Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Siënna » Malheur

Siënna

24 juni 2016 - 9:20

2865

1

295



Malheur

Het weer zit niet mee. Understatement van de dag. Het regende niet, het goot en bovendien ook nog is bliksem en donder. Dit moet wel de natste juni allertijden zijn. Het kan gewoon niet anders. Mijn ruitenwissers kunnen al lang niet meer volgen en ik plak met mijn neus tegen de voorruit om toch nog iets te kunnen zien. Ik rij nu niet bepaald op een drukke baan maar je weet maar nooit.
Bovendien voel ik dat ik moe aan het worden ben. Niet verwonderlijk aaangezien ik al 6 uur in de auto zit, helemaal alleen. Waarom heb ik besloten om met de auto te gaan? Ik kan het mij niet meer herinneren. Ik droom even weg bij het idee dat ik gewoon met de trein had kunnen komen. Gezellig een boek lezen, een film zien op de Ipad of nog beter eindelijk is wat bijslapen.
Sinds ik begin dit jaar een nieuwe job heb bij Berlin Agency in Antwerpen is er geen spraken meer van goede nachtrust. Mijn baas is letterlijk en figuurlijk een monster en nu dat ik op de laatste meeting mijn mond niet heb kunnen houden, hangt mijn job aan een zijde draadje. Wat heb ik gezegd vraag jij je nu misschien af? Wel, ik zei dat ik een diploma heb van Katholieke universiteit in Leuven en dat ik niet naar Zweinstein ben geweest en bijgevolg ook niet kan toveren. De cijfers zijn nu eenmaal wat ze zijn en de wet is de wet. Ik was al maanden op mijn tong aan het bijten en de maat was vol. Ik heb hem nog nooit zo kwaad gezien. Maar wonder boven wonder zei hij niets. Hij werd alleen heel rood en een week later heb ik te horen gekregen dat ik voor een week naar Duitsland moet om daar de finance afdeling te ondersteunen.
De finance afdeling in Duitsland is een RAMP! Dus met andere woorden dit is mijn straf. Plus ik spreek geen Duits. Ik versta wel Duits maar spreken. No Way.
En nu is de vraag ook beantwoord waarom ik al 6 uur in de auto zit. Maar ik ben er bijna. Nog 20 km. En dan kan ik eindelijk mijn benen strekken en douchen en slapen en misschien eerst iets eten.
Ik zit nog altijd extreem naar voor geleund, ik zie dus niets en ben maar wat op het gevoel aan het rijden. Mensen horen dat niet te doen, wij hebben geen voelsprieten. Wij horen niet op het gevoel te rijden. Zie ik nu rode lichten? Wat is dat, oh shit… is dat nu een auto? Oh nee er is een accident geweest. Opeens zie ik een gedaante voor mij op de weg, hij is met zijn armen aan het zwaaien. Ik druk kei hard op de rem. Gevoel van paniek overvalt mij als mijn auto met piepende banden voor hem tot stilstaan komt. Ik klik met bibberende handen mijn gordel los en stap uit de auto.
‘Rustig blijven’, fluister ik nog tegen mezelf.
‘Sie müssen mir helfen, bitte, mein bruder, …’
Ik hoor amper wat hij zegt, ik ben ondertussen doorweekt, net als hij. Ik bibber nog steeds maar ik moet even sterk zijn. De jongen die voor mij staat is nog steeds iets aan het zeggen maar ik versta maar een deel van wat hij zegt. Opeens pakt hij mijn hand vast en trekt hij mij richting de auto.
‘Ik spreek geen Duist.’ Weet ik nog uit te brengen.
‘Doet er niet toe, help mij aub, hij zit vast en hij bloedt en ik krijg hem alleen niet uit de auto.’
Hij schakelt ook over naar Engels zonder veel moeite.
‘Ik zal de hulpdiensten bellen.’
‘Denk je dat ik daar zelf nog niet aan gedacht hebt? Hier is geen ontvangst. Bel zoveel je wilt.’
Ja, hij heeft een punt. Wij zitten dan ook ergens afgelegen, omringd door bomen. Oké, kalm blijven, jij kunt dit. Ik heb ooit nog EHBO lessen gevolgd.
Ik kijk hem vastberaden aan, dit gaat lukken. Ik knik naar hem en hij trekt de portier open. Ik zie een jongen met blond haar en inderdaad hij bloedt. Ik zie ook onmiddellijk dat hij vast zit tussen dashboard en zijn stoel, plus zijn gordel zit strak rond zijn lichaam. Eerste wat ik doe is zijn pols vastnemen. Gelukkig ademt hij nog, dus als wij hem los krijgen dan komt het wel goed.
‘Hij ademt nog, dat is goed. Oké, ik ga eerst proberen om zijn gordel lost te maken en dan doe ik de duw ik zijn stoel naar achter probeer jij hem dan uit de auto te trekken.’
Hij knikt. Opeens werkt mij brein op automatische piloot. Ik doe dit alles alsof ik al heel mijn leven niets anders heb gedaan dan mensen uit autowrakken redden.
Ik kruip in de auto langs de bestuurderskant en probeer zijn gordel los te klikken. Wat natuurlijk niet van de eerste keer gaat. Ik blijf trekken en duwen op de rode knop maar geen beweging. We moeten de gordel doorknippen. Maar hoe? Ik heb niets bij, of wel? Denk, denk denk!!
‘Gordel zit vast, heb je iets scherp bij, een mes of een schaar.’
