Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Their legacy (or: part two.one of the Potter family) » Hoofdstuk 36: The man his claim
Their legacy (or: part two.one of the Potter family)
Hoofdstuk 36: The man his claim
Ik stond doodstil het takje dat onder mijn voet was geknapt had als een kanonsschot geklonken. Ik keek langzaam om me heen, niets bewoog, behalve de jonge blaadjes die zich aan het ontspruiten waren. Ik liep verder ik klauterde over een dikke boomstam heen, daar was Hagrid zijn hut al te zien. Ik liep dichterbij. Ik wenste onwillekeurig dat Harry zijn onzichtbaarheidsmantel nog had. Maar die had hij gedwongen achter moeten laten bij een geheime gang naar Hogsmeade. Toch zette ik mijn pad voort, ik moest weten op welke manier Buckbeak vastgebonden zat. Ik had best een tijdje moeten wachten tot het donker genoeg was, dat was het nadeel van de maand maart. Ik arriveerde bij Buckbeak, na een laatste blik op Hagrid zijn hut, die donker was, boog ik voor de hippogrief. Buckbeak boog na dertig seconden terug. Ik kwam dichterbij aaide het dier over de kop en bekeek zijn ketting nauwkeurig. Het was vrij gemakkelijk om los te krijgen dacht ik, als je geluid mocht maken. Ik nam na een kwartier weer afscheid, en veranderde mezelf in een hond.
Zelfs in deze gedaante moest ik oppassen niemand tegen te komen, dat kon zomaar problemen opleveren. Bij de kassen hield ik halt, het was na negen uur ‘s avonds want alle lichten op de gangen waren donker. Ik vloekte in mezelf.
Ik wou net het gazon oversteken toen ik van achteren tegen werd gehouden- iemand beet in mijn staart! Ik draaide mijn kop en een roetzwarte hond, die een kop groter was dan mij stond daar onschuldig te hijgen. Ik blafte, hij liet los, en rende weg. Ik blafte verbaasd. De hond bleef staan, wenkte met zijn kop en ik volgde. Nieuwsgierig geworden, ik was toch al te laat binnen dus de minuten- uren- die er nu bij kwamen konden geen kwaad.
De hond, die Sirius Black was, dribbelde naar een open plek in het bos, diep genoeg om door niemand gezien te worden en veranderde in zijn menselijke gedaante. Ik volgde zijn voorbeeld.
“Wat?” Ik viel aan, ik vertrouwde hem niet en omklemde mijn toverstaf in mijn zak.
“De afgelopen keer dat ik je zag werden we onderbroken.”
“In wat?”
“Je zei toen dat je naam Nayla was, klopt dat?”
“Ja. Wat dan nog?”
“Sinds wanneer ben je faunaat?”
“Wat gaat jou dat aan?”
“Veel.”
“O, nou, dan is dat iets waar we het niet over eens zijn.”
“Je denkt dat ik…?”
“Schuldig bent? Nou het aanvallen van een van mijn beste vrienden maakt de reputatie enigszins geloofwaardig.”
“Je vriend?”
“Ja, een tijd terug drong je de leerlingenkamer van Gryffindor binnen en stond je naast zijn bed met een mes...”
“Oh, maar...”
“Wat?”
“Dat was niet voor hem bedoeld.”
“Weet ik.”
“Echt?”
“Ja, want Ron is net als ik bevriend met degene achter wie je aanzit…”
“Huh?”
“Kom op! Bijna iedereen weet dat je achter Harry Potter aanzit.”
“Hoe weet je dát?”
“Nou a, ik ben vrienden met hem, b, hij is mijn neef, c, je bent in Azkaban beland omdat je zijn ouders verraden hebt, dus is het logisch dat je nu achter hem aanzit...”
“Is dat wat iedereen gelooft?”
“Zover ik weet wel ja… problemen mee?”
“Ja,” dat antwoord verraste me.
“Wat?”
“Dat is de reden dat ik je met je wou spreken, aangezien je faunaat bent, die erg op mijn vorm lijkt...en je een Gryffindor bent...”
“Wat bedoel je?”
“Ik weet wie je bent.”
“Ja dus?”
“Jij wist wie ik was...”
“Ja.”
“Hoe?”
