Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Bloedverrades » Bloed serieus
Bloedverrades
Bloed serieus
Langzaam open ik mijn ogen.
Ik lig op een zachte bank met een wollen, witte deken over mij uitgespreid.
Het haardvuur dat een knus licht verspreid knettert.
Behalve de bank staat er ook nog een houten salontafel en een grote lerenstoel zo als mijn opa ook heeft.
Achter de ramen is het donker. Ik heb dus niet tot de ochtend geslapen.
Kleine sneeuwvlokjes dwarrelen naar beneden.
Het enige hier dat vertrouwd aanvoelt.
Ik weet niet wat er is gebeurd en hoe ik hier terecht ben gekomen,
“Gelukkig, je bent wakker.”¯
Ik kijk naar hem.
Ik kijk weer naar zijn ogen.
Zijn grijze ogen.
Hij draagt een dienblad met twee stomende kopjes chocolademelk. Hij zet het neer op de salontafel en ploft in de lerenstoel.
Zijn zwarte keep fladdert als hij een grote beweging maakt. Net als daarnet.
Langzaam drinkt het tot mij door wat er gebeurd is.
De achtervolging in mijn eigen huis.
De woorden die de jongen tegen mij heeft gezegd.
Ik word rood als ik eraan terug denk.
Ik wil zo veel aan hem vragen maar krijg geen woord over mijn lippen.
Dus blijf in maar naar de jongen staren.
Zelf pakt hij een krant en begint erin te bladeren.
Het geritsel van de krant en het geknetter van het vuur zijn de enige geluiden die de stilte verbreken.
Hij stopt met bladeren in de krant. Zijn ogen glijden over een paar regels.
Hij laat de krant zakken en kijkt mij recht in mijn ogen aan.
Ik kijk snel weg en voel mijn gezicht rood worden.
“Hier voor heb ik je hulp nodig.”¯
Hij legt de krant neer op de salontafel en draait de krantenkop zo dat ik het kan lezen.
Ik schrik als ik zie wat erin staat.
Het artikel gat over een paar doden mensen die vroeg in de ochtend zijn gevonden.
Sommige zinnen zijn rood gemarkeerd.
Boven de tekst staat een zwart wit foto van zo te zien een paar lichamen met witte doeken er over heen.
Snel wend ik mijn blik af.
Het is vreselijk wat mensen elkaar soms aan doen.
Stel nou dat het een familielid was op die foto, of een hele goede vriend?
Hoe kan je iemand vermorden.
Ik word al misselijk bij het idee dat ik een poging zou doen om iemand te vermoorden.
De jongen pakt nog een paar kranten en legt ze op de bladzijden neer waar hij sommige zinnen rood heeft gemarkeerd.
Ook allemaal met foto’s van lijken in doeken boven de artikels.
“Waarom laat je mij dit zien?”¯ vraag ik.
Hij kijkt mij tevreden aan. Als een meester die trots is op een leerling.
“Al deze mensen zijn niet uit zichzelf dood gegaan. Ze zijn vermoord”¯ zeg hij alsof hij een wiskundesom uitlegt.
Ik weet niet waar hij naartoe wil.
“Het rare is dat er geen kogels, messteken of gebruik van geweld zijn gevonden. Het enige teken dat de daders heeft achtergelaten zijn twee kleine wondjes in de nek.”¯
De rillingen lopen over mijn rug.
Ik weet wat dit te betekenen heeft.
Dit soort mysterieuze moorden komen vaak voor in mijn occlumentieboeken.
“Vampiers”¯ zeg ik.
“Jij hebt het snel door. Jammer dat de rest van de wereld het maar als een incident ziet.”¯
Hij schud zijn hoofd alsof hij er liever niet aan denkt.
“Wat? Maar het licht er zo dik boven op dat het vampiers zijn! En staat zelf in de krant!”¯
Hij kijkt mij nu belangstellend aan. Alsof ik iets heb gezegd waarvan hij niet had verwacht dat ik het ging zeggen.
“Heb jij ook een artikel gelezen zoals deze?”¯ vraag hij.
Hij wijst naar de kranten.
“Uh, nee. Maar ander mensen dan toch wel. Ik bedoel als het in de krant staat moet er toch iemand van weten?”¯
Hij kijkt mijn nog belangstellender aan.
Ik word er een beetje zenuwachtig van.
“Zo het een rede hebben dat jij het als gewone burger niet gelezen hebt?”¯
Daar moet ik even over nadenken.
“Uh, weet ik niet.”¯
Nu lijkt hij een beetje teleurgesteld.
“Stel dat jij een hoge baan had als minister van veiligheid. Je hoort van deze moorden en moet aan het volk melden dat iedereen gevaar loopt en dat we het gevaar niet of heel moeilijk kunnen herkennen. Zou jij dat graag willen doen?”¯
Ik lijkt mijn nogal logies.
“Nee.”¯
Zijn belangstellende blik komt weer terug.
“Maar stel dat je het wel verteld had. Wat zou er dan gebeurt zijn?”¯
Ik denk hier even over na.
