Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » De prinses in de toren » Door het venster
De prinses in de toren
Door het venster
Met een beschaafd plofje valt het boek op de grond. Hermelien snuift demonstratief en keert zich naar het venster, dat ze ontgrendelt en openduwt. Koele wind strijkt langs haar verhitte wangen. Ze plukt een bloem uit de sterjasmijn die langs de buitenmuur omhoog groeit, steekt het frêle plantje in haar krullen en laat zich uit het raam glijden. Haar blote voeten landen een halve meter lager op de terracotta tegels van het dakterras.
Dat dakterras omgordt de gehele bovenste verdieping van de toren en verleent het bouwwerk zijn naam: vanaf de grond wekt het de indruk van een kroon bovenop een lange hals. De balustrade, een oprijzende muur van zandkleurige steen, helpt daarbij. Overal zijn elegante spitsbogen en ruitvormige schietgaten uitgebeiteld, die samen een ingewikkeld patroon vormen. Elk venstertje lijkt uit te kijken op een geheel andere buitenwereld. Dat is de bedoeling; lang geleden was de Gekroonde Toren onderdeel van een toverschool, speciaal gebouwd om de verbeelding van de leerlingen te prikkelen.
Dat staat allemaal in het boek dat Hermelien net van de vensterbank heeft laten vallen.
Ze snuift opnieuw. Als iemand ernaar zou vragen, zou ze het boek ongetwijfeld woord voor woord op kunnen dreunen. Ze kan alle boeken in de toren opdreunen. In elk vensterzitje (en daarvan heeft de toren er veel, bekleed met fluweel en volgebouwd met kussens) is een boekenplank tegen de muur getimmerd en overal staan in leer gebonden woorden. Sprookjes, reisverslagen, wetenschappelijke ontdekkingen, geschiedkundige verhandelingen, encyclopedieën: Hermelien leest ze met haar ogen dicht.
Elke vraag over haar boeken kan ze beantwoorden. En geen van de boeken kan haar vertellen wat ze werkelijk weten wil.
‘Zijn we weer in een norse bui?’
Vier krachtige vleugelslagen blazen de sterjasmijn bijna uit Hermeliens haar. Vier glanzend scherpe klauwen strijken, zonder ook maar het kleinste krasje achter te laten, neer op de tegels en even fonkelt er een rood-met-goud lijf in het zonlicht. Dan vouwen de vleugels dicht over de schubben. Vier ogen, twee groen en twee blauw, kijken naar Hermelien omlaag. Elk paar ogen prijkt in een ander gezicht, maar beide hoofden delen dezelfde nek.
‘Ik ben niet nors,’ zegt Hermelien knorrig. ‘Ik heb alleen niets meer te lezen. Het is al weken geleden dat jullie er voor het laatst op uit zijn gevlogen.’
‘Herlees een oud boek,’ suggereert het rechterhoofd, met de groene ogen. ‘Dat ene sprookje met de drie broers, bijvoorbeeld. Dat verveelt toch nooit?’
‘Er waren eens drie gebroeders die over een eenzame kronkelweg reisden,’ declameert Hermelien prompt en rimpelt haar neus. ‘Als ergens een klooster op zoek is naar iemand om manuscripten te kopiëren, houd ik me aanbevolen. Ik kan al die boeken uit mijn hoofd!’
Ze beent om de draak heen naar de balustrade, naar een van haar favoriete uitkijkgaten. Vanaf daar heeft ze zicht op de zuidelijke glooiing van de Vlakte: de grijzige mist die altijd boven de Grafheuvels hangt, het wuivende riet dat de loop van de Grimrivier aangeeft, de groeve in het landschap waar de weg door het gras kronkelt. Dit is de enige windrichting waarin er een pad te zien is; noord, west en oost zijn het toonbeeld van onbereikbaarheid.
Daarom kiest Hermelien altijd voor het zuiden. Ze stelt zichzelf voor op die weg, een stapeltje boeken op haar rug gebonden, stoffige laarzen die vastberaden voetstappen achterlaten, haar blik gericht op de horizon. Het zal nu niet lang meer duren – over een paar maanden is haar zeventiende verjaardag.
‘Dan brei je nog wat,’ zegt het linkerhoofd achter haar. ‘Je hebt tenslotte nog maar twaalf dozijn rode katten gebreid, dat kan met geen mogelijkheid genoeg zijn.’
‘Louis,’ sist het rechterhoofd bestraffend. ‘Zo kan het wel weer. Ze is het niet gewend om zo lang zonder nieuwe boeken te moeten zitten, toon wat begrip.’
