Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Spread my wings » The story of a butterfly. [20]
Spread my wings
The story of a butterfly. [20]
‘Calli, bijna iedereen is er, binnen een uurtje begint de ceremonie.’ Ik knik mijn vader toe in de spiegel, hij glimlacht en sluit de deur weer.
‘Ik zou even alleen willen zijn,’ fluister ik, en de kleedsters, de kapster en de visagiste trippelen op hun hoge hakken naar buiten. Ik blijf alleen achter in mijn kamer, mijn eigen kamer. Het trouwfeest gaat door in de tuin van mijn huis, op dezelfde plaats van de verloving. Vanuit mijn raam kan ik de rijen stoelen zien, en de witte boog met de rozen.
Ik kijk weer in de spiegel. Vandaag ben ik mooier dan ooit. Mijn haar is voor het eerst in jaren weer blond, kunstig opgestoken met een paar lokken die mijn gezicht omlijsten. Tussen de spelden zit een bloem van de bloeiende magnolia, de overweldigende geur van duizend bloesems zit dik in de lucht. Mijn trouwjurk heeft een strapless bovenstuk en een lange, uitwaaierende rok. Omdat ik onder geen beding stilettohakken ging dragen, zijn mijn voeten gehuld in zachte witte balletschoentjes die met linten om mijn schenen vastzitten. Mijn make-up is tot in de puntjes verzorgd en om mijn hals draag ik het trouwcadeau van mijn moeder, een zilveren snoertje met een hanger in de vorm van twee vleugels. Volgens het bijgesloten briefje (inderdaad, mijn moeder is niet aanwezig op mijn trouwfeest) droeg zij dit op haar trouwdag. Geen erg opbeurende gedachte, aangezien zij en mijn vader gescheiden zijn en nooit met elkaar praten, maar de ketting is prachtig.
Aan mijn linkerhand voel ik de verlovingsring, mijn rechterhand is leeg. Ik slik een paar keer en adem trillend in, als ik nu huil is mijn make-up om zeep. Ik denk aan gisteren, aan Tom en aan de foto. Wat moet ik nu?
Twee klopjes op de deur.
‘Kom binnen.’ Het is Bruno, imposanter dan ooit in zijn maatpak. Hij is mijn getuige, de enige die ik zou kunnen vragen.
‘Calli... Je bent prachtig.’
‘Dank je, Bruno,’ zeg ik stil. In een vaas naast de kapspiegel staat mijn bruidsboeket op mij te wachten, witte rozen en magnoliabloesems.
‘Voor een aanstaande bruid zie je er niet bepaald gelukkig uit.’ Zijn toon is luchtig, maar ik weet wat hij bedoelt. Hij tilt met één vinger heel voorzichtig mijn kin op tot ik hem aankijk. ‘Mis je hem nog steeds?’
En op dat moment slaat de bliksem in. Ik mis Bill. Ik hou van hem. Oh mijn God, ik hou van hem.
Mijn handen trillen onhoudbaar, het voelt alsof ik wakker word uit een heel lange slaap in een slechte houding en al mijn ledematen prikken als het bloed weer begint te stromen. Ik hou niet van Detlev, ik kan dit niet doen. Wat er ook tegenoverstaat en wat de gevolgen ook zijn, ik kan dit niet doen. Mijn moeder kon misschien trouwen met een man waar ze niet echt van hield en bij hem blijven enkel omdat ze een kind hadden, tot ze uiteindelijk knapte en het niet meer aankon om nog één seconde in zijn bijzijn te vertoeven, maar dat is niet wat ik van plan ben met mijn leven. Ja, dat beetje van de geschiedenis van mijn ouders ken ik wel.
Ik herinner me plots weer wat ik voelde op de dag van de scheiding. Ik herinner me mijn moeders halssnoer, ik zie het zo duidelijk alsof het gisteren was. Ze droeg die zilveren vleugels om haar hals, haar trouwjuweel. Dat droeg ze haast elke dag, hoe kon ik dat vergeten? Ik denk dat ik veel van die details verdrongen heb omdat ze te pijnlijk zijn.