‘Nee, dit is een stomme huurauto. Ik heb niets bij.’ Roept hij terug. Hij is de wanhoop nabij, ik zie het in zijn ogen.
‘Oké, ik ga even in mijn auto kijk, zorg dat hij blijft ademen en kalm blijven. Komt goed’ dat laatste zei ik vooral tegen mezelf.
Ik loop zo snel mogelijk naar mijn auto en kijk in de koffer, ik moet toch een schaar hebben. Ah, ja natuurlijk in de EHBO-kistje dat standaard in de auto ligt. Nog nooit zo blij geweest om dat rode kistje te zien. Met bibberende handen zoek ik naar een schaar. Gevonden! Snel loop ik terug naar de auto. Ik kruip terug en probeer zijn gordel door te knippen. Een schaar dat in een EHBO-doos steekt is niet zo groot maar blijkbaar wel scherp genoeg want na paar keer proberen krijg ik de gordel toch doorgeknipt.
‘Oké, gordel is los. Op drie duw ik de stoel naar achter en jij trekt hem eruit. ‘ Ik zie de jongen met zwart haar knikken. Hier gaan wij dan, komaan. Luid tel ik tot drie en ik duw met al mijn kracht tegen zijn stoel maar geen beweging.
‘Shit! Gotverdomme toch..’ zonder het te beseffen begin ik te vloeken. Het helpt ook niet dat alles zo nat en glibberig is. Ik blijf duwen met al mijn kracht en ik zie dat hij ook mee duwt. Opeens voel ik beweging.
‘Ja nu…’ en ik zie hoe hij zijn broer uit de auto trekt. Ik laat los en probeer zonder te verongelukken uit de auto te kruipen. Aangekomen aan de andere kant zie ik dat de blonde jongen op het asfalt ligt.
‘Ik weet niet wat ik moet doen, hij bloedt nog altijd,…’
‘Druk op zijn wonden, zo hard als je kunt. Ik ben zo terug’
Ik loop terug naar de auto, ik heb nog een sjaal in de auto liggen. Toch? Als we zijn bloeding kunnen stoppen dan heeft hem nog een kans op overleven.
Met mijn sjaal in de hand loop ik terug naar de jongen.
‘Oke laat hem los en til zijn been op dan kan ik de sjaal rond zijn wonden wikkelen. ‘
Zonder iets te zeggen doet hij wat ik vraag, ik zie paniek in zijn ogen en ik hoop vurig dat ik niet met paniek bik in mijn ogen terug staar naar hem. Mijn handen bewegen vliegensvlug en ik bind mijn sjaal stak rond zijn been. Hij heeft al veel bloed verloren, als wij niet snel naar het ziekenhuis rijden haalt hij het niet. Als ik klaar ben voel ik aan zijn pols. Waarom voel ik geen hartslag meer? Zojuist was hij nog aan het ademen. Shit shit shit!!!
Ik laat mijn oor ter hoogte van zijn mond zakken en voel geen ademhaling. Dit is echt niet goed. Ik moet hem reanimeren. Wacht, denk na hoe moest dat nu weer? 30 keer hartmassage en 2 keer blazen? Of nee…. Denk denk denk, ik heb hier geen tijd voor. Dan neem ik een beslissing! Ik moet nu beginnen of hij gaat hier en nu dood.
‘Kantel zijn hoofd naar achter en hou zijn mond open. Wij moeten zuurstof in zijn longen krijgen.’ Ik geef hem instructies en ik zie dat hij meer dan blij is om te doen wat ik zeg. Met trillende handen pakt hij het hoofd van zijn broer tussen zijn handen. Hij fluistert iets naar hem.
Ik begin met hartmassage. Oké tellen, 1 2 3 4 5… 30. Ik buig mij naar voor knijp zijn neus toe en blaas twee keer hard lucht in zijn longen. Komaan! Komaan! Ga niet dood.
Hij houdt zijn hoofd vast maar zijn handen trillen en hij fluistert niet meer maar roept iets in het Duits naar zijn broer. Ik versta het niet, maar op dit moment kunnen mijn hersenen geen twee dingen te gelijk doen. Ik blijf duwen op zijn borstkas. Komaan! Komaan!
Ik kan niet meer, ik heb geen kracht meer in mijn armen. Ik kan niet meer doorgaan. Net als mijn handen van zijn borstkas glijden snakt de blonde jongen naar adem.
Ik en zijn broer kijken opgelucht naar elkaar op. Dank u! Dank u! Dank u!
Tranen beginnen over mijn wangen te stromen, al de emoties die ik binnen heb gehouden stromen nu uit mijn lichaam. Maar niet te vroeg juichen, hij ademt misschien wel maar wij moeten hem nog altijd naar het ziekenhuis brengen. Hij heeft al te veel bloed verloren.
‘Wij moeten naar het ziekenhuis, nu! Hij verliest te veel bloed.’ Hij kijkt mij knikt en pakt zijn broer stevig vast aan zijn schouders. Ik kruip met veel moeite recht, mijn armen voelen als pudding maar ik heb er nu even geen tijd voor. Ik neem zijn benen vast en op drie tillen wij hem op. Gelukkig is het maar paar meter tot aan mijn auto. Aangekomen zet ik zijn voeten neer, open met één hand de portier. Heel onhandig leggen wij hem op de achterbank. De jongen met zwart haar kruipt ook in de auto en legt het hoofd van zijn broer op zijn schoot. Ik loop rond de auto en probeer langs de andere kant om zijn benen te plooien. Hij is veel te lang. Na even te sukkelen krijg ik de beide deuren toe en kruip ik achter het stuur. Vliegensvlug probeer ik in mijn gps het dichtstbijzijnde ziekenhuis te vinden. Na enkelen seconde heb ik een route en ik vertrek terug met piepende banden.

