Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » De prinses in de toren » Een gesprek
De prinses in de toren
Een gesprek
Hermelien gooit het venster open en zet haar handen aan haar mond. ‘Harry! Louis! Kom terug!’
De ridder kan haar van deze afstand niet horen, maar drakenoren zijn de scherpste op de wereld. Haar vrienden annex bewakers zetten onmiddellijk koers naar haar raam en hangen algauw voor haar, omhooggehouden door de luchtstromen als een biddende roofvogel. Beide hoofden kijken haar afwachtend aan.
‘Laat hem met rust,’ zegt Hermelien stellig. ‘Hij vormt geen gevaar.’
‘Hij is hier voor jou,’ flapt Harry eruit, waarop Louis geïrriteerd zijn scherpe gebit naar hem ontbloot.
‘Natuurlijk is hij hier voor mij.’ Hermelien houdt haar stem zorgvuldig onder controle, al gaat haar hart nog altijd tekeer, en plukt de sterjasmijn uit haar haren om het trillen van haar handen te camoufleren. ‘Ik ben de prinses in de toren, of niet? Maar jullie hoeven je geen zorgen te maken. Ik ben niet van plan om me te laten meenemen.’
Dat is in ieder geval waar. Ze heeft haar hele leven in de Toren doorgebracht, gebukt onder het verbod om vóór haar zeventiende verjaardag ook maar één stap buiten de deur te zetten, en het zal haar niet nog eens gebeuren dat iemand anders beslist waar zij heengaat. Zodra haar verjaardag voorbij is, neemt ze het heft in haar eigen handen. Met die hoopvolle gedachte komt haar hartslag tot bedaren.
‘Ik ben niet van plan om een wildvreemde te zoenen,’ vervolgt ze. Ook dat is geen leugen. Zoveel boeken heeft ze gelezen over kwaadaardige heksen en magische gruweldaden. Eén kus zou voldoende zijn om haar tot zo’n bestaan te veroordelen. Dat risico zal ze heus niet lopen.
‘Maar ik wil wel met hem praten,’ zegt ze.
‘Absoluut niet,’ zegt Louis prompt. ‘Geen sprake van. Gaat niet gebeuren. Bekijk het maar. Zeg nog zoiets en je krijgt huisarrest.’
Hermelien trekt een wenkbrauw op.
‘Kamerarrest,’ verbetert Louis zichzelf. ‘Geen toetje. Wat dan ook. Straf. Je begrijpt me.’
‘Waarom wil je hem spreken?’ vraagt Harry, die het andere hoofd vakkundig negeert.
‘Jullie mogen niet meer uitvliegen, geen nieuws halen,’ verklaart Hermelien. ‘Ik wil weten wat deze ridder me over de buitenwereld kan vertellen. Over een paar maanden is mijn tijd hier tenslotte voorbij. Ik moet meer weten over wat me daar te wachten staat.’
Ze is altijd op alles voorbereid geweest, hier in de Toren. Voor alles heeft ze altijd een boek gehad – behalve over hoe haar leven er na haar zeventiende verjaardag uit zal zien. Volgens Harry en Louis zal ze terugkeren naar huis, naar haar ouders, naar het echte leven van een kroonprinses, maar ze heeft geen idee hoe dat er werkelijk uitziet. Ze kan alle feiten opdreunen over de staatsvorm, feiten over wetgeving en rechtspreken en ordehandhaving, feiten over landbouwpraktijken en veehouderij, over de organisatie van de gilden en de geschiedenis van de heksenjachten, maar verder weet ze niets.
Ze weet niet hoe haar ouders eruitzien. Ze weet niet wat voor mensen haar ouders zijn, hoe ze met haar zullen praten – óf ze met haar zullen praten –, of ze haar gemist hebben, of ze misschien meer kinderen hebben. Ze weet niet hoe zij met hén zal praten, of met wie dan ook. Buiten met Harry en Louis heeft ze nog nooit met iemand gepraat.
Hoe maken mensen vrienden? Wat vinden mensen leuk, in de buitenwereld? Waar praten ze over? Wordt er daar net zoveel gelezen, net zoveel gebreid, net zoveel touwtje gesprongen of gehinkeld? Hoe voelt het om te mogen gaan en staan waar je wil?
‘Je mag de toren niet verlaten,’ zegt Louis. ‘Je kunt niet met hem spreken.’