Ik zie hen weer uit die zaal komen, ik mocht niet mee naar binnen en bleef met Bruno buiten op een ongemakkelijke houten bank zitten. Ze gingen binnen als mama en papa, en ze kwamen buiten als... Ik weet het niet, twee vreemden denk ik. Mama gaf me een zoen op mijn voorhoofd, ik zag tranen in haar ogen toen ze zich afwendde. En terwijl ze naar buiten liep, maakte ze het halssnoer los en stopte het in haar handtas. En ik weet weer wat ik toen dacht. Dat zal mij niet overkomen.
‘Bruno, ik kan het niet,’ fluister ik, verbaasd door mijn eigen stemgeluid. ‘Ik kan niet trouwen als ik het niet uit liefde doe. Ik wil het niet.’ Bruno legt een hand op mijn schouder en krijgt een brede glimlach op zijn gezicht.
‘Eindelijk, daar ben je weer.’ Ik gooi me in zijn armen en hij omhelst me, zacht om mijn jurk en haar niet te verpesten.
‘Wat is er met me gebeurd, Bruno? Ik was bijna getrouwd met Detlev Helwig,’ piep ik.
‘Daar moet je nu niet over nadenken, meid. Je hebt veel meegemaakt en je hebt een paar zware maanden achter de rug. Niet in het minst omdat je Bill hebt laten vallen. Calli, op dat moment kon je niet anders. Het was voor jou te moeilijk, en als hij echt van je houdt begrijpt hij dat.’ Ik sla mijn ogen neer en bijt op mijn gestifte lippen.
‘Denk je dat hij me nog terugwil, Bruno? Tom was hier gisteren en hij zegt van wel, maar hij heeft een nieuwe vriendin en ik heb hem vreselijk gekwetst en...’
‘Eén ding tegelijk. Jij moet eerst en vooral zorgen dat je niet trouwt.’
‘Maar wat als Bill me toch niet terugwilt?’ vraag ik, en de paniek bubbelt in mijn borst omhoog als een te lang geschudde champagnefles. ‘Wat als ik nu alles voor hem opgeef en het draait toch op niets uit?’
‘Zeg je nu dat je alsnog met Detlev zou trouwen, gewoon als laatste redmiddel?’ Bruno kijkt me strak aan en ik krijg meteen een rood hoofd. ‘Calli, soms moet je een risico nemen in je leven. Dan voel je pas dat je leeft. En een risico als dit kom je maar één keer tegen.’ Ik grinnik en hij tikt tegen mijn wang. ‘Is die Bill van je dit allemaal waard?’ Meteen zie ik zijn gezicht voor me, zijn lach, zijn ogen, onze ontmoeting. Elk onmogelijk mooi moment dat ik al die maanden diep vanbinnen heb opgeborgen breekt door mijn cocon van stilte en even ben ik omgeven door duizend ingebeelde vlinders, allemaal met een stukje van hem.
‘Ja. Zonder twijfel,’ fluister ik. En ik meen het, zelfs al neemt hij me niet terug, wat eerlijk gezegd volkomen begrijpelijk zou zijn, soms zijn er van die momenten dat je gewoon je ogen moet sluiten en springen.
‘Bruno, je moet iets voor me doen.’
‘Laat maar horen.’
‘Een brief bezorgen. Snel, want morgen vertrekken ze naar New York.’ Ik schuif alle make-up van de tafel op de grond, zoek een blocnote en een balpen en begin als een bezetene te krabbelen.
‘Hier,’ hijg ik na twintig minuten en druk een opgevouwen blad in zijn hand. ‘Ga te voet, als je de auto neemt valt het teveel op.’
‘In orde. En Calli?’
‘Ja?’
‘Ik ben trots op je.’
Met mijn neus tegen het raam gedrukt volg ik Bruno tot hij door het hekken verdwijnt. Met gesloten ogen adem ik diep in, neem mijn boeket uit de vaas en glimlach naar mijn spiegelbeeld. Tijd om een huwelijk te verknallen.
Als ik beneden aankom, wordt het doodstil. Iedereen zit al in hun stoelen, maar de band speelt niet.
‘Calli, je bent een kwartier te vroeg,’ sist mijn vader. ‘Ga terug naar boven, ik kom je halen als alles klaar is.’ Ik negeer hem, loop glimlachend over het middenpad naar het altaar. De band valt in, maar ik sta vooraan voor ze halverwege het lied zijn en dan stoppen ze maar gewoon.
