Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Het Verlaten van de Oase » Hoofdstuk veertien
Het Verlaten van de Oase
Hoofdstuk veertien
Ze tikte nerveus met haar nagels op de vloer. Ze keek naar haar voeten met een gepijnigde blik, zocht antwoord op zijn vraag. Opeens fleurde ze op, keek ze hem recht aan en vroeg ze enthousiast: “Wist je dat professor Wiggelaar een uur met paars haar heeft rondgelopen voordat hij het door had?”
Albus slaakte een gefrustreerde kreet. “Dat is een verschrikkelijk slecht antwoord op de vraag waarom je je zo lang hebt opgesloten in de slaapzaal!” schreeuwde hij.
Josephine suste hem. “Niet zo ongeduldig, ik heb tijd nodig voor dit soort dingen.”
Albus hield zijn hand voor zijn mond om te voorkomen dat hij hier op zou reageren. Haar uiterlijk was misschien zo veranderd dat hij haar niet meer had herkend, maar door haar gedrag wist hij het zeker: het was onmiskenbaar Josephine.
Hij zei niets en zijn geduld werd beloond, uiteindelijk beantwoordde Josephine zijn vraag. “Ik wilde Louis niet zien.”
Albus trok direct conclusies en begon een verhaal te ratelen. “Maar het effect van zijn zang was gisteravond heus wel weggetrokken, er was echt geen reden om vandaag lessen te missen! Misschien dat het jou wat ander beïnvloedt, dat kan ik me op zich wel voorstellen, maar zou je niet juist minder last van moeten hebben omdat je al meer aan hem blootgesteld bent gew-“
De rollen waren omgedraaid; Josephine onderbrak Albus geërgerd. “Houd je mond even, wil je? Ik wilde hem sowieso niet zien.”
Albus was verbaasd. “Waarom wilde je hem dan niet zien?” vroeg hij zachtjes.
Josephine rolde met haar ogen. “Dat lijkt me iets meer voor mijn vriendinnen die ik al jarenlang heb dan voor de stille minkukel die pas een week weet hoe ik heet.”
Albus wist dat ze gelijk had, toch voelde hij zich beledigd. Josephine zag het aan zijn gezicht. “Kom, doe niet zo chagrijnig. Kom eens naast me zitten.” Weer klopte ze op de grond.
Gehoorzaam deed Albus wat hem opgedragen werd en ging hij in kleermakerszit naast haar zitten. Hun knieën raakten elkaar lichtjes aan. Albus keek haar aan. “Wist je dat je nu verontrustend veel op mijn zusje lijkt?”
Josephine lachte door haar zorgen heen. “Nee, dat was ook niet de bedoeling. Wacht even.” Ze viste haar toverstok uit haar gewaad en begon moeiteloos haar uiterlijk aan te passen. Ze liet haar haren groeien tot ze haar taille bereikten; op een onregelmatig tempo sprongen er krullen in. Het rood werd vervangen door blond, beginnend bij haar kruin, alsof er een pot verf over haar werd leeggegoten. Haar ogen verloren het warme bruin om plaats te maken voor het vertrouwde blauw. In haar gezicht veranderden een aantal trekken; haar wenkbrauwen werden lichter, haar wimpers langer, haar lippen smaller. Haar neus nam de formaat aan die hij had toen ze elkaar ontmoetten. Albus grinnikte, Josephine keek verlegen weg. Het was een kant van haar die Albus nog niet gezien had, die hij ook niet verwacht had. Hij voelde een discrepantie tussen wat hij begreep en wat het voor haar betekende. De lucht voelde dik aan, de spanning drukte op hem. Hij begreep niet wat er aan de hand was.
“Dit is stukken beter,” zei hij met een schorre stem.
Ze glimlachte zwakjes naar hem.
Zo zaten ze lang in stilte, naast elkaar. Beide in gedachten, beide naar de grond starend, beide voelden zich kwetsbaar. Het was Albus die de stilte verbrak. “Voor elke vraag die ik stel, mag jij er een terug stellen,” aapte hij zijn peetvader na.
Josephine keek hem hoofdschuddend maar glimlachend aan. “Ik heb helemaal geen vragen die ik je wil stellen.”
“Maar ik heb wel veel vragen voor jou.”
Ze zuchtte. “Kom maar op,” zei ze. “Ik beloof niet dat ik op alles antwoord heb.”
Albus nam er genoegen mee. “Hoe komt het dat je zo goed je uiterlijk kan veranderen?”