Hou nog 20 min vol! Hou vol! Ga niet dood!

Onderweg wordt er niets gezegd, ik rij zo hard als mijn auto kan en probeer niet uit de bochten te vliegen. Het regent nog altijd en ik zie nog steeds niets. Maar ik moet, hij moet nu naar de dokter!
Ik hoor de zwartharige jongen praten, ik hoor niet wat hij zegt maar dat geeft niet hij is tegen zijn broer bezig. Tranen stromen over zijn wangen.
Ik stop met piepende banden voor het ziekenhuis. Wil uitstappen maar was vergeten dat ik mijn gordel nog aan heb en hang mezelf half op. In elk ander situatie was dit grappig geweest maar nu niet. Ik moet naar binnen en snel.
‘Ik ga naar binnen en haal hulp blijf zitten.‘ Ik wacht niet op zijn antwoord en loop naar binnen.
Eén blik van de verpleegster op mij en het is voor haar meteen duidelijk wat er aan de hand is.
‘Ik heb hulp nodig buiten in de auto, hij is gewond…’
Verder kom ik niet mijn brein wil niet meer, ik voel mij misselijk, en als ik naar mijn handen kijk zie ik bloed.
Wat er daarna gebeurde weet ik niet goed. Mensen met een brancard lopen langs mij heen en voor ik het weet zijn ze terug met de blonde jongen en ze verdwijnen achter twee grote klapdeuren. Hij is veilig, dat is nog het enige dat door mijn hoofd spookt.
Ik moet gaan zitten, voel mijn lichaam wankelen maar dan twee sterke armen rond mijn lijf.
‘Jij hebt hem gered, jij hebt ons gered. Dank u…’
Hij blijft de woorden herhalen ofwel weet ik niet meer wat ik hoor. Instinctief slag ik ook mijn armen rond zijn lichaam en daar staan wij dan.
Ik voel hoe mijn benen mij niet meer kunnen dragen en zak door. Zijn sterke armen rond mij houden mij nog recht en voor ik het weet heeft hij mij opgepakt en op een stoel gezet.
Hij heeft mij nog steeds vast. Tranen stromen over onze wangen.