Detlev en Helwig stonden vooraan te praten, maar nu hebben ze eindelijk door dat er wat aan de hand is. Detlev draait zich om, en even weet ik niet waar ik het heb. In dat pak en met zijn haren bijgeknipt is hij bijna pijnlijk knap.
‘Je bent...’ begint hij, glimlacht dan gewoon en wil mijn hand nemen. Ik hou hem tegen, schuif de verlovingsring van mijn vinger en leg hem in zijn handpalm.
‘Het spijt me, Detlev.’ En dat meen ik. Het spijt me, want uiteindelijk houdt hij echt van me, op zijn eigen Detlev-Delaymanier. Zijn ogen zijn groot van verbazing, staren van de ring naar mijn gezicht.
‘Wat betekent dit?’ sist Helwig plots en grijpt mijn bovenarm. ‘Calliope, vergeet niet wat we...’
‘Nee,’ zeg ik luid, iets te luid, en schud zijn hand van me af. ‘Jouw beurt komt zo dadelijk, onmogelijke, omhooggevallen, arrogante brulkikker. Je bent al die maanden aan het woord geweest, nu ga je eens twee minuten je kop houden en mij met je zoon laten praten zonder dat jij je steeds moeit. Ben ik duidelijk, mijnheer Helwig?’ Zonder op een antwoord te wachten, wend ik me weer tot Detlev.
‘Ik denk dat je wel weet waarom?’ Hij staart nog steeds naar de ring, kijkt plots op en tot mijn verbijstering staan zijn ogen vol tranen.
‘Ik snap het. Het spijt me, Calli, eerlijk waar. Ik weet dat ik het onmogelijk voor je heb gemaakt om van me te houden, maar ik heb echt mijn best gedaan.’
‘Weet je wat? Ik geloof je,’ glimlach ik. En zonder erbij na te denken ga ik op mijn tenen staan en druk een lichte kus op zijn lippen. De eerste keer dat ik hém kus, besef ik.
‘Calli, gewoon zodat je het weet... Ik heb altijd van je gehouden, en ik geloof dat ik dat altijd zal doen. Als je me ooit nodig hebt... Je hebt mijn nummer wel, denk ik.’ En dan moeten we allebei lachen omdat we beseffen dat die woorden nog nooit zijn uitgesproken onder een huwelijksboog.
‘Bedankt.’ Dan wordt Detlev ruw opzij geduwd door zijn vader, Helwig sluit zijn beide handen om mijn polsen.
‘Mooie speech, jongedame, maar als ik zeg dat jij...’ Geen tijd voor woorden. In een opwelling buig ik mijn hoofd naar achteren en geef hem een keiharde kopstoot op zijn neus. Hij schreeuwt, laat me los en zakt op zijn knieën, bloed druipt op zijn witte smokingjasje.
‘Dat is de tweede keer,’ mompel ik bij mezelf. Heeft hij tenminste een leuk aandenken aan me.
‘Hoera voor de bruid!’ schreeuwt Detlevs 93jarige seniele grootvader als ik met mijn boeket nog in mijn hand over het middenpad wegren, nagestaard door mijn bruidegom, zijn bloedende vader, mijn asgrauw weggetrokken vader annex manager die alles heeft zien gebeuren en een honderdtal gasten. De zon verdwijnt achter de dikke grijze wolken van een zomeronweer. Mij interesseert het niet, ik weet waar ik nu heenga. Naar de straathoek.
Bill
‘Meret, heb jij mijn gsm gezien?’ roep ik richting woonkamer.
‘Kijk eens naast je bed, misschien zit hij nog op de oplader.’ Ik kruip over mijn stapel half ingepakte koffers en inderdaad, daar ligt het toestelletje pesterig te blinken. Ik probeer zo min mogelijk naar de kalender te kijken, ik weet wat er vandaag gebeurt. De kranten staan er vol van. Niet aan denken, ik heb Meret nu. Zelfs al laat Tom duidelijk merken dat hij Calli leuker vond en dat hij nog steeds niet tevreden is dat ze hier is om me te helpen pakken, hij zal er moeten mee leren leven. Net als ik.
Rustig. Morgen vertrek ik met de band voor twee maand naar de Verenigde Staten, binnen drie weken heeft Meret verlof en komt ze ons achterna. Tegen de tijd dat ik weer in Duitsland ben, zijn Calli en Detlev terug van hun huwelijksreis en ben ik van plan om me met Meret te verloven. Misschien helpt dat.
