Hoofdcategorieën
Home » Criminal Minds » Nooit meer dezelfde » Hoofdstuk 1
Nooit meer dezelfde
Hoofdstuk 1
Het huis was afgezet met gele politietape en zoals gewoonlijk drongen de journalisten eromheen, zich persend tussen de donkere busjes en de locale agenten die hen de toegang tot de plaats delict weigerden.
Spencer Reid kneep zijn ogen dicht tegen de felle winterzon en stond met zijn rug tegen de muur en zijn armen om zijn buik, nauwkeurig adem te halen. Hij voelde zich een stuk beter met de koude lucht diep in zijn longen dan bitter gal in zijn keel.
Jason, Aaron, Derek en Emily zagen allemaal ook een tintje bleker toen ze het huis verlieten.
“Hoe komt het dat dit het eerste is dat we hiervan horen?” vroeg Aaron, wiens wenkbrauwen dieper gefronst werden dan ooit. “Het dorp wordt al máánden geteisterd door moorden.”
Jason klapte een klein notitieboekje open en keek een lijst van datums en slachtoffers na. “Twaalf slachtoffers, maar ze denken er nu pas aan een link te leggen…” Hij schudde bedroefd zijn hoofd. Spencer snapte wel waarom—als ze er vroeger bij waren geroepen, hadden ze de dader misschien al lang achter slot en grendel. Dan was er vandaag geen meisje van vijftien en een jongen van negentien gestorven. En een kat van onbepaalde leeftijd, maar ergens tussen de drie en de vijf jaar oud.
“In staat zijn iemand levend te villen, spreekt van een sadistische persoonlijkheid. En de lijken meenemen… Het zou seksueel kunnen zijn,” opperde Spencer. Hij wilde niets liever dan deze unsub zo snel mogelijk te pakken krijgen.
Emily rilde en drukte haar hand tegen haar mond. “Walgelijk.”
“Het is al ziek genoeg zonder dat het ook nog een seksueel kantje krijgt…” voegde Aaron toe. “Als ze hun huid nog hadden… Nou, ja, we kunnen nergens vanuit gaan hier. Derek, Emily—”
Verder kwam hij niet toen de aandacht getrokken werd door een commotie aan het gele lint. De twee mannen die voorbij de ‘buitenwippers’ (met stevige bierbuiken en indrukwekkend borstelige snorren) probeerden te komen door imposant te kijken en een nog imposantere badge in hun gezicht te zwaaien, hadden de bouw van hooggeplaatste agenten, maar niet de uitstraling.
Het was Spencers baan om mensen te begrijpen; de voorste man zag eruit als een bullebak, de andere als iemand die liever zijn tijd doorbracht met Magic: the Gathering of het recentste deel van Wheel of Time. Daar bovenop sprak een groot deel van hun lichaamstaal tegen hen, als je wist waar je moest kijken.
“FBI-agenten John Bonham,” zei de voorste, wijzend naar zichzelf. Hij had een brede, arrogante grijns op een zongebruind gezicht vol sproeten, alsof hij er alle pret in had om op een plaats delict te zijn. Daarna wees hij naar de slungelige, boomlange jongen naast hem. “En mijn broer, Bobby Bonham. Het Bureau heeft ons zo snel gestuurd als ze konden.”
De agenten keken verbaasd achter zich, naar waar Spencer en zijn team bij het huis stonden. “Nog meer FBI?”
“Nog meer?” Bruine, intelligente ogen flitsten naar en haakten zich in die van Spencer.
Het was duidelijk dat ze daar niet op hadden gerekend. Want Spencer hoefde niet naar zijn team te kijken om te weten dat het voor hen overduidelijk was: deze twee hoorden alles behalve bij de FBI.
“Bel naar onze overste dan,” mopperde ‘John Bonham’, die misnoegd naar de handboeien keek waarmee hij aan een tafel was vastgemaakt. “Het telefoonnummer zit bij mijn badge!”
De man had nog niet gezwegen sinds ze naar het lokale politiekantoor gebracht waren; de andere had al die tijd wijselijk zijn mond gehouden en richtte af en toe een blik op zijn collega om te proberen hem te doen zwijgen.