Ik weet niet hoelang wij al zo zitten. Als ik gekuch hoor naast mij kijken wij allebei op. De vriendelijke verpleegster die ons geholpen heeft staat voor ons met handdoeken in haar hand.
‘Ik wil niet dat jullie ziek worden.’ Zegt zij en dankbaar neem ik en de jongen de handdoek aan.
Hij kijkt mij aan en zijn ogen lopen over van emotie.
‘Ik weet niet hoe ik u moet bedanken, echt, jij hebt zijn leven gered.’
‘Ik ben blij dat wij optijd hier zijn geraakt, het komt wel goed met hem.’ Ik knijp bemoedigend in zijn hand. Mijn stem trilt. Er verschijnt een zwak glimlach op zijn lippen. Hij maakt mijn hand vast en geeft er een kus op.
‘Dank u, echt waar, ik kan het niet vaak genoeg zeggen.’ Nu is het mijn beurt om zwak te glimlachen.
‘Ik ben Tom trouwens.’
‘Siënna’ fluister ik.
‘Als de stad?’
‘Ja… net als de stad.’
‘Prachtig.’ Fluistert hij. ‘Jij hebt al zo veel voor ons gedaan maar ik ga het toch vragen.’
Ik kijk hem met vragende ogen aan. Wat bedoelt hij nu?
‘Blijf je hier tot wij meer weten? Ik weet niet of ik hier alleen kan zijn nu.’
Ik glimlach en knik zachtjes, natuurlijk blijf ik. Na alles wat wij samen hebben meegemaakt wil ik ook weten dat hij oké is.
Wij blijven zitten en wachten. Hij heeft mijn hand nog vast maar praten doen wij niet. Alle twee nog verbouwereerd van wat wij meegemaakt hebben.
De klok blijft verder tikken en tikken maar nieuws komt niet. Net als wij zelf willen gaan informeren. Zie ik een dokter op ons afkomen. Wij zijn dan ook de enige twee mensen die hier zitten. De kleren zijn al wat opgedroogd maar wij hangen allebei nog vol met bloed.
‘Maak u geen zorgen, hij is buiten levensgevaar. De operatie is goed verlopen. Wij houden hem nog even onder kunstmatige coma zodat hij sneller kan herstellen. En proficiat, jullie hebben zijn leven gered.’
Ik heb niet helemaal verstaan wat hij zegt maar ik zie aan Tom zijn gezicht dat het goed komt.
De dokter gaat verder.
‘Ga naar huis, rust wat uit en kom morgen terug. Vandaag ga je hem toch niet meer kunnen zien.’
Hij knikt nog maar dan draait hij zich om en verdwijnt terug richting de operatiezaal.
Tom draait zich naar mij en pakt mij terug vast. Hij drukt zijn lichaam stevig tegen mij aan.
‘Het komt goed, gij gaat oké zijn.‘
‘Zie je wel, ik wist het, wij zijn een goed team.’
‘Haha, ja als ik mijn job ooit beu ben. Ik heb nog andere opties.’ Zegt hij al lachend.
Hij heeft gevoel voor humor, dat heb ik graag.
‘Kan ik nog iets doen? Kan ik u nog ergens afzetten? En zeg aub niet dat je hier heel de nacht wilt blijven.’
Hij lacht, ‘ah, dus dat heb je wel verstaand.’
‘Wel ik ben een vrouw, alles is selectief bij ons.’
Hij moet terug lachen ‘wij zitten heir op hotel, normaal gezien niet ver van hier.’
‘Ah waar juist?’
‘In de Golden Tulip, als ik het goed heb.’
‘Echt? Dat is waar ik verblijf. Ik was op weg naar daar toen ik jullie, naja tegen kwam.’
‘Ha… raar maar komt goed uit.’
Wij draaien ons om en lopen richting mijn auto. Wat een dag! Ik had mijn eerste dag in Duitsland wel anders voorgesteld.
Aangekomen in het hotel, checken wij ons allebei in. De receptioniste bekijkt ons wat raar. Ik kan haar ook geen ongelijk geven, het is niet dat je elke dag mensen zie met bebloede kleren.
Aangekomen op de tweede verdiep waar ik uit moet draai ik mij nog even naar hem toe.
‘Tot ziens…’ zeg ik wat onwennig. Hij zet een stap dichter en onverwacht geef mij een kus op de wang.
‘Nog is bedankt.’
Ik lach wat verlegen. Omkijken durf ik niet meer, voel mij wat onwennig, beetje zenuwachtig. Helemaal in gedachte verzonken open ik de deur en stap de kamer binnen.
‘Wat nu?’ Zeg ik luid op. Ik ben dood moe maar gaan slapen is geen optie.
Ik laat mij tas op de vloer vallen en loop naar de badkamer. Als ik in de spiegel kijk dan verschiet ik van mijn eigen spiegelbeeld. Hoe zie ik er uit? Ik kom precies recht uit een horrorfilm.
Rap doe ik mijn kleren uit en stap onder de douche. Ik was alles af. Wat een dag. Ik kan het nog altijd niet geloven. Zou ik hem nog ooit terug zien?
Als ik uit de douche stap hoor ik geklop op de deur. Mijn hart slaat een slag over. Zou het?...
Snel doe ik een badjas aan en loop richting de deur. Als ik de deur open trek, zie ik Tom voor mij staan.
Hij leunt nonchalant tegen de muur en kijkt mij met twinkelende ogen aan.
‘Ik wil echt niet alleen zijn Siënna…’
Ik doe de deur wat meer open en laat hem binnen.


Reacties:


NathalieKnol zei op 23 juni 2016 - 16:20:
Leuk je moet echt doorgaan!!!!!