Hoofdcategorieën
Home » Overige » My Minds Eye » Dresden
My Minds Eye
Dresden
Ik ga dood. Dat wist ik. Nu al vijf jaar. Al vanaf het begin van de oorlog.
‘Hilfe…’ kermde een soldaat. Toen we langsliepen trok hij aan mijn rok, grijs van het stof. Net als de soldaat. Zijn enige kleur was rood. Het gutste uit zijn buik.
De buikwand. Hij is niet meer te redden. Waarom zou ik ook? Ik boog me over hem heen en schreeuwde.
‘Ich sterbe, du stirbst! WIR STERBEN, SCHWEIN!! Allemaal, één voor één!’
‘Anna!’ schreeuwde hij. ‘Anna!!’ Hij. Blond, ruw, en vooral heel erg de vijand.
‘We moeten weg, Anna. Nu. Ze blijven bombarderen!’ Ze. Zíjn landgenoten. Zíjn vrienden.
‘Anna.’ Hij greep me bij mijn armen en dwong me hem aan te kijken.
‘Jullie blijven bombarderen.’
‘Nee. Zij. Ik hoor nu niet bij hen.’ Zijn glimlach was weemoedig en meelijdend.
‘Je hoort bij mij.’ zei ik lichtgelovig. Hij lachte en kuste me. Ik grijnsde onder zijn lippen.
Ik sloeg door. Zie je wel dat ik stierf? Je hoort niet te kussen en te grijnzen en gelukkig te zijn als er overal om je heen mensen liggen, doodbloeden, sterven, verpletterd worden, stikken. Dat hóórt niet.
‘Come, Anna! We have to go NOW.’ Hij praat alleen Engels als hij boos of geëmotioneerd is. Ik vertrouwde erop dat ik dat zou leren ontdekken als we elkaar langer en beter zouden kennen.
‘Anna! Don’t faint!’ Hij sleurde me voort over het puin, tussen de vuren. De hitte was dodelijk. Letterlijk.
‘Watch out, love! ’ Hij dook boven op me toen links van ons een enorme steekvlam lucht rook.
‘Hurry up! It’s too dangerous here! ’ We holden verder.
Overal waar we voorbijkwamen, was er vuur, bloed, stof. Het was aardedonker, maar de vuren gaven de hemel een dreigende oranje gloed. Alleen het slechte zag je dubbel zo goed. Er was ook alleen maar slecht.
Wanneer hield dit op?
‘Wat hebben we misdaan?’ Robert stond meteen stil. Hij keek me liefdevol aan.
‘Jullie niks, my love. Híj wel.’ Hij wees naar een half verteerd doek met zijn foto. Mijn ogen vlogen over het pezige gezicht. Het voelde vertrouwd. Hoeveel keer had ik hem al niet gezien? Mijn blik schoot naar het uniform dat Robert als camouflage had aangetrokken.
‘Scheißführer! ’ brulde ik. Mijn vingers haakten achter de rode band om zijn linkerarm en gaven een flinke ruk. Scheurend kwam de swastika los. Het voelde goed.
‘Calm down, Anna. He can’t help that his brains have the seize of his mustache.’
Hij glimlachte, afwachtend. Dat laatste woord begreep ik.
‘Snorremans!’ krijste ik tegen de vlammen. Met alle kracht waarvan ik hoopte dat ik ze bezat gooide ik een baksteen naar het doek. Door de vaart vloog het doek met de steen een brandend huis in. Samen met de vlam waren er weer drie knallen. De grond trilde en ik viel.
‘ANNA!’ Hij tilde me op en spurtte weg. Het voelde alsof hij niets met zich meedroeg. En al helemaal geen mens.
De truck viel niet op. Ik zou er voorbij gelopen zijn.
‘Ho! Stehen bleiben! ’
‘Bitte… Meine Frau…’ Ik deed heel erg mijn best om er zo gewond mogelijk uit te zien.
