Hoofdcategorieën
Home » Kingdom Hearts » Nobody's Life » 39: De man met de eyeliner
Nobody's Life
39: De man met de eyeliner
"Dit is werkelijk ongehoord."
"Ach Zexion, zeur niet."
"Maar ik wil niet in deze afzichtelijke kleding rondlopen!"
"Hou je mond en volg mij!"
Grommend friemelde Zexion aan zijn witte, korte broekje en zijn lelijke hoedje.
"Ik ben niet gemaakt voor dit soort onzin," mompelde hij weer.
Ik zette mijn hoedje ook op mijn hoofd en grijnsde.
"Kom mee, Zexion! Op deze manier vallen wij helemaal niet op als we door Agrabah lopen. En zodra we de Blauwe Verschijning gevonden hebben, gaan we er weer vandoor. We moeten alleen zo dicht mogelijk bij het paleis zien te komen."
"Maar.."
"Niets te maren! Zexion, zet die hoed terug op je hoofd!"
Zexion gromde opnieuw en plaatste zijn lelijke hoed terug op zijn hoofd, met tegenzin volgde hij mij door de steegjes van Agrabah, op weg naar het paleis.
Ik keek naar de bedelende mensen langs de weg en vervolgens naar het paleis dat boven alle gebouwen uit torende.
"Zeg Zexion," begon ik, "is het niet vreemd dat de mensen die in dat paleis wonen al het geld van de wereld hebben, terwijl deze mensen honger lijden? Ik bedoel, is het echt zo moeilijk om wat van je geld aan een ander te geven?"
"Heh," lachte Zexion. "Jij weet kennelijk echt helemaal niets van Somebodies. Ach, maar waarom zou je ook. Jij kan het je niet eens meer herinneren toen je er één was."
Ik sloeg mijn ogen neer en besefte dat hij gelijk had. Ik wist het niet meer. Ik wist niet wie Lita was. Voor hetzelfde geld was ze een heel ander persoon. En hoe kon ik weten of zij geen slechte dingen deed?
En toch, hoe vaak ik daar ook over nadacht, ik wist dat Lita geen slecht persoon was. Zij was immers mij, maar dan een betere versie. Zij had een hart.
We naderden het paleis van Agrabah. Het beeldschone gebouw leek zelfs Zexion een beetje te intimideren. Hij keek vol ontzag naar het gebouw.
"Een gebouw dat boven de rest van de wereld uittorent..." mompelde hij. "Heh. Het lijkt erop dat iedere wereld wel zoiets heeft."
"Hm, ik denk het," reageerde ik. "The World That Never Was heeft er ook een. Ons kasteel. En dan nog die Radiant Garden..."
Zexion leek te schrikken van wat ik zei. Radiant Garden. Het begon me nu toch wel te vervelen. Eerst Saïx, toen Axel en nu Zexion. Wat was er met die Stralende Tuin, die Hollow Bastion?
"Dus jij weet het ook," mompelde ik. "Je was erbij toen Saïx zich versprak over de Hollow Bastion. Heh. En ik weet nog steeds niets. Het heeft met jullie Somebodies te maken, hè? Toen jullie nog harten hadden?"
"De Radiant Garden," zei Zexion met een vreemde klank in zijn stem. Vervolgens legde hij zijn hand op zijn mond, alsof het iets was dat hij zichzelf had voorgedaan nooit meer uit te spreken. Zijn uitdrukking bleef even emotieloos als altijd. "Je wil niet weten wat daar gebeurd is."
Ik keek even naar de grond. Misschien wilde ik dat ook niet. Het leek pijnlijk te zijn voor iedereen. En toch wilde ik weten waarom. Ik kom er wel achter, dacht ik. Binnenkort bezoek ik de Chamber of Repose. Binnenkort ben ik er klaar voor.
"We zijn er."
Ik keek op. Daar waren de grote, dichte poorten van het paleis. Er verschenen Heartless voor de poorten.
"Volgens mij komen we in de buurt!" grinnikte ik. Ik liet mijn zwaard in mijn hand verschijnen en sprong op ze af. De Heartless waren doodgewone Shadows, maar ook zij moesten geëlimineerd worden. Zexion volgde mij en haalde zijn boek tevoorschijn.
Met mijn meest bewonderde aanval 'Zantetsuken' schakelde ik drie Shadows tegelijkertijd uit. Zexion knipte in zijn vingers en de rest van de Heartless werden opgeslokt door zijn illusies.
En toen kraakten de poorten van Agrabah. Zexion en ik schrokken, en we doken snel achter een paar kisten die langs de rand van de weg stonden. Door een kiertje van de poorten glipte een vreemde man. Hij zag er een beetje griezelig uit, had een vreemd, zwart met rood pak aan, zwart haar en een gemene blik. Alleen zijn eyeliner zag er cool uit, en ik stootte Zexion aan.
"Kijk eens hoe die man zichzelf opmaakt! Daar kun jij nog wat van leren."
Zexion vond het niet zo grappig en keek me met zijn meest dodelijke blik aan. "Misschien moet je hem vragen wat zijn geheim is," zei hij koud. "Dat zal hij vast op prijs stellen."
Ik slikte. "Ehh, nou, ik denk dat ik toch liever hier blijf."
De man had een vogel op zijn schouder en in zijn hand een staf met een slangenkop. Ik kreeg er geen goed gevoel bij.
"Ik kan hem niet vinden, Iago," gromde de man. "Ik kan hem niet vinden!"
De rode papegaai kraaide een keer. "Kon ik je maar helpen, Jafar! Maar die idiote straatrat is er mooi met de prijs vandoor! Heh, je zou toch denken dat zo'n blauwe reus makkelijk te vinden is in zo'n woestijn als deze."
Ik keek naar Zexion. "Blauwe reus?" fluisterde ik.
Zexion kneep zijn ogen tot spleetjes en ging met zijn hand langs zijn kin. "Ik heb een idee," zei hij, en tot mijn frustratie verscheen er een grijns op zijn gezicht. "Waarom ga jij hem niet vragen wat die Blauwe Verschijning inhoudt? Oh, en maak je geen zorgen, als hij slechte bedoelingen heeft sta ik vlak achter je."
Ik slikte. "N-nou, ik denk niet dat ik..."
Op dat moment porde Zexion me in mijn zij, en ik sprong verschrikt aan de kant.
Jafar keek verbaasd op. Ik had nog niet helemaal door wat er gaande was, maar al snel realiseerde ik me dat ik niet meer achter de kisten verstopt zat.
Ik stak met een onschuldige glimlach mijn hand op. "Eh, hoi daar..."
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.