Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Hoofdstuk Drieëntwintig » DRIEËNTWINTIG

Hoofdstuk Drieëntwintig

29 april 2018 - 11:51

1347

0

192



DRIEËNTWINTIG

Alle rechten van deze personages zijn van de rechtvaardige eigenaar.

Bij Adam knapt iets.
Hij stormt naar voren, trekt zijn vuist naar achteren om uit te kunnen halen, en dan gebeurt alles heel snel. Terwijl ik nog naar adem hap, klinkt er een scherpe knal. Een par centimeter voor Warners gezicht lijkt Adams vuist te bevriezen. Hij zitten gevangen in Warners hand.
Geschokt blijft Adam staan, trillend over zijn hele lijf vanwege de opgekropte energie die eruit moet.
Warner leunt naar voren tot zijn gezicht vlakbij dat van zijn broer is, fluistert: “Met mij wil je echt niet vechten, idioot,” en hij duwt de vuist vervolgens met zo veel kracht naar achteren dat Adam achteruit vliegt.
Die kan nog net voorkomen dat hij ruggelings op de loer valt. Daar staat hij alweer rechtop. Schiet de kamer door. Nog kwader.


Kenji doet tevergeefs een poging hem te tackelen.
Adam springt in de richting van zijn broer en zwaait zijn vuist naar Warners gezicht.
Warner weet de klap gemakkelijk te ontwijken.
Ik kan me niet bewegen.
De scene dat zich op dit moment voor mijn ogen afspeelt voelt zo onnatuurlijk dat mijn brein het niet lukt om me weg te sturen van de vechtring.
Adam krijgt het voor elkaar om contact te maken met Warners gezicht. Bijna gelijk daarna begint Aarons bovenlip op te zwellen en te bloeden. Het lijkt de laatste druppel, alsof de emmer allang vol zat met lekkend ongeduld; met een snauw valt Warner aan, een goed gerichte klap tegen Adams kaak aan plaatsend. Adam struikelt bijna, en wanneer Warner hem weer wil slaan, weet hij de pols van zijn broer te grijpen. Hij gooit hem op de grond. Warner springt weer overeind en blokkeert een slag richting zijn neus.
“Is dat alles wat je kan?” spot hij, terwijl hij elke vuistslag ontwijkt voordat hij er een weet te plaatsen op Adams neus.
Ik hoor geen brekend geluid, maar Adams neus begint te bloeden en hij schreeuwt “Jij lul!” voordat hij weer aanvalt. Kenji, die eerst nog op de grond lag, starend naar de twee vechtende jongens, maakt een vreemde beweging met zijn lichaam terwijl hij probeert overeind te springen.
Adam weet Warners oog te raken. Het is nogal een klap, en ik zie Ian een beetje ineenkrimpen als Warner zijn evenwicht een beetje verliest.
Dan maakt mijn brein de beslissing dat het genoeg is geweest.
Beide jongens willen naar elkaar toegaan, maar ik sta ertussen. Hun vuisten zitten vast in mijn handen. Ik had geen idee dat ik dat kon doen; ik ben er vrij zeker van dat Adam al zijn overige energie in die vuistslag had gestopt, en ik ben er vrij zeker van dat Warner Adams krachten even had geleend. Ik schud mijn hoofd om me weer te concentreren, en probeer de situatie zo rationeel mogelijk te benaderen. In hoeverre dat kan, mijn hun vuisten in mijn handen.
Niemand zegt iets tot Warner spreekt, stem gespannen.
“Juliette, liefje, stap alsjeblieft weg.”
Zijn blik is gevaarlijk licht, het groen van zijn irissen in duidelijk contrast met de blauwe plek die zich rond zijn rechteroog begint te vormen. Zijn bovenlip is gespleten en bloed nog steeds.
Ik geef hem geen antwoord en draai mijn hoofd om Adam te bekijken. Zijn wangen zijn rood van woede, zijn neus is gezwollen en bloed, en zijn kaak begint aardig op te zwellen. Hij zwaar buitenadem, zijn arm trilt.
Woede begint zich te verspreiden door mijn lichaam en ik richt mijn blik naar de vloer, knijp mijn ogen kort dicht.
“Wat” zeg ik, “denken jullie twee wat jullie aan het doen zijn?”
Beide jongens zijn stil.
Ik kijk op, kijk de kamer snel door. James is er niet. Lily heeft hem vast meegenomen naar zijn kamer.
“Wat als James jullie zag?” ik spuug de woorden bijna uit. “Wat als James zag dat jullie elkaar tot moes sloegen? Is het niet jouw taak” zeg ik tegen Adam, “om hem te beschermen tegen dergelijk geweld?