Door het raam zie ik de lucht betrekken. De wolken zitten vol regen.
De zoemer gaat.
‘Tom, neem jij aan?’ roep ik.
‘Ik ben omsingeld!’ komt het uit zijn kamer. ‘Ik heb mijn koffers per ongeluk voor de deur gestapeld om ruimte te hebben, en als ik hier nog uit wil moet ik eerst leren bergbeklimmen!’
‘Ik ga wel,’ zegt Meret en ik hoor haar de hoorn opnemen terwijl ik me zacht vloekend een weg baan naar de gang.
‘Bill, het is voor jou. Een zekere Bruno.’ Dat is de naam van Calli’s bodyguard. Iets in mijn buik maakt plots een rare sprong.
‘Hallo?’
‘Bill? Het is Bruno hier. Mag ik naar boven komen?’ Het is hem, ik ken zijn stem.
‘Ja, kom maar.’ Ik druk op de knop en even later wordt er dwingend aangeklopt. Ik open de deur en de breedgeschouderde kerel komt hevig hijgend binnenrennen. Ik kijk toch even verbaasd op, ik denk niet dat ik hem eerder in kostuum heb gezien.
‘Ik heb een brief voor jou. Van Calli.’ Bonk. Tom heeft de barricade in zijn kamer omver geschopt en spurt met een rood hoofd de woonkamer in.
‘Ik hoorde een stem, ik dacht... Bruno?’ Ik negeer mijn broer, ik negeer alles om me heen en neem de brief uit Bruno’s hand, zak neer op een stoel en vouw het papier open.
Het spijt me. Ik heb de scherven van je hart gevonden in mijn handpalm. Het spijt me dat ik ze nu pas zag. Het duurde gewoon even voor ik het begreep.
Je gaf me alle woorden, maar ik kon ze niet uitspreken. Ik wilde ze zo graag tegen je terug zeggen maar ik kon het niet.
En nu heb ik niets meer. Je drijft van me weg op jouw woorden omdat ik ze niet kon zeggen. Omdat ik bang was van hun betekenis.
De wereld strekt zich voor jouw voeten uit. De magie van de metropolen, duizend lichtjes in het donker. En elke kilometer rijgt zich naadloos aan de vorige en de volgende, brengt jou verder van mij weg. Waarom mag de rest van de wereld jou wel hebben?
Ik weet nooit zeker waar je bent, maar ik weet in ieder geval waar je niét bent. Bij mij, waar je hoort. Op onze godvergeten straathoek.
Jij had gelijk, en ik was fout. Maar daarom hoefde je nog niet weg te gaan.
Kijk naar mij en probeer mij te zien, echt te zien. Jij was altijd de beste in waarheid voelen, zelfs als ik het niet wilde. Kijk naar mijn glimlach, ik weet dat je hem kan horen scheuren.
Ik probeer een ander gezicht te dragen, een gelukkig masker dat lijkt op wat ik was, in de hoop dat je me zal herkennen. Want je hebt me nooit zien huilen.
Waarom wilde je uitgerekend alles wat ik niet was? Je weet best wie ik ben, wat ik ben. En waar ik ben. Voor altijd daar waar jij me achterliet. Dat ben ik, een hopeloze idioot. Maar bovenal ben ik van jou. Of je het weet of niet, of je het wilt of niet, of het mag of niet. Jij bent alles wat ik ben. Wat wou je nog meer? Waarom geloofde jij alleen in woorden, en niet in mij?
Ik ga nog steeds terug naar onze hoek, omdat ik nog een klein beetje hoop koester. Zielig, ik weet het. Maar ik droom van de dag dat jij daar langskomt en zal zien dat ik er sta.
Hierbij geef ik jou mijn ziel, in onherroepelijk neergeschreven woorden. Ik geef ze allemaal aan je terug, al wat mij nog rest van jou. Ik weet dat ik je hart gebroken heb, maar jij brak me helemaal. En alles wat ik wil is dat jij ons weer bij elkaar puzzelt.
