Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Het Verlaten van de Oase » Hoofdstuk twaalf

Het Verlaten van de Oase

26 juni 2016 - 17:33

1048

4

345



Hoofdstuk twaalf

Albus kon zijn gedachten niet loslaten tijdens de lessen. Louis had geweten van het effect van zijn zang en alsnog de brief gestuurd, misschien juist de brief gestuurd. De lessen gingen in een waas aan hem voorbij. Louis had niet enkel gehoopt dat Josephine weer in zijn armen zou vallen, hij had haar bijna geprobeerd te dwingen.
Albus bleef maar tobben en tobben. Na zijn laatste les liep hij naar buiten, de kou in, om alleen te kunnen zijn met zijn gedachten. Hij dacht aan Louis, Josephine, zijn vader, zijn moeder, Lily, Josephine, James, zijn moeder, Louis, Josephine, Josephine, Josephine.

Hij dacht niet aan professor Lubbermans tot hij verschrikt om kwart over vier merkte dat hij te laat was voor hun afspraak. Hij haastte zich naar binnen, waar de warmte hem omhelsde, en rende naar het kantoor van zijn peetvader.
“Sorry!” viel hij binnen.
Professor Lubbermans zat achter een eikenhouten bureau, met een brilletje op zijn neus dat hij normaal niet droeg. Zijn grote kantoor met enorme hoeveelheid planten deed hem niet kleiner lijken en trok niet de aandacht bij hem weg, maar maakte hem imposanter en het figuurlijke middelpunt.
Professor Lubbermans deed zijn brilletje af. “Ik had genoeg opstellen om na te kijken in de tussentijd. Heb je de fudgevliegen en chocokikkers mee, Albus?”
Albus aarzelde. “Uh, nee.” Hij krabde achter zijn oor. “Ik dacht dat het een grapje was.”
Marcel schokschouderde en begon tussen zijn spullen te rommelen. “Geeft niet, ik heb hier nog wat Slijmslakken liggen volgens mij. Ze smaken wat minder goed bij boterbier, maar dat moet je me maar vergeven.” Hij gooide een halflege doos op tafel.
Albus voelde zich ongemakkelijk, wist niet wat voor houding hij moest aannemen. Twijfelend bleef hij staan in de deuropening.
“Pak jij de boterbiertjes uit de kast?” Professor Lubbermans wuifde naar een kast omringd door verschillende soort planten, waarvan Albus nog niet eens de helft herkende van zijn Kruidenkundelessen.
Braaf deed Albus wat hem gevraagd werd en reikte zijn peetvader een aan. “Alstublieft, professor.”
Professor Lubbermans schudde met zijn hoofd. “Noem me Marcel, Albus, alsjeblieft. Ik snap dat het misschien lastig is omdat we op Zweinstein zijn, maar ik wil een gesprek hebben van peetvader tot peetkind, niet van docent tot leerling.”
Albus had geen zin om te spreken met zijn peetvader, maar nam toch plaats.
Professor Lubbermans stak van wal. “Ik ga heel eerlijk tegen je zijn, Albus, en ik hoop dat jij dat ook tegen mij zal zijn. Je ouders zijn bezorgd over je en ze hebben me een brief gestuurd met de vraag of het wel goed gaat. Hoe beantwoord ik deze vraag naar de waarheid?”
Albus schrok van de directheid van zijn vraag. Hij schraapte zijn keel om iets te zeggen, maar wist niet hoe hij de vraag moest beantwoorden. Er viel een stilte.
“Neem je tijd, Albus.” Hij nam een slok boterbier. “Ik heb alle tijd voor je en genoeg boterbier en Slijmslakken.” Hij zakte onderuit in zijn stoel.

