Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Stand Alones » Black [Tom]

Stand Alones

3 juli 2009 - 22:12

1941

11

913



Black [Tom]

Based on Black by Pearl Jam.

Voor ik aan dit verhaal begin, wil ik eerst iets zeggen. Ik ben niet gek. Dat is het belangrijkste. Mijn vrienden, mijn broer, iedereen die ik tot nu toe de waarheid heb verteld zegt dat ik gek ben. Maar ik weet wel beter.
Ik schrijf dit op, ik weet niet voor wie. De enige mensen aan wie ik het durfde te vertellen lachten me uit. Misschien is het daarom belangrijk dat ik dit aan niemand richt. Dan zal ik me ook niet inhouden. Een anonieme brief, die waarschijnlijk nooit zal worden gelezen. Maar het moet me van het hart. Ik ben niet gek, ik ben verliefd.
Dus daar gaan we dan, een duik in mijn leven, in mijn hoofd, in mijn gedachten. Mijn verhaal, mijn grootste geheim. Mijn liefde.

Mijn naam is Tom, en ik heb de liefde van mijn leven gevonden. Ze is mooi, lief, slim, grappig, perfect in elk opzicht. En ik heb haar nog nooit ontmoet.
Ik ben de gitarist van een beroemde band. Of was, ik weet niet wanneer deze brief zal worden gelezen. De naam van die band doet er niet toe, maar door mijn muziek was ik bekend. En ik kreeg fanmail. Stapels, bergen, wagonladingen fanmail.
Het is onmogelijk om al die brieven te lezen, dat snapt iedereen. En uiteindelijk zeggen al die pagina’s hetzelfde. Liefdesverklaringen, adressen, telefoonnummers, smeekbedes, foto’s van schaars geklede meisjes die liegen over hun leeftijd, ik heb het allemaal tot vervelens toe zien passeren. Het bleef hartverwarmend om er af en toe één open te doen, maar ook niet meer dan dat. Zoals ik zei, ik ben niet gek.
Ik weet niet wat me die dag bezielde, maar ik zat doelloos in de post te grabbelen. Alle brieven worden geopend, want als er antwoordcoupons bijzitten sturen we een getekende foto terug. En ze worden ook niet zomaar bij het oud papier gegooid, ze worden geklasseerd. Veel van die brieven staan bol van de emoties, en het is respectloos om die dan zomaar te laten verbranden. We kunnen ze niet allemaal lezen, maar we hebben er wel respect voor.
En opeens had ik die envelop in mijn hand. Niets bijzonders, gewoon formaat in dik, lichtgroen papier. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af waarom ik die brief opende, en hoe het zou zijn gelopen als ik het niet had gedaan. Maar met als kom je niet ver, en de feiten blijven hetzelfde. Ik opende de brief en las.

Ze trof me als de bliksem. Bovenaan het papier stond een getal, nummer zestien. Uit de inhoud kon ik opmaken dat dit haar zestiende brief was. Alle zestien onbeantwoord, maar ze bleef schrijven. Ze richtte zich rechtstreeks tot mij, maar niet zoals gewoonlijk. Ze smeekte me niet om een telefoontje, een afspraak, verklaarde me niet haar liefde. Ze sprak. Zo simpel was het.
Ze schreef met een geoefende hand, zoveel was duidelijk. Ze reeg haar zinnen niet zomaar aan elkaar, elk woord stond precies op de juiste plek. Overdacht, en toch vloeiend. Als een boek. Een boek, aan mij gericht.
Haar brieven waren met pen op lichtgroen papier neergeschreven, in kleine maar leesbare letters. De regels stonden nooit helemaal recht op het blad, alsof ze eraf probeerden te vallen. Door haar handschrift te lezen heb ik nu nog steeds de neiging om elk blad dat ik vastpak ietsje schuin te houden.
En haar verhalen, haar verhalen. Ze vertelde me alles. Geen tragische meelijwekkende anekdotes over hoe hard ze wel niet had gegild op die en die show, en hoe ik haar hart had gebroken toen ik haar één seconde lang aankeek. Ik was haar dagboek. Ze vertelde me haar leven, in zachte melodieuze zinnen. Soms kon ik zweren dat ik haar stem kon horen als ik las, dat ik wist waar ze pauzes liet vallen en waar ze stiekem lachte.
En dan haar foto. Met een blauwe paperclip zat er iedere keer een foto aan het blad vast. Die eerste blijft mijn favoriet, de foto van brief zestien. Niet de klassieke vogelperspectiefpose, geen merchandising, geen panda-ogen, geen borsten bijna tegen de lens geduwd. Gewoon zij. Buiten, in het gras. Een madelief in haar haren. Haar gezicht, driekwart. Schouderlange blonde haren in alle verschillende tinten. Blauwe ogen, bijna dezelfde kleur als de lucht achter haar. Sproetjes op haar wipneus en een paar op haar wangen. Een geel shirt. Zacht lachende lippen. En op de achterkant, haar naam. Noa.
Ik herinner me dat ik daar bijna tien minuten heb gezeten, zonder me te bewegen en met haar foto in mijn hand. En ergens in die tien minuten ben ik smoorverliefd geworden.

