Hoofdcategorieën
Home » Originele werken » Over de dingen die ze nooit vergaten » 1.1
Over de dingen die ze nooit vergaten
1.1
‘Het draait er in essentie allemaal om dat niets sneller beweegt dan het licht. Als de nieuwslezers contact maken met de journalisten in het buitenland, valt die vertraging heel erg op. Als wij hier een gesprek voeren, merk je het minder, maar het gebeurt even goed. Als we het hebben over nu, hebben we het over hoe wij de wereld op dit moment ervaren, niet over hoe zij op dit moment is. Evenzo hebben jullie vast wel gehoord van sterren die we wel zien, maar die er niet meer zijn. Ze zijn, of waren, zo ver weg dat het licht van hun sterven ons nog niet bereikt heeft. Terwijl ze misschien al jaren –’
Op dat moment werd hij onderbroken door het rinkelen van zijn iPhone. Onder zacht geroezemoes van zijn studenten haalde hij de telefoon uit zijn broekzak en bekeek de display.
‘Sorry, deze moet ik opnemen,’ verontschuldigde hij zich en hij verliet de collegezaal. Zodra de deur achter hem was dichtgevallen, nam hij op: ‘Goede middag, met Elias.’
‘Meneer El Haddaoui?’ klonk er vanaf de andere kant.
‘Daar spreekt u mee.’
‘Ik bel in verband met Amir,’ sprak de secretaresse van diens middelbare school. Ondanks haar kalme toon lukte het Elias niet om zijn hartslag onder controle te houden: ‘Wat is er?’
‘Hij is vandaag voor de tweede keer binnen een week niet op school verschenen na de middagpauze. Eén keer kan gebeuren, conform de algemene voorwaarden die u getekend heeft, maar twee keer…’
‘Ik zal met hem praten,’ beloofde Elias, ‘maar hij is nu dus niet op school?’
‘Nee, meneer. Op het moment niet. Maar gezien zijn leeftijd en zijn cijfers, past zijn afwezigheid perfect in het profiel van een gedemotiveerde leerling en zien wij geen reden tot ongerustheid.’
‘Ik… oké. Belt u mij als het nogmaals voorvalt?’
‘Mocht dat het geval zijn, dan zal ik zeker bellen.’ Maar als u een beetje een vader bent, dan zorgt u dat dat nooit nodig zal zijn, hoorde hij haar erachteraan denken.
‘Bedankt voor het bellen. Fijne dag,’ zei hij toch maar.
‘Hetzelfde,’ wenste zij hem professioneel toe.
Met het holle gevoel van een vader die het falen van zijn zoon op zichzelf reflecteert, kwam Elias het lokaal weer binnen. Hij moest twee keer tot tien tellen tot hij zijn woede richting de secretaresse onder controle had en was tegen die tijd zijn verhaal helemaal kwijt.
Op het elektronische schoolbord stond de tijdskegel geprojecteerd, omdat vandaag zou gaan over tijd en causaliteit, over niet in de toekomst kunnen kijken, maar wel in het verleden. Over hier en nu, wat dat eigenlijk betekent, en wat er allemaal voor onzekerheden aan kleven. Dertig studenten volgden Elias met hun ogen terwijl hij daar een beetje stond te staan, wachtten tot hij zijn college zou hervatten en onder die sociale druk vloeide de woorden alleen maar verder uit hem weg.
Eén van de studenten stak zijn hand omhoog; Elias gaf aan dat hij zijn zegje mocht doen.
‘Meneer, licht komt toch ook niet ons oog binnen exact op het moment dat het uitgezonden wordt? En zelfs als dat wel zo zou zijn, dan zou het niet direct verwerkt zijn door onze hersenen. Toch?’
‘Dat klopt,’ beaamde Elias, dankbaar voor het steuntje in de rug.
‘Verwerken de hersenen licht en geluid wel even snel?’ vroeg een andere student. ‘Als ze licht langzamer verwerken dan geluid, dan klopt het in ons hoofd ook weer allemaal.’
Het was kwart over vier. Buiten was het nog eerder donker dan normaal, vanwege een donkergrijs wolkendek dat Nijmegen versierde. Het college duurde tot half zes. Dat betekende dat Elias zijn handen pas over anderhalf uur aan de autokachel kon warmen, terwijl ze nu al bevroren aanvoelden. Zou Amir warm binnen zitten, of zou hij op straat ronddwalen? Zou hij spijt hebben van zijn beslissing omdat het zou koud was, maar niet naar huis durven omdat hij geen verklaring had voor zijn vroege thuiskomst? Elias overwoog zijn zoon te bellen, maar zag er vanaf. Kinderen op de kast jagen was een slecht idee, had hij gelezen in een opvoedkundig boek dat hij stiekem onder Amina’s neus het huis in had gesmokkeld. Er was vast niets aan de hand.
