders dan district 11. Vertel eens wat meer over je thuis!"
"Het is zeker anders! Thuis hebben we niet zo'n geweldige presentator!" Zeg ik. Vanbinnen kokhals ik. Ik kan niet geloven dat ik dat zojuist echt gezegd heb.
"En je familie? Kun je daar wat meer over vertellen?"
Ik knik en kijk recht in de camera, wetende dat heel district 11, op Chris en Cathy na, nu snel vol afschuw zijn hoofd van de televisie afwendt. Het feit dat ze nu niet voor mijn blik kunnen vluchten, geeft me toch een soort gevoel van voldoening. Net goed. "Natuurlijk! Ik heb een geweldige tweelingbroer, Chris, en een heel lief klein zusje, Cathy. Ik heb hen belooft dat ik terugkom. Dus dat ga ik zeker doen!"
"En je ouders?"
Au. Dat is een gevoelig punt. "Nou, mijn vader is arts. De beste van ons district!" Dat hij ook de enige van ons district is, zeg ik er niet bij.
"En je moeder?"
Serieus?! Moest hij dat nou echt vragen? Dit gesprek verloopt niet zoals ik dat zou willen. De lach van daarnet is compleet van mijn gezicht geveegd. Ik vecht tegen de tranen. "Mijn moeder is dood." Zeg ik zacht. Mijn stem trilt.
"Ach, meisje toch! Wat vervelend nou!" Roept Caesar en hij slaat zijn arm om me heen. Ik wil hem wegduwen en schreeuwen dat hij met die Capitoolklauwen van me af moet blijven, maar ik doe het niet. Alles voor de sponsors.
Ik knik. "Ze was ziek. Ik mis haar heel erg." Ik kijk naar het publiek. Zeker de helft zit te janken. Ik haat het Capitool. Op Minka na haat ik elke afzonderlijke inwoner.
"Goed, even iets heel anders: je hebt vast wel een favoriete kleur. Wil je die met ons delen?"
De neppe lach is terug. En ik denk niet dat de echte nog terugkomt. "Maar natuurlijk! Mijn lievelingskleur is blauw, zo blauw als…" mijn adem stokt. Ongelovig kijk ik naar de lucht. Naar de blauwe vlinder, die neerstrijkt op mijn uitgestoken handpalm. "Zo blauw als deze vlinder." Maak ik mijn zin zacht af. Ik ga helemaal voor op het podium staan en hou mijn handen boven mijn hoofd. De vlinder fladdert op. Ik volg hem met mijn blik, tot ik hem niet meer kan zien.
"Dat is inderdaad een hele mooie kleur! Dezelfde kleur als die prachtige jurk die je tijdens de parade droeg! Wat vindt jij zelf eigenlijk van die jurk?"
Oké. Eerlijk zijn. Dit moest ik Minka sowieso nog zeggen. "Nou, toen ik de bruine jurk voor het eerst zag, wist ik niet zo goed wat ik ervan moest vinden. Echt spectaculair was hij niet. Maar toen de zaadjes opengingen… Ik had nog nooit zoiets moois gezien. Minka is echt een genie!"
"Dat kun je wel zeggen, ja! Hij was prachtig! Net als je jurk van vandaag, trouwens!"
"Ja, hè! Het is zo mooi…" Ik kijk naar Minka, die gebaart naar mijn fluit. Caesar ziet het ook.
"Is dat een fluit? Zou je iets voor ons willen spelen?"
"Maar natuurlijk!" Zeg ik. Ik haal de fluit uit het doosje en zet hem aan mijn mond. Het gaat als vanzelf, het is een automatisme. Fluitklanken, glitter en bloemengeur vullen de zaal. Wacht... Glitter en bloemengeur?! Wat?! Ik kijk naar mijn jurk. Ik had het kunnen weten. Minka. Mijn hele jurk is bedekt onder glitter en in de hele zaal ruikt het naar bloemen. Het publiek gaat uit zijn dak. Ik draai elegant een rondje op de punten van mijn schoenen. Ik had het mis wat die lach betreft. Want die is nu terug.
De zoemer haalt me weer uit dit sprookje. "Helaas, Luna, ik vond het heel gezellig, maar je tijd is om!"
Ik knik. "Jammer. Dag allemaal!" Ik zwaai en blaas een kushandje naar het publiek. Dan snel ik terug naar mijn plek en plof op mijn stoel. Zo. Ik ben de komende 9 minuten niet aanspreekbaar.
Als die 9 minuten -en daarmee ook de interviews- om zijn, weet ik niet hoe snel ik naar de kleedkamer moet komen. Niet dat ik deze jurk uit wil, integendeel! Ik wil Minka bedanken, voor alles wat ze voor me gedaan heeft. Zodra ik haar zie, vlieg ik haar om de hals. "Oh Minka, bedankt!" Zeg ik.
"Dat zit wel goed, meisje. Je was fantastisch!" Zegt ze. Ze glimlacht en helpt me uit mijn jurk. "Ik denk dat je beter kunt gaan slapen. Rust maar goed uit. De arena komt nu steeds dichterbij."