‘Wel als hij dichterbij komt,’ werpt Hermelien tegen. ‘Als hij bij de voordeuren blijft staan en we hard genoeg schreeuwen, kunnen we elkaar verstaan.’
Haar stem, ogen, houding commanderen. De draak gehoorzaamt. Al kijkt Louis nogal zuur, hij werkt niet tegen; Harry en hij brengen Hermeliens uitnodiging over aan de ridder, die zijn paard direct weer in beweging brengt en na een korte galop aan de voet van de toren verschijnt.
Hermelien plant de enigszins verfrommelde sterjasmijn terug in haar wolk krullen en steekt haar hoofd een stukje uit het raam. ‘Vertel me wie je bent.’
Het is een vreemd, opwindend gevoel om met iemand te spreken die ze niet kent. Tot haar genoegen klinkt haar stem helder, niet half zo ongeoefend als ze zich voelt, en ze vestigt haar ogen met alle zelfverzekerdheid die ze kan vinden op de ridder.
‘Mijn naam –’ Hij schuift zijn vizier omhoog om zichzelf verstaanbaar te kunnen maken. Een bleek gezicht, knap maar ontsierd door een aantal littekens, blikt omhoog. ‘Mijn naam is Bill Wemel, kroonprins van het geslacht Wemel.’
Hij houdt zijn schild op, zodat ze het wapen erop kan zien: twee gekruiste toverstokken boven een gouden klimmende leeuw op een scharlakenrood veld. De bibliothecaresse in Hermelien slaat direct een nieuw boek open, Index der Adellijke Geslachten op het Eiland Albion, en de informatie vormt nette rijtjes in haar hoofd.
Wemel: koninklijke familie heersend over het kleine rijk Griffoendor in de zuidelijke bergen, dat in de volksmond “Het Nest” wordt genoemd – deels omdat het land vrijwel volledig in een rond dal tussen de pieken genesteld ligt, deels omdat de heersers van Griffoendor al generaties lang tovenaars zijn en van hun rijk bijgevolg een “heksennest” hebben gemaakt.
Dat verklaart hoe de prins op zijn rossige paard de Vlakte heeft kunnen doorkruisen. Zonder magie had hij er bij lange na niet zo fris uitgezien – al vraagt Hermelien zich onwillekeurig wel af waar hij die littekens vandaan heeft.
‘Uwe Hoogheid,’ zegt de ridder formeel. ‘Het is mijn plicht, de plicht van een prins en tovenaar, om u mijn hulp aan te bieden. Volgens de profetie –’
‘Hoe weet u van mijn profetie?’ valt Hermelien hem in de rede. Haar hart bonkt tegen haar ribben; met de grootst mogelijke wilsinspanning houdt ze haar kin in de lucht en haar gezichtsuitdrukking koel. Dit is een gevaarlijk onderwerp. Als de ridder hier is om de profetie in vervulling te laten gaan, zal ze zichzelf moeten verdedigen.
‘De profetes die het ritueel heeft voltrokken woont aan ons hof,’ verklaart prins Bill. ‘Uwe Hoogheid, mag ik u vragen wat u van de profetie weet?’
‘Het is mijn profetie,’ zegt ze. ‘Ik weet er alles van.’
Ze weet alles wat er in het boek staat. Het is háár boek, in tegenstelling tot alle andere boeken die ze heeft specifiek voor haar geschreven: Aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Hermelien Jeanine van het Edele Geslacht Griffel, Troonopvolgster van het Koninkrijk Anglia, Als Verklaring van Hare Situatie onder Supervisie van een Draak. Als klein meisje, net oud genoeg om te lezen en net lang genoeg om in de vensterbank te klimmen, heeft ze het voor het eerst mogen inzien. Destijds vond ze de inhoud veel minder interessant dan de handtekeningen op de laatste pagina. De inhoud vertelde alleen enge verhalen over heksen en zoenen en gevaar. De handtekeningen waren van haar ouders.
‘Mag ik vragen…’ begint prins Bill opnieuw. ‘Mag ik vragen hoe u tegenover de profetie staat, Uwe Hoogheid? Of u de profetie in vervulling wil laten gaan?’
‘Waarom zou ik dat willen?’ snuift ze. ‘Dan zou ik een heks worden! Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt!’
Demonstratief schudt ze met haar wilde krullen. De ridder knikt alsof hij zo’n antwoord had verwacht en zegt dan: ‘Ik ben gestuurd door mijn moeder, koningin Molly, om u een ander perspectief op magie te laten zien. Het perspectief van een tovenaar.’