‘Maar wat is dan écht nu?’ onderbrak iemand Elias’ gedachten. Hij haakte er dankbaar op in: ‘Dat is natuurlijk de vraag! En er zijn al heel wat filosofen die ons zijn voorgegaan in het formuleren van een antwoord, dus we hebben genoeg te bespreken vandaag.’
De rest van de tijd raakte hij de draad gelukkig niet meer kwijt.
Normaal gesproken had Elias geen haast om naar huis te komen: hij genoot van zijn werk, van discussies met studenten en van kletspraatjes met collega’s. Maar normaal gesproken was hij ervan verzekerd dat zijn zoon de hele dag op school zat en niet potentieel ergens op de bodem van een halfbevroren sloot lag.
Het kwam hem dan ook helemaal niet uit dat hij in zijn haast om bij zijn auto te komen tegen een collega van de afdeling religiewetenschappen opbotste.
‘Sorry,’ mompelde hij en hij wilde snel doorlopen, maar dat zat er niet in: ‘Geeft niet, Elias. Sterker nog, nu ik je toch tegen het lijf loop, heb je zin om vrijdag een drankje te doen?’
‘Ik eh – ja, lijkt me prima,’ antwoordde Elias in de veronderstelling dat dat de snelste manier was om weg te kunnen. ‘Ik hobbel morgen in de pauze wel even langs dan, heb nu haast,’ voegde hij er snel aan toe en hij verdween verkleumd zijn auto in, zette de verwarming op maximaal en hoopte dat hij niet al te veel boetes zou krijgen voor zijn race naar huis.
Toen hij thuiskwam, was Amina druk bezig met het dekken van de keukentafel; een goed ruikende pasta stond op het fornuis klaar om verorberd te worden. Elias’ maag begon spontaan te rommelen, maar zijn hoofd registreerde dit maar half. Zijn vrouw registreerde het wel: ‘Trek?’
‘Zeg dat wel,’ beaamde haar man. ‘Zijn de kinderen al thuis?’
‘Ja hoor, allebei op hun kamer. Waarom zouden ze er niet zijn?’
Elias dwong zijn lippen in een glimlach. ‘Soms is het huis zo stil… dan vraag ik me af of er wel iemand thuis is.’
‘Telefoons, hè. Hoor je niets van beneden.’
‘Daar heb je een goed punt,’ moest Elias eerlijk toegeven. Hij onderdrukte de neiging om naar boven te lopen om met eigen ogen te controleren of Amir thuis was. Hij mocht het dan op veel vlakken niet eens zijn met vrouw, ze hield zielsveel van haar kinderen en zou zich nooit vergissen in hun aanwezigheid. Ze zou zich doodongerust maken als ze tegen zeven uur ’s avonds niet wist waarom haar zoon er nog niet was.
Elias onderdrukte een zucht van opluchting. Hij wilde haar niet betrekken bij het telefoontje van de secretaresse.
Tijdens het eten waren elektronica verboden: geen laptop, televisie of telefoon en zelfs geen radio. Dat zou de gezelligheid aan tafel moeten bevorderen.
Elias wilde niet beweren dat het niet werkte. Zonder de regel was er ongetwijfeld nog minder interactie geweest en pubers bleven pubers. Hij herinnerde zich de periode dat hij en Nadia in de puberteit waren, die was voor zijn ouders ook geen pretje geweest. In stilte deed hij voor de zoveelste keer wat elke ouder deed: hij beloofde zichzelf dat hij het beter zou doen dan zijn eigen ouders. Hij zou zijn kinderen altijd blijven steunen, altijd blijven vertellen hoeveel hij van hen hield, zelfs als hij niet achter hun keuzes stond. Ongeacht –
‘Hoe oud waren jullie toen je voor het eerst zelf op vakantie ging?’ vroeg Layla uit het niets, waarmee ze Elias’ gedachtestroom onderbrak.
‘Wij waren achttien,’ antwoordde Amina. ‘Toen gingen je vader en ik samen op vakantie.’
‘Waarheen?’
‘Marokko.’
‘Was je daar al eerder geweest?’
‘Uiteraard,’ antwoordde Amina, waarna ze een verhaal begon over het huis van haar oma, over hoe het was om daar ’s zomers met de hele familie te zijn.
Elias wenste dat hij het heimwee uit haar stem kon filteren, kon doen alsof ze alleen maar een gelukkige herinnering vertelde, maar hij kon het niet.