Albus zei uiteindelijk met een klein stemmetje: “Ik vind dit een beetje ongemakkelijk.”
Professor Lubbermans zuchtte en haalde zijn hand door zijn haar. “Ik beloof je dat alle details tussen ons blijven, je ouders hoeven alleen te weten dat het goed gaat.” Hij knipoogde.
“Dat – dat is het niet,” hakkelde Albus. Hij durfde het bijna niet toe te geven, hij wilde zijn peetvader niet kwetsen. “Het voelt een beetje als straf.”
Professor Lubbermans zuchtte weer. “Weet je, Albus. Laten we afspreken dat voor elke vraag die ik aan jou stel, jij een vraag terug mag stellen. Zolang jij eerlijk bent, zal ik eerlijk zijn.”
Albus keek hem met een schuin hoofd aan. “Mag ik dan alles vragen?”
Zijn docent lachte en stak zijn handen in onschuld op. “Ik heb niets te verbergen.”
Geënthousiasmeerd begon Albus meteen vragen te stellen. “Vind je het wel leuk om op Zweinstein les te geven? Ik bedoel, er zijn hier zo weinig volwassenen, we zijn allemaal zoveel jonger. Verveelt het je niet?”
Marcel glimlachte. “Ik vind het fantastisch om les te geven. Kruidenkunde is mijn passie. Er zijn inderdaad weinig volwassenen op Zweinstein, maar we maken wat meer tripjes naar buiten dan jullie.” Marcel knipoogde. “De helft van mijn weekenden ben ik bij mijn vrouw. Ik zie Hannah alsnog minder dan ik zou willen, maar het is vaker dan je misschien zou verwachten.”
“Dat wist ik helemaal niet!” riep Albus verbaasd.
Marcel knipoogde. “Ik houd jouw geheimpjes geheim, jij de mijne.” Hij stond op om een tweede boterbiertje voor zichzelf en Albus te pakken. “Nu is het tijd voor mijn vraag. Wat is je spontane interesse in Josephine?”
Albus keek hem vragend aan.
Marcel grinnikte. “Ik gebruik liever voornamen, maar ik herkende de omschrijving.”
“Ze gooit mijn leven overhoop,” antwoordde Albus in alle eerlijkheid. “En ik weet niet waarom.” Er viel een stilte. “Opeens paradeerde ze mijn leven in, met een gelogen reden, en sindsdien is het chaos,” vervolgde hij, duidelijk gefrustreerd. “En omdat Louis smoorverliefd op haar is, lukt het ook niet om haar weer mijn leven uit te krijgen. Ik hield van mijn oase aan rust.”
Er viel weer een stilte, maar deze duurde langer. Albus was in gedachten verzonken.
“Albus? Het is tijd voor jouw vraag.”
Marcel had niet gereageerd op wat Albus net had gezegd, had er geen oordeel aan gegeven. Het gaf Albus een veilig gevoel. Ineens moest Albus denken aan hun ontmoeting van twee dagen eerder en nieuwsgierigheid borrelde in hem op. Hij wist dat hij misschien over de lijn zou gaan door deze vraag te stellen, maar hij wilde het te graag weten om het links te laten liggen. “Waarom voel je je niet op je gemak bij madame Strout?”
Marcel zuchtte diep. “Ik had niet verwacht dat je deze vraag zou stellen.” Hij schudde zijn hoofd. “Maar beloofd is beloofd.”
Albus ging op het puntje van zijn stoel zitten.
“Ik ken madame Strout nog van vroeger, ik heb haar een aantal keren in mijn jeugd gezien. Ik kende haar moeder echter stukken beter. Haar moeder werkte ook in de verpleging.” Marcel slikte, had het duidelijk lastig. “Haar moeder was een van de vaste verplegers van mijn ouders. Ik heb madame Strout wel eens ontmoet in St. Holisto. Ze doet mij denken aan mijn ouders.”
Albus voelde zich alsof hij een klap in het gezicht had gekregen. “Sorry,” zei hij met een klein stemmetje.
Marcel gaf hem een vriendschappelijke klap op de schouder. “Dat geeft niet, jongen, we mochten elkaar alles vragen.”


Reacties:


Kayley
Kayley zei op 9 juli 2016 - 12:42:
Everything hurts. Marcels ouders is echt het pijnlijkste, meest tragische deel van heel de serie en dat het hem nog zo lang blijft pijnigen, tot diep in zijn volwassenheid... OUCH.
Maar verder was hun gesprek echt heel fijn en wat een goede peetvader is 'ie.

Ik had wel wat meer beschrijvingen gewild van de wereld om Albus heen. Het valt me nu pas op dat dit verhaal grotendeels dialoog en gedachten zijn. Met Marcels kantoor had je echt een geweldige manier om een stuk van Zweinstein te beschrijven dat nog niemand gedaan heeft en die heb je gemist.
Ik beeld me bv in dat zo'n kamer echt een plotse overwhelming (ben het Nederlandse woord kwijt) van geuren en kleuren is en die dingen tot leven brengen, brengt ook je verhaal meer tot leven. (:


Nynlufx
Nynlufx zei op 5 juli 2016 - 11:47:
Marcel, bby, gimme a hug.


Rukia
Rukia zei op 28 juni 2016 - 21:13:
Marcel tussen zijn planten, dat beeld was zo glashelder dat het bijna een foto leek.
En dan met zijn ouders, arme jongen


narcissa
narcissa zei op 26 juni 2016 - 20:18:
Awww, arme Marcel,wordt hij steeds als hij haar ziet aan zijn ouders herinnerd.
En ik kan me Marcel helemaal voorstellen in een kantoor voel met planten.
leuk hoofdstuk weer!