“Doet dat ertoe?”
“Ja...bijna niemand weet wat ik ben...”
“Dus?”
“Nou… ik vind het bijzonder dat je weet wie ik ben in mijn hondengedaante.”
“Hier nog een, of zelfs dát je weet wie ik ben.”
“Het was niet heel moeilijk...”
“Oh?”
“Je bent populair,” ik grijnsde, goed punt.
“Hoe wist jij het?”
“Oh doordat ik weet wie je bent, doordat ik bepaalde bronnen te pakken heb weten te krijgen waarin vertelt werd wat je was,” mooi niet dat ik hem ging vertellen dat ik zijn dochter was.
“Wat voor bronnen?” hij fronste, waardoor zijn holle gezicht nog enger leek dan het al was.
“Oh dagboeken, foto’s dat soort dingen.”
“Bij mijn weten heeft niemand me ooit beschreven.”
“Oh dus jij hebt alle dagboeken gelezen?”
“Nee.”
“Nou dan,” de man tegenover me streek met een skeletachtige hand zijn elleboog lange haar uit zijn gezicht.
“Wat is je achternaam eigenlijk?”
“Wat?”
“Je achternaam… wat is die?”
“Waarom wil je dat weten?”
“Je komt me bekend voor.”
“Oh...” Ik aarzelde, ik kon het hem vertellen, ik woog de voor en nadelen tegen elkaar op. Als ik het hem vertelde dan zou hij weten dat ik zijn dochter was, maar dan zou hij ook meer willen weten over mama. Als ik het niet vertelde dan zou ik geen vader krijgen (ook al was hij dan een massamoordenaar), en met mama opgescheept blijven. Als ik het hem vertelde dan zouden we elkaar meer vragen kunnen stellen, als ik zweeg dan zou ik moeten maken dat ik wegkwam.
“Waarom zit je achter Harry Potter aan?”
“Zit ik dat?”
“Volgens de kranten wel...”
“De Ochtendprofeet heeft er wel vaker naast gezeten.”
“Ja dus?”
“Ik zit niet achter hem aan...”
“Waarom ben je dan hier?”
“Omdat ik wel achter iemand aanzit...”
“Wie dan?”
“Dat zou je niet geloven...”
“Nou...” ik deed alsof ik nadacht, “ik geloofde niet dat mijn moeder ooit een aardige en vrolijke vrouw was geweest, toch was ze dat, ik geloofde niet dat ik buiten mijn broer ooit vrienden zou krijgen toch heb ik dat, ik geloofde niet dat ik een echte Gryffindor zou kunnen wezen, toch ben ik dat, ik geloofde niet dat ik in mijn eerste jaar faunaat zou kunnen worden, toch deed ik dat… dus ja, ik denk dat ik je wel zou kunnen geloven, als ik dat wil,” het was even stil, een uil vloog over.
“Wat is je achternaam?”
“Achter wie zit je aan?” Ik kaatste de vragen gewoon terug, mijn achternaam bleef nog even van mij.
“Je gaat het niet zeggen he?”
“Nope, nog niet in ieder geval.”
“Waarom?”
“Moet je dat nog vragen?”
“Ja.”
“Juist, omdat je niet wilt zeggen achter wie je wél aanzit, dan mijn vriend. Omdat je voortvluchttig bent. En oh, niet te vergeten, meerendeel van de wereld denkt dat je daadwerkelijk een massamoordenaar om zeep hebt geholpen in opdracht van Voldemort… just saying...” Op het moment dat hij er tegenin wilde gaan klonk er een luid gekraak en zag ik de bekend contouren van Hagrid verschijnen. Even keken de man en ik elkaar aan, ik veranderde mezelf in een hond, hij volgde mijn voorbeeld. Ik zei gedag en rende terug naar het kasteel. Dat Hagrid niks had te zoeken in het donker kwam niet bij me op. Pas toen ik bij het portretgat kwam veranderde ik mezelf terug in mijn veertienjarige ik en klom door het portretgat. Ik ging direct naar bed, ik had geen zin om mestbommen af te steken met de tweeling, of discussies te houden over Hermione.
Awww, dat gesprek tussen Sirius en Nayla is zo lief zo schattig. ik houd van die twee samen.