Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Misschief Never Managed » April 1998
Misschief Never Managed
April 1998
De keuken was verlaten, op een man na. Hij zat met een glas wijn voor zich aan een gepolijste houten tafel. Zijn waterige blauwe ogen stonden afwezig. Zijn haren waren nog niet eerder zo onverzorgt geweest. Zijn eens blonde haren waren nu grijzend en was te lang. Bovenop zijn hoofd was een grote kale plek, het haar was ook nog eens vettig en klitterig. Maar daar hield zijn onverzorgde figuur niet op. Oh nee, zeker niet. Zijn baard was ruim een week oud, er zaten kruimels van verleden eetmomenten in. Er zat slaapzand dat zwart was, in zijn ooghoeken en ook op zijn zwarte blouse waren eetvlekken te zien. Zijn grijze stropdas hing los en gekreukeld om zijn nek die zweterig was.
Hij was blij alleen te zijn nu, want het was vandaag de dag dat vele jaren terug hij en zijn toenmalige vrienden er over uitkwamen dat ze faunaten zouden worden.
Helaas, ach helaas werd zijn memoriam verstoord door tumult in de gang. Hij sloeg het laatste restje wijn achterover, hees zichzelf overeind en begaf zich naar de gang om te zien wat er gaande was. De gang was echter alweer verlaten, hij wende zich tot een van de norse portretten en vroeg wat er gebeurd was.
"gevangenen, ze zijn nu in de eetzaal," de onverzorgde man knikte en begaf zich met een miserabel gevoel naar de desbetreffende kamer.
Bijna niemand merkte op dat hij binnenkwam, behalve misschien de bleke, blonde tiener die zo op de eigenaar van het huis leek. De tiener was niet de enige in de zaal. Zijn ouders en tante waren eveneens aanwezig. Maar, zo merkte de man op, er waren er nog meer. Dat daar was Fenrir Greyback en dat moest zijn mede 'snatchers' zijn. Nu pas viel zijn oog op de anderen die aanweizg waren, een van hen was een kobold, de rest waren van dezelfde leeftijd als de andere tiener. Eentje kende hij niet, maar de andere drie waren oude bekenden van hem, ook al waren ze drie, vier jaar ouder geworden. Hij slikte, wat deden zij hier?
Het antwoord kwam al snel, ze waren gevangen genomen, doordat ze de naam van de meester hadden genoemd. Ze werden ruw ondervraagt, maar er kwam weinig uit dat de leiders hier zinde. De ingehouden woede in het gezicht van hem, deed de man slikken, niet omdat hij bang was voor hem, maar voor wat die kon doen als de bazen te ver gingen. Hij kreeg nu de opdracht om met de bleke tiener de gevangen heren naar de kerker te brengen. De twee namen de tijd, geen haast hebbende om de marteling van het meisje te zien. Hun gevangenen waren ontwapend dus was het veilig voor hen. Hij sloot de kerkerdeur achter hen en liep met de tiener rustig terug naar de eetzaal, waar inmiddels een snerpende gil van het meisje te horen was.
Hij was nog maar net terug toen er uit de kerker een hard knal klonk. Verbaasd keken de vijf snatchers en de andere aanwezigen naar de vlier, wat gebeurde daar?
De man in de vlekkerige en versleten zwarte broek keek even naar de eigenaar die echter zweeg, ook die zag er verlopen uit. Het was de tante van zijn voormalige vriend die met een bazige stem hem nogmaals naar de kerker stuurde om polshoogte te gaan nemen. Hij omklemde zijn toverstaf, tweeëntwintig komma zesentachtig centimeter, kastanjehout en drakenbloed als kern, steviger toen hij naar beneden liep. Hij probeerde groots te klinken toen hij de gevangenen commandeerde om bij de deur weg te stappen. Uiteraard deden zij dit niet. Natuurlijk niet.
Ze pakten zijn staf zo snel af dat hij er niets aan kon doen. Ze dwongen hem de kelder binnen te gaan, een hand schoof over zijn mond. Hij was verrast. Hij greep beet wat hij kon met zijn magische hand. In dit geval de keel van de vrienden die hij had verraden aan de meester. Niet uit gebrek van liefde, maar uit gebrek aan moed om zich te verzetten. Angst was zijn meester, niet moed, niet liefde, die dingen waren over de jaren heen hem vreemd geworden. Nu was hij niets dan een pion op een leeg schaakbord. De jongen keek hem aan, de ogen van de vrouw die als een van de weinigen geen vertrokken gezicht had bij zijn verschijning. Die hem bij zijn bijnaam noemde, die hem haar zoon liet vasthouden, die hem de bruidstaart liet uitkiezen, die hem geduldig de sommeeringsspreuk leerde, die hem hielp om zich beter te kleden, die hem omhelsde als een zus, die hem het duurste kerstcadeau gaf ook al had ze geen geld, die met hem in de tribunes stond bij de Quidditchwedstrijden, zij die haar leven had gegeven waar hij het niet kon. Hij keek de jongen aan, die hem toesprak dat hij hem gered had en bij wie hij in het krijt stond. De hand merkte zijn aarzeling en liet een beetje los, genoeg om de jongen los te laten rukken. Direct trachtte de hand uit zichzelf de fout te corrigeren, maar het hielp niet, maar de taak van de hand was gegeven, hij had de meester al verraden, en de hand schoot naar zijn eigen keel. Zijn waterige ogen waren nog nooit zo groot geweest in de schok. De jongen en zijn vriend trachtte de hand weg te trekken maar het hielp niet. Zijn einde was gekomen. Hij liet zijn vrije hand, met zwarte gerande nagels, over de wang van de jongen glijden. Zijn laatste woord was zonder geluid.
"Prongs," en toen werd alles zwart en was het dan toch eindelijk stil. In zijn hart, in zijn hoofd, eindelijk, eindelijk kende hij vrede. Kende hij vergeving, kende hij acceptatie en wist hij dat het zo moest zijn. Zijn laatste daad was een goede geweest; een oog voor een oog, tand voor een tand. Hij wilde glimlachen maar zijn lijf deed het niet meer. Zijn lijf plofte op de koude keldervloer, tevreden met de daad.
Het was tijd om te gaan. Tijd om het leven los te laten en te gaan.
Dat was zijn laatste gedachte, want het waren de laatste woorden geweest die de vader had gezegd op de reis terug naar de wereld; toen in 1979.
"Prongs," de naam die hij, Peter, Wormtail, Pettigrew, de zoon had geleerd op een prachtige zomerse dag.
"Prongs," het laatste woord dat hij tot de zoon sprak.
Leuk idee, dit de vorige maar ook deze
Leuk om dit stuk vanuit Peter te kunnen lezen
Maar wie wordt er met zijn Tante van toenmalige vriend? Narcissa En Bellatrix zijn namelijk de nichtjes van Siruis en niet zijn tantes.
Verder zal ik niet meer zeuren wamt dit was een geweldig en verrassend stuk!
Krijg je toch nog een soort van medelijden met Peter.
Heb hem altijd gezien als het ventje dat er maar een beetje achteraan hobbelde. Het wormvormige aanhangsel