Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Their legacy (or: part two.one of the Potter family) » Hoofdstuk 34: Cats, Wolfs, Dogs and the moon
Their legacy (or: part two.one of the Potter family)
Hoofdstuk 34: Cats, Wolfs, Dogs and the moon
De bevroren sneeuw knarste niet meer onder mijn poten. Toch liet het mijn poot afdrukken achter. Ik draafde kalmpjes langs de oever van het meer. Ergens op het terrein bevond mijn broer zich, maar hij wist niet wie hij was en dus ook niet wie ik was.
Ik zocht hem niet, ik hield mijn omgeving in de gaten voor die ene hond die ik twee maanden geleden, of was het langer? Ik wist het niet meer, had leren kennen. De lucht was donker vannacht, de maan speelde verstoppertje met ons. Ik liep in de volstrekte duisternis die alleen verlicht werd door de ijzige sneeuw. De grond onder mijn poten trilde lichtjes en ik liet me op mijn buik zakken- dat was kóúd! – het volgende ogenblik vloog er een gigantische zwarte hond over me heen en viel een eindje verderop met zijn snuit in een berg nog zachte sneeuw. Hij blafte verrast. Ik lachte- wat vreemd klonk als hond.
Ik ging weer overeind staan en schudde de ijs-sneeuw van mijn buik. De zwarte hond kwam weer de sneeuwhoop uit en draaide zich om. Hij blafte, en ik blafte terug. Het voordeel van het faunaat zijn was dat ik perfect begreep wat hij zei.
“Wat doe je nu?”
“Ik deed niks!”
Ik snoof en rende weg, richting van het zwerkbalveld. De hond volgde me blaffend, wat als random afgeschoten vragen kon worden vertaald. Maar ik reageerde er niet op, liet dat best ze zelf maar uitzoeken.
“Nayla!” Verrast bleef ik op die blaf staan, gleed uit en botste tegen de boomstronk op, waarover ik heen wilde springen. Wat kregen we nou?
Ik draaide me om en wachtte af.
“Je naam is toch Nayla?” De hond zijn blaffen leek haast wel een achtergrond geluid. Ik knikte.
“Je -” Op dat moment kwam mijn broer aangerend en overviel ons beiden. Hij gromde, ik blafte terug. Er klonk een krijs van een kat en verbaasd keken we alle drie in de richting van het geluid. Twee katten stonden naast elkander, zover een kat het kon, beiden keken vastberaden. Ik herkende ze meteen; Crookshanks en Wibble. De hond tegenover me blafte.
“Wat is er Crookshanks?”
“Jullie gedragen je vreemd,” niet meer dan waar.
“Het is dan ook een vreemde nacht,” kaatste ik vrolijk terug. Wibble leek een wenkbrauw (konden katten dat?) op.
“Wie ben jij?” Ik had me tot de andere hond gericht en keek hem vragend aan.
“Hoezo?” O geweldig een ontwijkend antwoord.
“Ik heb je nu een paar maal gezien, maar nog altijd heb ik geen idee.”
“Ah, wie denk je dat ik ben?” Wat?
“Eh, wat?”
“Wie denk-”
“Ja ik verstond je wel,” hij lachte.
“Doet het er toe?” Deed het dat? Waarom wist ik niet, maar het deed het.
“Ja,” hij lachte weer. Norren – of de Wolf- was er inmiddels vandoor gerend. Ik volgde het spoor dat hij achterliet.
Dit was een hele vreemde nacht. De maan kwam even te voorschijn en ik remde net op tijd af om niet tegen een grotere wolf dan Norren op te botsen. Wat kregen we nu dan?
“Wat?”
“Juffrouw Black?”
“Professor!?” Oké nu brak mijn klomp. Ik stapte achteruit, plots beseffend dat mijn leven niet zo simpel was als ik het deed voorkomen. Ik merkte niet dat de andere hond, wie dat ook wezen mocht, niet gevolgd was. Vreemd genoeg leek professor Lupin volkomen normaal, en niet wild zoals mijn broer. Ik nam hem mee naar Norren die naar zijn reflectie zat te kijken op een helder stukje ijs op het meer.