Achter het glas van de verhoorkamer stonden Spencer, Aaron en Derek naar de twee te kijken.
“Kun je hun namen door de database halen? John en Bobby Bonham.” vroeg die laatste aan de telefoon. Door het toestelletje klonk Garcia’s “Okidoki,” luid genoeg dat iedereen in de ruimte het gehoord had.
Spencer had zijn armen achter zijn rug gekruisd en bekeek de twee mannen nauwlettend. Elk beetje lichaamstaal dat hij opving, vertelde hem wat meer. Ze waren goed in communiceren zonder woorden; er waren blikken en gebaren waarvan Spencer de betekenis niet kon bedenken. Ook wat John wél zei, leek Bobby iets te zeggen.
Ze waren overduidelijk gewend aan elkaar. Misschien waren ze echt broers of anders hadden ze al jaren met elkaar samengewerkt.
Maar wat voor werk was dat dan? Wie probeerde op een plaats delict te komen en dat door te doen alsof ze bij de FBI hoorden? De press? Wilden ze als eerste met dit ‘sappige nieuwtje’ in de krant komen? Of waren zij de daders misschien, wilden ze kijken wat hun werk had aangericht?
Spencer had er nog niet bij stilgestaan dat er meerdere unsubs zouden kunnen zijn, ook al zag het werk eruit alsof het door maar één iemand gedaan was.
“De database haalde niets op,” vulde Garcia’s stem plots weer de stilte in de ruimte op. “Maar Google wel. John Bonham was de drummer van Led Zeppelin.”
“Dus op z’n minst hebben we ze voor identiteitsfraude? Dat zou wel eens vijf tot tien jaar celstraf kunnen zijn.” Derek grijnsde en wreef zijn handen samen. “Wedden dat ik ze aan de praat krijg?”
De man die de leiding had van de twee praatte wel degelijk, maar niet op de manier die Derek voor ogen had gehad. ‘John Bonham’ praatte in cirkeltjes, kwam dan terug op zijn wens om tenminste van de handboeien bevrijd te worden, om vervolgens te vragen of er misschien een tent in de buurt was waar ze appeltaart verkochten.
Na tien minuten van dit spelletje had Derek Morgan er meer dan genoeg van, sloeg met zijn vuist op tafel en beende de kamer uit.
“Die jongen werkt me serieus op de zenuwen,” spuugde hij toen hij zich weer bij de anderen voegde. Ondertussen waren Garcia en Prentiss er ook bijgekomen.
Penelope was druk bezig naar de mannen te staren alsof ze een lekkernij waren.
“Hij bullshit alleen maar,” stelde Jason droogjes vast, met een hint van respect die je alleen kon bespeuren als je hem kende—of als je een agent was van de BAU.
Terwijl zijn team druk overlegde hoe ze het best verdergingen en wat de twee mannen mogelijk wilden met de zaak waaraan ze nu werkten, probeerde Spencer door zijn verwarring heen te worstelen. John en Bobby waren de sleutel tot de zaak, daar was hij zeker van, maar hóe? Geen van beide toonde de lichaamstaal die bij betrapde unsubs voorkwam. Ze waren allebei defensief, hadden dingen te verbergen, maar niet op de manier die hij gewoon was.
Hij kreeg hoofdpijn van de ‘Bonhams’.
“Ik wil de andere moorden onderzoeken,” zei hij; het eerste dat in hem opkwam om weer de buitenlucht in te kunnen en productief aan de slag te gaan. “Wie gaat er mee?”
Reacties:
SUPERNATURAL. Dat zag ik niet aankomen en het is cool. Dit is cool. De schrijfstijl is zo fijn en levendig en de appeltaart deed me zó hard lachen. Ik ken Criminal Minds verder niet, maar dit boeit me wel direct. I like.
Yes, Gideon & Prentiss<3
jdflakjdslfkjdlfa SUPERNATURAL
Dean<3
Ik zie dit zo voor me x']
Het is heel fijn dat dit wat luchtiger en grappiger is na de "iedereen is dood" van net :]