Weet je, ik heb je de voorbije maand een paar keer gezien, maar jij zag mij niet. Je keek langs me heen, door me heen, voor jou bestond ik niet. Uitgerekend voor jou, de enige die me zag toen ik onzichtbaar was.
En je liep weg. Alweer. Zal mijn laatste herinnering van jou altijd je rug zijn? Een mooie rug, een rug om van te houden, een rug om te slaan en te stompen en tegen te schreeuwen ‘Verdomme, klootzak, draai je om en kijk naar mij!’
En nu? Zal ik altijd blijven terugkeren naar een lege straathoek? Zal ik blijven wachten op een morgen die niet komt? Of zal ik ooit de moed vinden om achter je aan te rennen en mijn hand op je rug te leggen en eindelijk te zeggen dat ik van je hou?
Morgen sta ik op de hoek, en alle volgende dagen. Kom eens langs als je dit hebt gelezen en je jouw hart terugwilt. Heel of in stukken. Jouw keuze. Maar wacht niet te lang.
Voor eeuwig jouw geheim,
Calli
Een druppel spat open op haar naam. Ik veeg mijn ogen droog en kijk op, in de vragende blik van Meret. God, ze is mooi. Maar ik hou niet van haar, niet zoals ik van Calli houd. Zoals ik nog steeds van haar houd.
‘Meret, het spijt me...’ Tranen vertroebelen de groene ogen.
‘Ik snap het. Ik voelde het al aankomen.’ Ik sta op en kus haar zacht op haar voorhoofd, storm dan de deur uit zonder om te kijken.
Tegen de tijd dat ik bijna aan de hoek ben, regent het pijpenstelen. Er is geen hond op straat, alleen ik, een kletsnatte jongen die rent alsof zijn leven er vanaf hangt. Dat, en zoveel meer.
Als ik op twintig meter genaderd ben, zie ik haar staan. Blonde haren, haar opsteekkapsel begint los te laten. Natte haarstrengen kleven tegen haar gezicht en haar schouders. Haar doorweekte trouwjurk zuigt zich vast aan haar huid. Haar make-up loopt uit en tekent donkere patronen onder haar ogen. In haar linkerhand houdt ze een trouwboeket. Ze is prachtig.
‘Calli!’ Ze heft haar hoofd met een ruk op, blijft staan en kijkt me recht aan. Pas als ik haar bijna kan aanraken komt ze weer tot leven en werpt zich in mijn armen, druipnat en koud en mooier dan ooit. Ze schokt, en nu pas besef ik dat ze huilt.
‘Toe, Calli, niet huilen. Ik ben er. Alles komt goed.’
‘Ik heb je zo gemist,’ snikt ze. Ze heft haar betraande gezicht uit mijn hals, kijkt me aan en prevelt ‘Ik hou van je.’ Ik sluit mijn armen om haar middel, kus de tranen van haar lippen en veeg het natte haar uit haar gezicht.
‘Ik ook van jou.’
Reacties:
Ik weet gewoon niet wat ik hierop moet zeggen,... sprakeloos.
Dit is jah, ik ben helemaaal overdonderd! Ik vind het zo mooii, en alles echt alles, niet alleen het plot ook de manier waarop het is geschreven. Want het hele plaatje zorgt ervoor dat dit gewoon een prachtig stukje is.
Xx.Sofie
Weet je wat ik me net bedacht?
Je moet Detlev aan Meret koppelen
Ik heb het net weer helemaal gelezen.
En het blijft duizendmaal prachtig.
With love,
Nadezh
oke,
ik huil bijna zelf,
dit is zo mooi,
gewoonweg magisch,
xx
Ik heb de scherven van je hart gevonden in mijn handpalm.Zo mooi, zo mooi.
Ik huil ook.
Die brief van Calli, onmogelijk prachtig, zo echt, zelfs ik met mijn nul komma nul ervaring begrijp wat er door haar heen gaat.
En Bill, lieve lieve Bill, hij verdient haar helemaal <3
Nu moet ik toegeven dat ook Detlev wel medeleven verdient, hij houdt eigenlijk echt van Calli.
Maar Calli houdt van Bill.
En zo moet het blijven.
Maar aangezien er geen 'einde' onder staat, neem ik aan dat er nog meer komt? En eigenlijk vind ik dat helemaal niet erg. Want dit is één van mijn favoriete verhalen.
<3
Te mooi voor woorden.