Ik knik. De spelen beginnen morgen om 10 uur, omdat veel inwoners van het Capitool pas laat opstaan. Maar wij, de tributen, moeten vroeg uit de veren. We moeten naar de arena reizen, en niemand weet hoe ver dat is. Gelukkig gaan Jacob en Celese niet met ons mee. Dat betekend dat ik ze vanaf nu nooit meer hief te zien. Dat is het enige positieve aan de Hongerspelen wat ik kan bedenken. Minka gaat wel met me mee, helemaal tot aan de plek waar ze ons loslaten in de arena. Ik draai me om en loop de kleedkamer uit, op weg naar mijn slaapkamer. Morgen is de dag.
Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik ijsbeer door mijn kamer en probeer alles wat ik weet over overleven nog eens op te sommen. Shit. Dat is nog altijd niet veel. Mijn kamer voelt als een gevangenis, de muren lijken op me af te komen. Ik heb het benauwd. Zo snel mogelijk sprint ik mijn kamer uit, naar het dak. Eenmaal onder de sterren kan ik weer ademhalen. Herinneringen komen bovendrijven. Herinneringen van mij en Cathy. Hoe ik haar vertelde over de sterrenbeelden, lang geleden, tijdens een warme zomernacht. We lagen met z'n tweeën op een open vlakte en keken naar de fonkelende lichtjes, terwijl ik haar verhalen vertelde. De mythes achter de sterren. Verhalen over liefde, moed, en magie. Maar vooral over vertrouwen. Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in de wereld en vertrouwen in de mensen om je heen. Ik heb geen van drieën. Wat zou Cathy zeggen als ze me zo zou zien? Waarschijnlijk zou ze me een knuffel geven, en me vertellen dat in al die mythes een kern van waarheid zit. En dat ik die alleen maar hoef te vinden, door diep in mijn hart te kijken. Ze zou op dat moment waarschijnlijk niet eens weten wat ze nou eigenlijk precies zegt, ze praat gewoon Chris na. Maar of ze het nou snapt of niet, ergens heeft ze wel gelijk. Vertrouwen kun je leren. Met veel oefening weliswaar, maar het is mogelijk. Alles is mogelijk. Terugkeren naar 11 is ook mogelijk. Ik heb het belooft. En ik breek nooit mijn beloftes.
Nu mijn ademhaling weer normaal is, en ik me weer herinner wat voor dag het morgen is, merk ik pas hoe moe ik eigenlijk wel niet ben. Ik loop terug naar mijn kamer en val als een blok in slaap.
De volgende ochtend, al voelt het als een paar seconden later, staat Minka naast mijn bed. Wat fijn om een keer niet wakker te worden door een nachtmerrie of door Celese - wat nu ik er over nadenk praktisch hetzelfde is. Ik krijg een eenvoudige hemdjurk aan, waarna ik met Minka naar het dak loop. Zo kan de hovercraft ons gemakkelijk ophalen. Mijn definitieve outfit krijg ik pas aan in de catacomben, waar ook de laatste voorbereidingen zullen worden getroffen. Zodra ik de sporten van de ladder vastpak, plakt een soort elektrische stroom me aan de ladder vast. Ik vloek luidkeels. Stom Capitool. Ik wordt veilig naar binnen gehesen, maar eenmaal boven laat de ladder me niet los. Een vrouw in een witte jas komt aanlopen, met een injectiespuit in jaar hand.
"Zit stil." Commandeert ze. Natuurlijk zit ik stil, als dochter van een arts weet ik dat het niet minder pijn doet als je als een gek gaat bewegen. Maar ook als ik stilzit voel ik de enorme pijnscheut, die versterkt wordt door het feit dat ik weet dat de spelmakers me nu overal kunnen volgen. Zodra ze weg is laat de lader me eindelijk los en komt Minka aanlopen met mijn kleren voor in de arena.
"Ik heb er geen inspraak op gehad, dus geen glitter en bloemen dit keer." Zegt ze, terwijl ze me het stapeltje kleren aangeeft. Het is een eenvoudige beige broek, een lichtgroen shirt, een stevige bruine riem en een dunne zwartje jas met capuchon die gemaakt is van een stof die gemaakt is om lichaamswarmte vast te houden. De laarzen zijn van zacht leer en hebben smalle, soepele rubberen zolen met ribbels en zijn heel geschikt om mee te rennen. De sokken sluiten nauw aan. Alles past perfect, maar mooi is anders. "Past het?"
Ik knik. "Ja, het past precies."
"Mooi. Dan kunnen we nu alleen nog maar wachten op het startsein."
Ik knik. Zwijgend blijven we tegenover elkaar zitten, tot er wat omgeroepen dat we klaar moeten gaan staan. Minka begeleid me naar de lift. Is dit dan de legendarische trap naar de hemel? Nee. Het is de lift naar de hel. Zolang als ik kan hou ik Minka's hand vast.
"Succes, winnaar." Is het laatste wat ik haar hoor zeggen voor de buis omhoog zoeft, naar buiten. Heel even ben ik verblind door het felle licht. De achtenvijftigste Hongerspelen zijn begonnen. Welkom in de hel.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.