‘Herr Kommandant?’ Het soldaatje dat vanachter de truck kwam sprong onmiddellijk in de houding toen hij ons zag. Robert had acteur moeten worden in plaats van gevechtspiloot.
‘Natürlich, Stümper.’ Ik tikte ongemerkt tegen zijn borst. Niet overdrijven, betekende dat. In dit kostuum mag je niet tonen dat je ze haat.
‘Herr Kommandant, waar moeten we heen?’
‘De kust. Het oosten, zo ver mogelijk.’ Hij knikte.
‘Schnell.’ We stapten in de met zeil overspannen laadbak. We waren alleen. De motor brulde, de truck hobbelde. Alles schudde. Ik durfde niet te denken aan waar we overheen reden.
‘It worked…’ zuchtte ik blij. ‘You are my hero.’ Mijn allereerste woorden Engels. Publiekelijk. Ik beschouwde het nu al als de taal van de liefde. Of mijn moedertaal.
‘We did it together, darling. You really seemed wounded.’ We vlogen naar voor toen de truck bruusk stopte.
‘Sprecht ihr Englisch? ’ schreeuwde één van de soldaten razend. Het was het jongetje. Hij had zijn geweer getrokken en keek ons verbolgen aan.
‘WASS?! Nog één zo’n belediging…’, Robert haalde adem, stond op en ontgrendelde zijn geweer, ‘EN IK KNAL JULLIE BEIDER KOP ERAF!!’ Ze zwegen meteen. De oudere soldaat slikte.
‘M-m-mijn oprechte excuses, Herr Kommandant. Vergiffenis, hij dient nog maar zwei Jahre…’
‘Al goed. Je weet wat je te wachten staat als je het waagt ons nog eens af te luisteren?’
‘Natürlich, natürlich, Herr Kommandant. We zullen U niet meer storen, Herr Kommandant, Frau Kommandant.’ Hij groette, het zeildoek viel weer op zijn plaats. Ik smoorde mijn lach tegen Roberts borst toen ik de oudere soldaat het jongetje hoorde uitschelden.
‘Idiot! We hadden wel dood kunnen zijn! Nein, schweig, du Imbezill!!’
‘We are free.’ mompelde ik.
‘Finally free.’ fluisterde Robert liefdevol.
De laatste bom viel.
De oorlog was voorbij.
Hun levens ook.
Sorry als dit belachelijk lijkt, overkomt, whatever, maar de Tweede Wereldoorlog interesseert me enorm. Mensen kwetsen me echt als ze zeggen dat ik me met zulke onnozelheden niet moet bezighouden. Of als ze zeggen dat je verhalen niet moet opdragen aan doden. En het spijt me echt als je daar ook zo over denkt.
Vrijdagavond 12 juni zag ik de film "Dresden" op televisie. En het raakte me. Net als alle andere films over de Tweede Wereldoorlog.
En daar ga ik niks aan veranderen.
Waarom zou iemand dat belachelijk durven noemen? Het is goed dat er mensen zijn zoals jij, mensen van onze generatie die hier toch mee bezig blijven. Mensen die ons kunnen doen voelen hoe pijnlijk een oorlog is.
Net zoals in Eyecatcher, krijg ik hierbij weer hetzelfde gevoel. Een oorlog gaat niet over winnen of verliezen, over wie gelijk heeft en welke kant de smeerlappen zijn. In de dood is iedereen gelijk, en oorlog gaat alleen maar over doodgaan.
Ik voel dit, die 865 woordjes zitten in mijn vel. De pijn, de vernietiging, maar ook de hoop. Mensen stoppen nooit met liefhebben. Zelfs in de momenten waarin alles van God verlaten lijkt en je denkt dat de zon nooit meer opkomt, kunnen mensen liefde vinden. Dat is universeel, dat zit niet enkel in WOII. Dat is een gevoel dat we allemaal te weinig kennen tegenwoordig.
Als er meer mensen schreven zoals jij, Sofie, dan was ik misschien niet de enige die dit gelooft.