’s Avonds liet hij Amina alleen in de woonkamer achter en beklom hij de trap richting het afgebakende territorium van zijn zoon. Toen hij op de deur klopte, begon hij in zijn hoofd al te bedenken wat hij zou doen als hij genegeerd werd. Harder kloppen? Schreeuwen? De deur intrappen? En dan? Slaan? Huisarrest? En wat zou hij tegen zijn vrouw zeggen?
Amir opende de deur.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg Elias conform het opvoedkundige boek.
Amir knikte, liet zijn vader binnen. Elias zocht met zijn ogen naar een plek om te zitten, maar alleen het bed lag niet bezaaid met troep. Op de één of andere manier voelde dat bed alleen zo intiem aan dat hij er niet zomaar durfde te gaan zitten; hij stelde zich voor dat er een pornotijdschrift onder het dekbed lag en dat hij precies daarbovenop zou gaan zitten, vroeg zich wat hij gedaan zou hebben als zijn eigen vader zijn verzameling vijfentwintig jaar geleden had gevonden en troostte zichzelf met de gedachte dat al die dingen tegenwoordig online gebeurde. Hij zou waarschijnlijk niet eens iets kunnen vinden als hij zijn best deed.
‘Mag ik?’ vroeg hij, wijzend op het bed. Amir knikte; Elias ging zitten. Zijn zoon nam plaats op het vloerkleed, zijn benen tegen zich aan gevouwen en zijn rug tegen de kast leunend.
‘Amir, school belde vandaag,’ begon Elias, waarop het gezicht van de jongen vertrok. ‘Ik… ik wil het graag van jou horen.’
Zijn zoon staarde hem heel even aan, toen zuchtte hij: ‘Ik heb gespijbeld.’
Waarom? wilde Elias vragen, maar hij deed het niet. Waarom was een beschuldigende vraag, had het boek hem geleerd. Daarna was hij erop gaan letten en hij moest bekennen dat hij het ermee eens was.
‘Ik ben niet boos,’ zei hij dus. ‘Ik wil het er alleen over hebben.’
‘En als ik dan iets vertel, krijg ik zeker huisarrest?’
‘Nee hoor, ik zal je niet straffen.’
‘Ik geloof je niet.’
‘Ik beloof het.’
‘Je belóóft het?’
‘Ja, tenzij het een strafbaar feit is.’
‘Pap!’ stootte Amir beledigd uit. ‘Je denkt toch niet echt dat ik zoiets zou doen?’
‘Nee,’ antwoordde Elias. ‘Nee, maar ik dacht ik zeg het even, want dan hoef ik m’n belofte niet te breken.’
Amir knikte, maar zei niets. Elias begon het gevoel te krijgen dat hij op het matje geroepen werd en niet andersom. Alsof Amir hem kwalijk nam hoe hij de opvoeding aan had gepakt, of in ieder geval dat hij zich met zijn bijna-volwassen zaken probeerde te bemoeien.
‘Oké,’ besloot hij toen bleek dat hij er niets uit ging krijgen. ‘Als je het niet wilt vertellen, dan niet. Maar de belofte staat en als je besluit dat je het toch wel wilt vertellen, dan hoor ik het graag. Er is vast een andere oplossing voor wat er ook aan de hand is dan spijbelen.’
Amir knikte. Elias stond op, wenste zijn zoon welterusten en vroeg zich af of hij trots moest zijn op zijn rustige aanpak van de situatie, of dat hij zich een watje moest voelen omdat hij zijn zoon niet aanpakte voor de fouten die hij gemaakt had. Als Amina erachter kwam, zou ze ongetwijfeld voor de laatste optie kiezen.
Reacties:
oooh how i missed your writing <3 Je hebt gewoon zo'n stijl waarin alles heel plechtig klinkt zelfs al praten ze over niks eigenlijk. Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen, maar het is heel fijn.
Honestly, ik ben trots op Elias dat hij zijn cool houdt, want niet iedere ouder zou zo zijn als ze erachter komen dat hun kind heeft gespijbeld (en dan niet eens voor het eerst).
Dit is helemaal niet het soort personage dat ik van je gewoon ben en dat maakt dit nog duizend keer leuker. Ik weet echt níet wat ik moet verwachten (behalve gays, want het blijft wel jij, maar y'know).
Anders is hij, maar hij is even tof als veel van je andere personages. Zijn stem is fijn om te volgen en hoewel ik nog nooit een ouder ben geweest, kan ik me wel in hem en zijn gedachten vinden.
Met dit eerste hoofdstuk heb je me echt meteen heel benieuwd gemaakt. Duidelijk gaat zijn jeugdliefde terugkomen, maar hóe? Wát? Wáarom (niet beschuldigend bedoeld hoor, heh)?
En wat is er met Amir aan de hand?
Nja, dan moet jij maar verder gaan schrijven/posten, dan kom ik dat vast allemaal te weten.