Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Eyecatcher » \4./

Eyecatcher

3 juni 2009 - 17:26

1731

1

415



\4./

Of hoe Toms ogen niet vast willen zitten, en hoe Clara ten tonele verschijnt

Tom

Voor Bill kon tegenpruttelen, legde ik toe en grijnsde. Georg keek me berispend aan, terwijl Gustav nog een zoveelste verkoelend kompres op Davids voorhoofd legde.
Arme stakker, hij heeft het niet bepaald makkelijk met ons. Eerst Jill, mijn gekraakte mailbox, de gsm van Georg die gestolen werd door een crewlid, en nu Bill die “verdwenen”¯ was en op de koop toe zijn gsm niet opnam…
Nee, hij heeft het zeker niet makkelijk met ons. We hadden elk onze eigen problemen gehad, maar bij het schaap David leken ze om één of andere bizarre reden dubbel door te wegen. Arme, arme David.
En nu maar wachten op Bill.

~Later.~

‘Zijn ze dat niet?’ vroeg Georg, die net uit het raam keek. Als door een wesp gestoken veerde ik op.
Een klein grijs autootje stopte en verwachtingsvol plakten we allemaal zowat tegen het raam.
Een meisje - nou ja, ze was geen echt meisje meer - met bruin zwierig haar, niet groot maar ook niet klein en op het eerste gezicht een mooie 85B, zag ik in één oogopslag, stapte uit en wachtte tot Bill dat ook had gedaan om de auto te sluiten. Uiterlijk zelfverzekerd liep ze naast Bill naar de trein, maar een kleine spiertrekking onder haar oor verried het tegengestelde. Nee, mij moet je over meisjes geen fabels meer wijsmaken, ik kende de kneepjes van het vak als geen ander en de truken van de foor waren mijn specialiteit. En dat mocht ook wel, met mijn ervaring.
Bill stak zijn sleutel in het slot, voerde de code 7915 in waardoor het klepje voor de vingerafdrukherkenning omhoogschoof en hij binnenkwam. Ja, we zijn inderdaad zó goed beveiligd. En gelukkig maar, anders lagen er voor we het wisten tientallen fans op de vloer, niet alleen in katzwijm gevallen maar ook over het trapje.
Clara volgde Bill op de voet, nog iets dat je kon verklaren als onzekerheid.
‘Ik ben thuis!’ riep Bill voor de grap, maar David vond hem duidelijk allesbehalve lollig.
‘Doe. Me. Dat. NOOIT. Meer. Aan.’ zei David op zo’n enge fluistertoon dat zelfs Rambo een schoothondje zou worden. En omdat Bill zeker Rambo niet was, trok hij witjes weg. Als een schoothondje. Maar daar keek ik niet zozeer van op, ik dacht eerlijk gezegd dat je na zo’n massa pillen - waar zelfs een olifant al redelijk high zou van staan - zo geen volzinnen meer hoort uit te brengen. Maar blijkbaar was Davids lichaam al wat vertrouwd was met de tabletjes - geen wonder trouwens - want toen hij ook nog eens opstond vielen mijn ogen uit hun kassen. Dat wordt moeilijk om te zoeken, ogen zonder ogen.
Bill kromp wat ineen toen David naar hem toe wandelde zwalpte, waardoor hij voor één keer groter was dan Bill.
‘NOOIT. Meer.’ ging hij even dreigend verder. Bij elk woord priemde Davids wijsvinger naar Bills gezicht.
‘En waarom nam je je gsm niet op?’ vroeg hij. Quasi-vriendelijk gevraagd, maar Bill werd zo bleek als een lijk.
‘Euhm… hij stond uit?’ probeerde Bill, maar helaas. David liep rood aan. Als hun carrière ten einde zou lopen, konden ze nog altijd zo gaan freelancen voor de vlag van Polen.
‘Stond. Uit?’ siste David woedend. Hij oogde plots een pak helderder. Bill knikte, aarzelend.
‘Sorry.’ piepte hij.
‘Dat dacht ik ook, ja.’
Bill grijnsde voorzichtig. Volgens mij voelde hij dat David toch al wat, euhm, kalmer werd.
‘Ik ben er nu toch?’ lachte hij schuldbewust.
‘Ach man! ’t Is allang goed. Ik was heel even in paniek. Hoe zou je zelf zijn?’
Hoe ik zou zijn doet er niet toe. Ik zocht opnieuw naar mijn ogen. Hij had 3 strips pillen achter de kiezen en bedenkt dan, zo tussen de soep en de patatten, een geniepig plannetje om Bill wat te doen afzien? Jézus.
David sloeg Bill joviaal op de schouder en Bill kon nog net een niet zo tedere aanraking met de vloer vermijden door hem in bijna-doodsangst vast te klemmen aan de tafel.
Maar David zag het niet. Bill grommelde wat en krabbelde recht, terwijl Davids ogen over Clara gleden, die ongemakkelijk werd en begon te draaien in het deurgat.
‘Enneuh… wie is zij?’ vroeg hij wijzend. Tactvol, erg tactvol David.
Bill ogen lichtten op, iedere andere persoon zou zich doodschamen over de publieke uitkaffering, maar hij, hij niet. ‘Zij,’ glimlachte hij, ‘is Clara.’
‘Nou, eigenlijk heet ik Sofie, maar Clara is mijn tweede voornaam, dus da’s ook wel goed. En dat was trouwens wat ik Bill de hele tijd probeerde uit te leggen, ofwel werd hij gebeld’ zei ze voor de lol een beetje beschuldigend tegen mij, ‘ofwel lag hij zich te bescheuren.’