‘Waarvoor moet ik begrip tonen?’ knort Louis. ‘Hare Hoogheid de prinses weet dondersgoed waarom we niet mogen uitvliegen. Dit zijn de cruciale laatste maanden. Laat háár maar eens begrip tonen. Denkt ze soms dat wij het leuk vinden om aan de grond te moeten blijven?’
Zijn tegenhanger blaast gefrustreerd een rookwolkje uit zijn neusgaten; Hermelien hoeft zich niet om te draaien om te weten waar het geluid en de zwavelgeur vandaan komen. ‘We hoeven niet aan de grond te blijven, niet zozeer als zij. Wij kunnen tenminste nog een rondje om de Toren vliegen.’
‘Oh, een rondje om de Toren, wat een genot, Harry!’ Louis slaat sarcastisch met hun linkervleugel en bitst verder: ‘Soms denk ik dat ik de enige ben die nog begrijpt waarom we hier zijn. We hebben een eed gezworen! Wat gebeurt er met ons als háár iets overkomt, hm? We hebben hier niet al die jaren doorgebracht om in de laatste maand onze aandacht te laten verslappen!’
‘Hoe waarschijnlijk denk je dat het is dat er nu nog iemand komt?’ werpt Harry tegen. ‘We hebben zeventien jaar lang geen ander mens in de buurt van de Toren gezien. Waarom zou er nu plotseling iemand op komen dagen?’
‘Er rijdt iemand op de weg,’ zegt Hermelien. Ze heeft tijdens het debat van de draak geen moment opgekeken, zoals ze gewend is, maar nu schiet ze rechtop. Haar vingers knijpen hard in de rand van het schietgat en ze werpt een dringende blik over haar schouder. ‘Er rijdt iemand op de weg.’
Harry en Louis vinden onmiddellijk genoeg evenwicht om met gecoördineerde vleugelslagen op te stijgen. Ze scheren rakelings langs de top van de balustrade en duiken dan elegant naar beneden, beide hoofden gestroomlijnd naast elkaar. De zon schittert op hun schubben. Hermelien leunt uit het gat en zucht. Soms droomt ze dat ze vleugels heeft, maar zelfs in haar slaap komen haar voeten nooit los van de Toren. Hoe zou het zijn om iets anders onder haar zolen te voelen – lucht, gras, zand?
Ze duwt de gedachte weg, draait haar vingers in haar krullen en tuurt naar beneden. De draak heeft de reiziger bijna bereikt. Het is vanaf deze afstand moeilijk te beoordelen hoe de vreemdeling eruitziet, maar Hermeliens boekenkennis reikt haar meteen de hand. Ze heeft niet meer dan de omtrekken van de figuur nodig om die te kunnen vergelijken met een aantal platen uit de Encyclopaedie der Hoovse Sproockjes.
Het is een ridder op een paard – een ridder in een glanzend harnas, rechtop gezeten op een rossig paard.
‘En ik ben de prinses in de toren,’ zegt Hermelien hardop, met een hart dat plotseling heftig in haar keel bonkt. ‘Het is geen wit paard, maar dat houdt hem vast niet tegen.’
Ze wervelt om haar as en sprint het terras over, klimt terug door het raam naar binnen en roffelt de wenteltrap af. De treden zijn afgesleten door haar voeten; ze telt automatisch de stappen en bereikt de eerste verdieping sneller dan ooit. Zonder erbij na te denken werpt ze een blik uit het raam en verstart.
Harry en Louis zijn direct voor de ridder op de weg geland. Aan hun houding te zien is het niet bepaald een welkomstgroet: ze staan dreigend op hun achterbenen, klauwen uitgestrekt, de krachtige vleugels gespreid als om de aandacht af te leiden van de Toren. Het enige stukje van de ridder dat Hermelien nog kan zien is een geharnaste schouder.
Een koude hand klemt om Hermeliens hand; ze herinnert zich de rest van de platen uit de Encyclopaedie precies. De ridder vecht altijd met de draak. Als de ridder wint, sterft de draak.
Reacties:
Harry en Louis zijn een draak omg geniaal. Is het raar dat ik me Louis precies voor kan stellen als een draak? Zo venijnig kan hij wel zijn haha
Ik ben benieuwd naar wie de ridder is. Oh en ik krijg een beetje rapunzel/shrek vibes enz en ik houd van die films dus ja <3
Harry en Louis zijn een tweekoppige draak... want waarom ook niet. :'
Het is inderdaad echt sprookjesachtig en middeleeuws, maar ook écht Hermelien. Natuurlijk heeft zij een hele toren aan boeken al uitgelezen. En natuurlijk kent ze ze uit haar hoofd.
What a precious.
Nu vraag ik me wel af wie de ridder is en hoe hij/zij erbij gekomen is om hierheen te komen.
Is het Harry? Is het een Wemel? IS HET GINNY?!
Guess we shall see! *-*