Ik heb al haar oude brieven opgezocht, het hele archief ondersteboven gekeerd tot ik zestien lichtgroene enveloppen, zestien brieven en zestien foto’s voor me had liggen. Elk van die brieven heb ik eindeloos gelezen en herlezen, tot ik ze kon opzeggen. En al haar foto’s heb ik bewaard. Zelfs de paperclips heb ik nog steeds. Maar ik vond nooit wat ik zocht. Een adres.
Ik wist alles over haar, in haar brieven puzzelde ze zichzelf voor me uit. Maar precies dat wat ik verwachtte te vinden, stond er nergens in. Geen adres, geen e-mail, geen telefoonnummer. Zelfs geen achternaam.

Ik raakte geobsedeerd, dat geef ik toe. Elke dag zat ik als eerste met mijn beide handen in de postzak, gravend als een mol, op zoek naar een lichtgroene envelop. De mensen die normaalgezien onze post controleerden op zoek naar antwoordcoupons, kregen steeds vaker gezelschap van mij. En ik gaf hen de opdracht om, als ik er niet was, elke groene envelop apart te houden.
Soms kreeg ik elke week een brief van haar, soms zaten er weken tussen. Op het moment van schrijven heb ik er achtenveertig.
Ik draag haar brieven altijd bij me, zelfs al ken ik ze intussen tot op de komma vanbuiten. Als er een nieuwe groene envelop op me ligt te wachten, ben ik drie dagen in een opperbest humeur. Ik heb mijn favoriete foto’s van haar laten opblazen tot posterformaat en in mijn kamer opgehangen, ter vervanging van mijn playboycenterfolds. Die allereerste, foto nummer zestien, zit in mijn portefeuille. De andere originelen zitten bij haar brieven.
De foto die bij nummer zeven zat, was ook bijzonder. Ze ligt op haar rug op een bleke plankenvloer, haar haren om haar hoofd uitgespreid, haar armen iets van zich af, handpalmen omlaag, vingers gespreid, linkerbeen opgetrokken en rechterbeen gestrekt. Haar hoofd is iets opzij gekanteld en ze kijkt omhoog naar de camera, met dat kleine lachje dat ik intussen zo goed ken verborgen onder haar lippen en een dromende blik in haar ogen. Het is één van de weinige foto’s waar ze volledig opstaat.
Waarom die foto zo bijzonder is? Omdat ze hem niet zelf kan hebben gemaakt. Meteen was ik laaiend jaloers op die fotograaf. Een vriendin, een zus, een vriendje? Ik weet dat ze een oudere zus heeft, Rue, ik weet dat haar beste vriendin Emily elke donderdag en zaterdag op bezoek komt, ik weet dat haar ex Damian heet... Elk van hen kan die foto gemaakt hebben. En ik niet.