Sofie

Bill keek geschokt op, en toen mijn ogen de zijne hadden gevonden keek ik hem doordringend aan. Het was nog steeds een raadsel hoe hij op Clara was gekomen. Plots sprong hij op en kwam vlak voor me staan, met zijn rug naar de anderen. Hij keek zo diep in mijn ogen dat ik ervan duizelde.
‘Mag ik… Clara blijven zeggen?’ fluisterde hij.

Van het ene moment op het andere viel ik achterover in een diepe zwarte bodemloze put. Mijn handen schampten af op de rand. Maar, alsof het nog niet weird genoeg was, bleven die ogen mij achtervolgen, ik bleef ze zien, ook als ik mijn ogen sloot. Het waren Bills ogen, had ik nu wel door. Dezelfde ogen die ik gezien had toen ik nog op het perron stond en ‘Hey Clara.’ door mijn hoofd hoorde waaien. En ik bleef maar vallen. De ogen bleven me aankijken, verwachtend. Maar eerst wilde ik weten wat er gebeurde. Ook ik verwachtte van alles, van alles waar ik tot nu toe nog geen besef van had.
Het zwart werd lichter en lichter. Het werd een tuin, met een verlepte rododendron en een haag. Alles ging weg, de trein, de mensen, alles. Ook uit mijn hoofd.
De ogen veranderden van eigenaar. Het zwarte lange haar van een persoon die ik niet kende kortte een heel eind in, werd blond. Het bleke gezicht bij het korte blonde haar ging niet, zei iets in mij. En alsof ik hier de regels bepaalde veranderde ook het gezicht. Bruiner, harder, stoerder, maar nog steeds dat ene, datzelfde paar ogen, groot, sprekend, verwachtend, blij en droevig tegelijk, op een bijna afschuwelijke manier een paar ogen die alles namen zoals het kwam, ook bij zichzelf, gewoon, ogen die alles aanzagen als een gewone witte bladzijde in een boek.
Ook ik veranderde. De kleren voelden heel wat strakker dan de absurditeit die ik daarvoor droeg. Ik was Clara, een 20ste eeuw meisje in de tuin van haar ouders, en praatte met Maarten. Maarten, mijn geheime vriendje sinds twee jaar, tevens ook de buurjongen en de broer van de jongen die het ooit had aangedurfd een voetbal tegen onze deur te schoppen.
‘Lieve lieve Claar…’ begon hij. Ik kende de stem, natuurlijk kende ik die stem. Maar ik kende ze niet omdat het de stem van Maarten was.
En waarom vertelde hij nu niet verder? Hij sperde zijn mond open in een geluidloze schreeuw en zijn ogen, de ogen zonder gevoelens, werden groot en angstig.
Ik schrok zo van het feit dat je voor één keer ook echt zijn ogen kon lezen, dat ik me alleen op het laatste nippertje afvroeg waarom hij zo bang was.
Maar achter de kaft van angst las ik niets, kon niets lezen. Ik ben anders zo goed in het lezen van ogen, ik wou niet alleen de kaft zien verdomme! Ik kon en wou niet aanvaarden dat wat erachter zat en stond, onzegbaar was.
Plots was daar dat zwarte gat weer, ik gilde, misschien meer uit wanhoop dan uit angst. En ik bleef maar vallen. En ineens, automatisch alsof een hogere macht me verplichtte, sloeg ik mijn armen uit en haakte me vast in de rand. Mijn nagels braken af, maar dat deerde me niet. Dan nog niet. Ik moest en zou terug naar het zonlicht, naar Maarten. Maar toen ik naar boven keek, zag ik hem al. Hij kwam me helpen, dacht ik toen. Maar hij bleef gewoon werktuiglijk op me neer kijken, zag hoe ik klauterde, krabde.
Ik gilde dat hij me moest helpen, dat hij me niet zomaar kon laten zinken. Maar hij, hij die ik zo liefhad, hij deed net het tegenovergestelde. Een grote pak aarde kwam over me heen waardoor ik niets meer zag. En alsof met het zicht ook al mijn kracht verdwenen was, viel ik. Ik brak. Maarten… Maarten!