Josephine grinnikte. “Aangeboren, denk ik. Toen ik klein was, is er nooit twijfel geweest of ik een heks was. Bij sterke emoties veranderde mijn uiterlijk altijd.” Ze keek glimlachend in de verte. “Het is altijd mijn favoriete vak geweest, al vanaf het eerste jaar ben ik bezig geweest om op mezelf te oefenen. Het heeft geleid tot wat haaruitval, omgedraaide ledematen en een keer tot het verliezen van mijn stem, maar uiteindelijk kan ik nu wel wat ik wil.”
“Waarom wil je dan zo graag je uiterlijk kunnen veranderen?” vroeg Albus meteen.
Ze grinnikte. “Het is nu mijn tijd voor een vraag,” knipoogde ze.
“Maar je had geen vragen voor me!” schoot hij in de verdediging.
“Geef me even.” Diep in gedachten speelde ze met haar blonde haren. Albus volgde de bewegingen van haar ranke vingers.
“Wat is je lievelingskleur?” vroeg Josephine uiteindelijk.
Albus schoot in de lach. “Dát is je vraag?” Zijn lach weerklonk helder in het lege lokaal. “Wil je niets interessanter over me weten?”
Josephine haalde haar schouders op. “Misschien ben je niet zo interessant als je denkt. Ik wil dit weten, beantwoord mijn vraag maar.”
Albus dacht er over na. “Ik denk niet dat ik ooit heb nagedacht over mijn lievelingskleur, misschien heb ik er wel geen,” zei hij na een tijdje.
Josephine grinnikte. “En jij zei dat het niet een interessante vraag was.”
Hij keek haar vragend aan, zij verklaarde haar nader: “Iedereen heeft een favoriete kleur, iedereen is er ooit wel naar gevraagd. Om nooit nagedacht te hebben over je favoriete kleur betekent dat je je wel heel erg afgezonderd moet hebben.”
Albus fronste zijn wenkbrauwen. “Mijn moeder heeft er vast vroeger wel eens naar gevraagd, maar het is inderdaad de laatste jaren niet meer gebeurd. Volgens mij is dat echter heel normaal, het is niet alsof mensen van onze leeftijd elkaar naar hun lievelingskleur vragen.”
“Ik vraag mensen naar hun lievelingskleur,” verdedigde ze direct.
Albus grinnikte. “Maar jij bent ook een geval apart.”
“Is dat iets goeds?”
“Ik denk het wel.”
Ze glimlachten naar elkaar.
“Waarom wil je Louis niet spreken?”
Ze negeerde de vraag. “Je moet mijn vraag nog beantwoorden.”
“Ik denk niet dat ik een lievelingskleur heb, dat is mijn antwoord,” zei Albus stellig.
Josephine wuifde zijn antwoord weg. “Dat is onzin. Je moet er wel iets meer moeite in steken als je wil dat ik jouw vragen beantwoord.”
Albus zuchtte. “Geel denk ik.”
Josephine lachte. “Geel is niemands lievelingskleur.” Ze keek hem glimlachend aan. “Ik vind het wel bij je passen.”
“Mag ik dan weten waarom je Louis niet wilt zien?” vroeg Albus gretig.
Josephine zuchtte. “Ben je ooit verliefd geweest, Albus?”
“Het is mijn beurt om te vragen!” riep hij direct.
Ze negeerde wat hij zei en staarde dromerig in de verte. “Als je nog nooit verliefd bent geweest, zal je het niet begrijpen. Het is mooi om verliefd te zijn, maar het is ook eng, angstaanjagend. Het is beter dat Louis en ik uit elkaar zijn. Ik hoef hem niet te zien, want dan gaan we fouten maken, dan laten we het opnieuw beginnen, dan gaat het weer pijn doen.” Haar stem brak.
“Waarom ging het uit tussen jullie?” vroeg Albus zacht.
Ze schudde haar hoofd. “Het is tijd voor mijn vraag,” fluisterde ze met een traan in haar ooghoek.
Reacties:
Dit was echt een leuk hoofdstuk. Vooral dat stukje dat ze elkaar vragen gingen, de manier waarop ze op elkaar regeerde was echt zo goed uitwerkt. I k vind Albus en Josephine trouwens echt geweldig samen en ik hoop stiekem dat ze samen komen.
Ik ship Albus en Josephine heel erg en voor mijn part kan Louis z'n mooie achterwerk even de andere kant op schoppen.
En aw, arme Josephine
Oh boy. Een TRAAN. What the hell, van alle dingen had ik dit echt niet verwacht. Maar het doet Josephine dus pijn om verliefd te zijn... en ze is het nog steeds? Interessant!
Ja en hoezo weet Albus nou weer niet wat zijn lievelingskleur is? Wat een minkukel. :'
Ben benieuwd wat ze elkaar nog meer gaan vragen!
Dit verhaal is zo mooi! Ik kijk uit naar de rest!