Harry en Louis duiken tegelijkertijd omlaag en scheren vlak over zijn hoofd, zodat de pluim op zijn helm wappert in de luchtstroom van hun vleugels. De ridder klapt onmiddellijk zijn vizier dicht. Zijn hand grijpt in een schede aan zijn riem, maar trekt geen zwaard tevoorschijn. In plaats daarvan heft hij een dunne houten staf omhoog. Hermelien trekt vlug haar hoofd terug uit het raam.
‘Verdwijn!’ brult Louis, terwijl hij en Harry een tweede uitval doen. ‘We hebben genoeg gehoord! Die tovenaarspraatjes komen hier niet in!’
Prins Bill zwiept zijn staf door de lucht. De punt beschrijft een perfecte cirkel en verspreidt een ijsblauw licht, dat samensmelt tot een schild boven het hoofd van de ridder. Als Louis en Harry opnieuw naar beneden duiken, ketsen hun klauwen af op het blauw. Hermelien hapt naar adem en leunt onwillekeurig weer een stukje naar voren.
‘Prinses!’ roept de ridder, terwijl hij met één hand aan de teugels van zijn paard rukt. ‘Ik zweer u, op de levens van mijn vijf broers en mijn zus, op de levens van mijn vrouw en kind, dat het rijk Griffoendor geen kwaad in de zin heeft!’
‘Verdwijn!’ bulderen Harry en Louis tegelijkertijd. Ze kunnen weliswaar niet meer in de buurt van de ridder komen, maar hun woedende vleugelslagen jagen het rossige paard de stuipen op het lijf en het kost de ruiter duidelijk moeite om het beest onder controle te houden.
Hij keert al om, klaar om zijn schuimende rijdier de vrije teugel te geven, en schreeuwt dan met een laatste blik over zijn schouder: ‘Er wordt tegen u gelogen, prinses! In uw land wordt magie als iets slechts beschouwd, maar uw ouders hebben u wél overgegeven aan de opvoeding van het sterkste magische wezen ter wereld: een tweekoppige draak!’
‘VERDWIJN!’ Harry en Louis blazen rook uit hun neusgaten. Hermelien weet precies wat daarop volgt – twee fonteinen van allesvernietigend vuur, synchroon uitgespuwd door twee muilen vol vlijmscherpe tanden. De ridder begrijpt dat blijkbaar ook, want hij laat de teugels van zijn paard los. Met een zwiep van zijn staart springt het dier naar voren; stof stuift op onder de hoeven en gaat op in de vlammenstraal van de draak. Als de rook optrekt, is prins Wemel een snel kleiner wordend figuurtje op de slingerende weg.
Louis en Harry slaan met hun vleugels om de hitte te verjagen die van hun hoofden dampt. Daarbij stijgen ze op totdat ze weer direct voor Hermeliens neus hangen, maar deze keer schenkt ze hen geen glimlach. Ze steunt haar kin op haar hand, knijpt haar ogen tot spleetjes en vraagt: ‘Waarom staat in geen van mijn boeken dat draken magische wezens zijn?’
‘Prinses –’ begint Harry. Ze heft meteen een hand op, laat hem niet uitspreken. Haar donkerbruine ogen staren de twee drakengezichten indringend aan.
‘Waarover wordt er in mijn boeken nog meer gelogen?’
Reacties:
Hoe kan ze zelf niet verzinnen dat een tweekoppige pratende draak niet magisch is? I mean ik weet dat je in een toren bent opgegroeid, maar kom op zeg.
Also, volgens mij heb ik dit nooit ergens expliciet vermeld, maar ik houd van de familie Wemel en het Nest. Het komt op mij altijd zo knus en gezellig over dus ja ik krijg meteen diezelfde vibe bij het land.
Arme Hermelien. Nu verschuift haar wereld zo, want de boeken staan gelijk aan alle kennis die ze heeft en dan blijkt dat die niet helemaal juist zijn.
Arm schaap.
Ik vind je beschrijvingen zo leuk en je world-building is doordacht en Bill! <3 Natuurlijk zijn de Wemels magisch. Dat kan gewoon niet anders.
Nu mag de volgende Wemel aandraven om het te proberen. En aangezien dit niet voor mij is, eindigt het waarschijnlijk niet met Hermelien en Ginny, but a girl can hope.