‘MAARTEN!!! Nee!!’

Bill

Wat?! Niet Clara maar Sofie?
Wacht, even herhalen. Ik zie een wildvreemd meisje, één of andere rare kronkel in mijn hoofd geeft haar de naam Clara, ik geloof hem, en wat later blijkt dat ze wel degelijk theoretisch Clara heet, maar dat ze meestal aangesproken wordt met Sofie, terwijl ik haar dus, zoals gezegd, van haar noch pluimen kende? Creepy.
‘Mag ik Clara blijven zeggen?’ Ik stond voor haar, keek diep, diep in haar ogen. Verrast glimlachte ik toen ze net zo recht in de mijne keken als bijna een halfuur geleden.
Misschien wat een overbodige conclusie, maar ik kon toch wel vlotjes besluiten dat we alletwee ogenmensen waren. Ik, ik wou altijd de ogen zien van de mensen wanneer ik babbelde en als ik belde, zag ik ze voor me. En zij, nu ik erover dacht, zij had haar ogen bij elke zin die ze ooit tegen mij gezegd had al in de mijne geboord. Eindelijk stond ik tegenover een gelijkgezinde.
Ogen hadden altijd al een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Van belangrijke momenten herinnerde ik me meestal alleen maar hoe de mensen gekeken hadden. Misschien daarom dat ik van mijn ogen altijd iets speciaals gemaakt had, zodat het eerste waar mensen zouden naar kijken mijn ogen zouden zijn. Raar, maar so am I.
Waarom antwoordde ze nu niet? Ik concentreerde me weer op Clara, doordat ze niet antwoordde had ze me de kans gegeven om na te denken.
Plots, zonder enige waarschuwing, zakte ze in elkaar. Ik weet niet meer - of wil niet meer weten - wat ik toen deed. Ik denk dat ik schreeuwde. Misschien, heel waarschijnlijk.
Als vanouds keek in haar ogen, alsof ik daar wou zien dat alles in orde was, dat ze me zat te kloten, dat ze gewoon niet bewusteloos was. Maar wat ik zag, was geen van dat wat ik hoopte. Ik zag helemaal niets, behalve dat ze open waren.


Reacties:


Renesmee
Renesmee zei op 23 mei 2010 - 13:25:
Wooow, heftigg =D