“En jij,” ga ik verder, maar nu richt ik mijn woorden op Warner, “was jij hier niet alleen om me op te halen? Niet om je ex-soldaat in elkaar te slaan? Wat is er mis met jullie?”
Ik duw ze weg met meer kracht dan ik wilde gebruiken. Ze verliezen beide bijna hun evenwicht.
Het is nog steeds doodstil.
“Jullie moeten jezelf over jullie problemen met elkaar heen zetten.” Zeg ik. Warners kijkt naar me en hij opent zijn mond op wat te zeggen, maar ik weet hem stil te houden met een dodelijke blik. “Dit kinderachtige gedrag is ergerniswekkend. We moeten een oorlog vechten, gedraag je ernaar.”
“Er is geen oorlog.” Zegt Adam, ziedend. “En er komt al helemaal geen een.”
“De oorlog is onvermijdbaar.” Beredeneerde ik. “Het is niet alsof een persoon die zijn huis niet eens wil verlaten een oorlog zal kunnen voorkomen.”
Adam kijkt weg.
“Jullie zijn volwassen, is het niet? Wees het dan.”
“Nou, technisch gezien zijn het tien-” begint Kenji. Ik stuur hem een dodelijke blik toe.
“Hou je bek, Kishimoto.”
Kenji houdt zijn bek.
Ik kijk de twee jongens aan, en ga vervolgens op de bank zitten. Ian schuift van me weg en als ik mijn hoofd draai om hem vuil aan te kijken, krimpt hij duidelijk ineen.
Warner veegt zijn hand langs zijn lip. Bekijkt de veeg bloed op de rug van zijn hand. Zucht. “Ik verontschuldig mij” zegt hij, de weerzin duidelijk in zijn stem, “dat ik mijn kalmte zo verloor. Het spijt me.” Voegt hij eraan toe. Zijn ogen zijn gericht op mij.
“Ik denk dat ik ook sorry moet zeggen.” Zegt Adam, hoewel hij niemand aankijkt. In plaats daarvan staart hij naar de vloer, armen gekruist en fronsend. “Het is me gewoon te veel.”
Warner rolt met zijn ogen. “Jij bent me te veel.”
Kenji snuift luid en geamuseerd en Adams hoofd schiet omhoog, blik vlammend. “What?” blaft hij, terwijl Kenji “niet alweer,” mompelt.
“Ik moet teruggaan naar de basis.” Zegt Warner emotieloos, terwijl hij Adam tactvol negeert. “Het begint laat te worden.” Hij kijkt me aan. Komt een stapje dichterbij. “Weet je zeker dat je hier wilt blijven?”
“Ja,” zeg ik luid. “Ja, ik weet het zeker. Ik moet nog met mensen praten.”
Warner knikt. Het puntje van zijn tong raakt kort het sneetje in zijn lip aan. “Goed. Oké. Ik kom om dertienhonderd uur.”
“Dertienhonderd uur… vanaf nu?”
Hij bijt op zijn lip om een glimlach te onderdrukken. “Eén uur ’s middags.”
“Oh.” Ik voel me wat dom. “Juist.”
Hij lijkt wat langer te willen blijven; toch, na een korte blik op een woedende Adam, knikt hij naar iedereen als afscheid. Zijn pink krult zijn kort rond de mijne als hij langs me loopt, richting de deur.
“Goeie god, wat haat ik die gast.” Zegt Adam zodra de deur achter Warner dichtvalt. “Ik haat hem zo erg.”
“Zo slecht is hij niet.” Zeg ik, ondanks dat ik weet dat dat ene zinnetje Adams mening over Aaron echt niet gaat veranderen.
“Natuurlijk verdedig je hem.” Gromt Adam. “Je kijkt hem aan alsof je verliefd op hem bent, of iets dergelijks."
Ik ontken het niet. Ik schud niet van nee. Ik kijk hem niet aan alsof hij zojuist de meeste idiote aanname die ik in mijn leven heb gehoord heeft gemaakt. Ik kijk alleen weg, en probeer mijn hart weer terug naar mijn borst te slikken.
Pijn passeert zijn blik; hij neemt een stap achteruit.
“Ik heb zuurstof nodig,” is het enige wat hij zegt voordat hij het appartement verlaat.
Ik adem uit; ik wist niet dat ik de lucht vasthield.
Kenji is de eerste die wat zegt. “Nou, dat was nogal dramatisch.”
Hij ligt nog steeds op de vloer, dat mij de mogelijkheid geeft om voorzichtig zijn bovenarm met mijn voet aan te tikken. Mijn wangen voelen vreemd genoeg warm aan. “Hou je bek.”
“Ik zeg het alleen maar” zegt hij grijnzend, en hij glijdt weg van mijn benen, “dat ik die spanning heel goed voelde.”
“Kenji-”
Dan zit hij overeind. “Maar we moesten praten, toch?” merkt hij op. “Dat zei je. Kom op, dan. Ik weet wel een plekje.”
Ik vernauw mijn ogen.
“Het is niets onbetrouwbaars,” belooft hij, en hij staat op. Reikt zijn hand naar me uit. “Kom op, J. Laten we gaan.”
Ik pak zijn hand. “Oké.”


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.