“Norren!” Hij reageerde niet op de naam, maar op het geluid. Hij zag Lupin naast me en hield verbaasd zijn kop scheef. Lupin liep naar voren, blafte zacht en Norren snuffelde aarzelend aan de vacht van de populairste leraar op Hogwarts. Blijkbaar was het goed want ze renden achter elkaar aan weg. Ik liet ze gaan, ik keerde terug naar de plek waar ik de hond voor het laatst gezien had. Natuurlijk was hij nergens meer te zien, dus deed ik wat ik het beste deed; aandacht trekken. Ik begon te rennen, te blaffen, totdat ik zo hard blafte dat er in het kasteel een licht aanging. Ik hield verschrikt mijn mond en schoot een bosje in. Ze mochten me onder geen voorbaat zien. Mijn doel werd bereikt, het licht ging weer uit, ik schoot het bosje uit, om vervolgens van bovenaf als vliegdek te dienen voor mijn kat. Ik schrok me rot en blafte luid, de kat mauwde, op iets wat vertaalt kon worden als: hahaha!
Ik gromde zacht en Wibble liet zich van mijn rug glijden, gezamenlijk liepen we verder, Crookshanks kwamen we tegen en waarschijnlijk zou men zelden twee katten en een hond tezamen zien in vrede. Algauw vonden we de hond die mijn naam wist terug, tevreden zijn poten- die bijzonder smerig waren, aan het likken was. Ik blafte kort, hij keek op, ik had durven zweren dat hij grijnsde. Er viel me meer op aan de hond, ik was goed gevoed, hij was… letterlijk vel over been. Mijn vacht glom en was goed verzorgd, de zijne was klitterig, veel te lang en slordig. Ik kreeg een vermoeden, een heel sterk vermoeden, die in onze eerdere ontmoetingen al aangewakkerd was.
“Sirius Black?” De hond versteende, zijn verbijstering was gigantisch. Crookshanks mauwde vijf maal kort, ik begreep wat hij zei.
“Ze is te vertrouwen,” ik maakte een dankbaar geluidje.
“Ja,” het antwoord was daverend in de stilte die volgde.
“Waarom...” ik keek hem bijna gekwetst aan, “ben je op Harry Potter uit?”
“Wat?” Ik herhaalde mijn vraag, maar voordat hij antwoord kon geven klonk er gekraai van een haan – waarschijnlijk die van Hagrid. Het dageraad was aangebroken.
Ik keek in paniek naar de hond tegenover mij en rende toen weg, naar de plek waar Norren en ik elkaar elke keer weer ontmoetten. Ik slipte, hij werd al mens, ik liep nu voorzichtig dichterbij, toen zijn poten en kop weer van Norren waren veranderde ik mezelf terug in het veertienjarige meisje. Ik liet me op de ijskoude sneeuw vallen, ik droeg een trui, een gescheurde spijkerbroek, geen schoenen en er woei een aanwakkerende oostenwind. Ik hield Norren vast, zodat hij niet alleen was en geen botten zou breken in de pijn. Ik streek zijn bezwete haren uit zijn gezicht, en fluisterde troostende woorden.
“Het is voorbij, Norren, het is voorbij, je hebt weer een nacht overleeft. Je kunt bijna gaan slapen, de zon komt straks op,” toen hij weer helemaal mijn broer was, hielp ik hem in een broek, t-shirt, trui en schoenen. Vervolgens liepen we, ik ondersteunde hem, terug naar ons huis. Het huis van duizend andere mensen die geen weet hadden wat ik die nacht te weten was gekomen. De Onbreekbare Eed dwong me om Norren te vertellen wat ik wist, maar momenteel drong niets tot hem door dus ik stelde het uit. Ik bracht hem naar de ziekenboeg en liep, toen hij sliep, naar de toren van Gryffindor. Die dag sloegen we beiden de lessen over.
Reacties:
Awww, dit hoofdstuk was zo lief, die gesprekken tussen iedereen. Het klonk al allemaal zo logisch. En zo lief dat Remus naar zijn toe gaat. Dit hoofdstuk staat vol liefde. Ik blijf het zeggen hoor maar zit was te lief.
Ik snap dat je hier trots op bent.
Dit is gewoon te lief voor woorden, ik wil ook zo en lieve zus als nayla, en dat gesprek tussen al die dieren was gewoon geniaal