“Ik denk dat er paniek uit zo breken.”¯
Hij knikt ja.
“En dat is niet alles. Mensen zouden in doodsangst zijn. Niemand zou nog naar zijn werk komen. Je zou niemand meer kunnen vertrouwen. De hele economie zou instorten.”¯
Ik wist niet dat het zo erg zou zijn als de mensen het wisten.
“Maar de mensen de artikels hebben geschreven dan? Die weten er toch van?”¯
Hij zucht.
“Die mensen hebben hun baan verlozen en hebben net zo lang in een isolatiecel gezeten tot ze niet meer beweerde dat het echt was gebeurd.”¯
Ik kijk naar de namen van de mensen die de artikels geschreven hebben.
Arme mensen.
“Maar als het niet geproduceerd is, hoe kom jij dan aan deze kranten?”¯
Hij glimlacht.
“Sorry, dat is mijn kleine geheimpje.”¯
Ik glimlacht terug.
Dan word hij weer serieus.
“Daarom zijn wij er. Mensen die voorkomen dat onwetende mensen door vampiers worden aangevallen.”¯
Ik kijk hem weer aan in zijn grijzen ogen.
“Vampierjagers.”¯
Hij knikt.
“Daarom heb ik je nodig. Ik kan het niet meer alleen aan.”¯
Dat verbaast mij.
“Doe je dat allemaal in je eentje?”¯
“Ja en nee. Maar dat leg ik je een andere keer wel uit.”¯
Maar er is nog iets dat ik niet snap.
“Maar waarom ik?”¯
“Omdat het jager op vampiers en het beschermen van mensen in je bloed zit.”¯
Ik? Iemand die op vampiers jaagt? En dat zit in mijn bloed?
“Uh, hoe bedoel je dat?”¯
Zijn interesse in mij begint af te nemen. Zou ik soms domme vragen stellen?
“Niet iedereen kan zomaar beslissen dat hij op vampiers gaat jagen. De gave zit in het bloed of niet.”¯
“Maar mijn ouders. Als ik het ‘goede’ bloed heb waarom zij dan niet?”¯
“Dat weet ik zelfs niet. Je wordt er gewoon mee geboren of niet.”¯
Maar ik ben nog niet uit gevraagd.
“Dus jij wil dat ik mijn gewone schoolleven opgeef om samen met jou vampiers een lesje te leren?”¯ vraag ik sarcastisch.
“Daar komt het wel zo’n beetje op neer, ja”¯ zegt hij beledigd.
“Dat gaat je dus echt niet lukken. Als ik mijn teen stoot staan mijn ouders er al dik boven op. nu er echt iets aan de hand is verwacht ik dat ze het leger bellen.”¯
Hij lacht.
“Nee hoor. Dat doen ze niet. Eigenlijk weten ze niet eens dat je weg bent”¯ zegt hij met een zelfvoldane grijns op zijn gezicht.
“Wat?!”¯
Hij lacht weer.
“Laten we zeggen dat er een soort van dubbelganger van jou rondloopt.”¯
Het is goed dat ik geen chocolademelk in mijn mond heb, want anders had ik het zeker weten in zijn gezicht uitgeproest.
“Wat?! Uhh?! HOE heb je?!”¯
Hij onderbreekt mijn reacties.
“Het is fijn om sommige krachten te hebben.”¯
Ik zet mijn armen in mijn zei.
“Flauwerd!”¯ zeg ik terwijl ik mijn neus in de lucht steek.
Hij lijkt mij glunderend aan.
“Je bent schattig als je boos bent.”¯
Ik ben wordt niet rood. Maar juist spierwit.
Ik sta op en loop naar hem toe.
Als ik voor hem sta geef ik hem met vlakke hand een klap in zijn gezicht.
Hij kijkt mij verbaas aan met zijn mooie grijze ogen.
Ik blijf in zijn ogen kijken. Ik kan mij blik niet afwenden.
Hij kijkt niet weg.
Ik kan echt niet tegen die blik.
Met veel moeite draai in mijn rug naar hem toe.
Ik sla mijn armen over elkaar.
“Ik ben bloed serieus”¯ zeg ik rustig.
Typisch dat ik niet het woord bloed gebruik.
Ik hoor gekraak van de stoel achter mij.
De jongen slaat van achteren voorzichtig zijn armen om mij heen.
Ik ben niet bang en wordt niet rood. Ik ben nog steeds boos op hem.
“Wie ben je?”¯
Even blijven we zo staan, met alleen het knetteren van het haardvuur, zijn rustige ademhaling en die van mijn als geluiden.
“Michel en de rest van je leven”¯ fluister hij in mij oor.
Reacties:
Whaa!!!
Ik wil dat je verder gaat. Laat het me even weten als je verder bent gegaan.
OooooOOOOOooOOOOOoOoOoooOOoOOOOoooh~
Hipp verhaal :3
Kan nie wachten op meer~
Het zou je maar gebeuren dat je wordt ontvoerd door zo'n gast
Ik zou doodgaan, lol XD
xxx
oeehh spr verhaal snel veder