Ik begon haar terug te schrijven. Niet echt natuurlijk, ik had geen retouradres. Ik schreef een antwoord op elke brief en bevestigde die met de paperclips aan elkaar. Mijn vrienden keken me steeds vaker meewarig aan, mijn broer maakte er zelfs ruzie over. Hij zei dat ik mezelf gek maakte, dat ik niet verliefd kon zijn op mijn brievenmeisje en dat ik normaal moest doen. Hij heeft makkelijk praten, hij heeft om de zoveel tijd een ander.
Dat is zo’n feit over mijn broer dat niemand weet. Hij is onze zanger, onze frontman, en iedereen denkt dat hij ofwel maagd ofwel homo is. En aangezien ik dit toch maar voor mezelf schrijf, mag het wel. Ik zou de slet zijn? Hij is gewoon beter in het verbergen. Om de zoveel tijd komt hij met een ander meisje thuis, soms voor een nacht, nooit voor langer dan een week. En als dat meisje daarna gaat verkondigen dat ze iets met hem heeft gehad, is er geen kat die het gelooft.
Bij mij is het net omgekeerd, ik zou in elke stad een meisje oppikken, terwijl ik al een jaar niemand meer gehad heb. Sinds ik Noa’s brieven lees, denk ik alleen maar aan haar. Onze reputaties gaan ons vooraf, neem ik aan.

In gedachten praat ik met haar. Ik speel met het idee van haar te laten opsporen via haar foto’s. Ik heb haar naam op mijn linkerenkel laten tatoeëren. Mijn broer verklaart me gek, iedereen verklaart me gek, maar ik ben gewoon verliefd.
Elke dag denk ik aan haar, ze zit in mijn hoofd en in mijn lijf. En zeg me niet dat dat niet kan omdat we elkaar nog nooit ontmoet hebben. Voor mijn gevoel ken ik Noa beter dan veel mensen die ik elke dag zie.
Ze weet niet dat ik haar brieven lees, daarmee opent ze iedere keer. Ze weet niet dat ik haar ken. Ze weet niet dat haar gezicht aan mijn muren hangt, zoals dat van mij aan die van haar. Ze weet niet dat ik over haar droom. Ze weet niet dat mijn hart verkrampt als ik plots weer besef dat het waarschijnlijk bij dromen zal blijven.
Ik weet niet wanneer het precies gebeurd is, maar Noa heeft me veranderd. Ik geloof voor de eerste keer in mijn leven in liefde, echte liefde. Ik kijk naar de lege plek in mijn tweepersoonsbed en beeld me in dat zij daar op een dag zal liggen. Mijn zonsopgang en mijn zonsondergang draaien om haar.

Ik wil het haar vertellen, ik wil zo graag met haar praten, haar mijn brieven geven, haar vertellen dat ik verliefd ben geworden op het meisje tussen de regels. En dan voel ik de tranen prikken, bittere tranen die niemand ooit zal zien, omdat ik weet dat ik spoken najaag. Als Noa niet door mij gevonden wil worden, mag ik dat dan aan haar opdringen? Misschien is deze vreemde droom wel wat zij wil, dit blinde eenrichtingsverkeer van woorden en liefde.
Ik ben voor haar wat zij voor mij is. Een foto aan de muur. Iemand die een ander leven leidt, iemand die zo onbereikbaar is dat je weet dat het stom is om ervan te houden.
Ik ben niet gek, ik ben een idioot. Noa zal nooit bij mij horen. Ze is te perfect. Ze blijft voor mij altijd een stem in mijn verbeelding en een gezicht op papier. En er zal een dag komen waarop er geen nieuwe brief meer volgt. Eens zal ik die laatste lichtgroene envelop in mijn handen houden. En zij? Zij zal liefde vinden bij iemand anders, en ze zal mij vergeten. Haar idool aan wie ze stapels brieven schreef, zonder te weten dat hij ze allemaal las. En daarom verliefd werd op haar.

Sheets of empty canvas, untouched sheets of clay
Were laid spread out before me as her body once did.
All five horizons revolved around her soul
As the earth to the sun
Now the air I tasted and breathed has taken a turn

Ooh, and all I taught her was everything
Ooh, I know she gave me all that she wore
And now my bitter hands chafe beneath the clouds
Of what was everything.
Oh, the pictures have all been washed in black, tattooed everything...

I take a walk outside
I'm surrounded by some kids at play
I can feel their laughter, so why do I sear?
Oh, and twisted thoughts that spin round my head
I'm spinning, oh, I'm spinning
How quick the sun can drop away

And now my bitter hands cradle broken glass
Of what was everything?
All the pictures have all been washed in black, tattooed everything...

I know someday you'll have a beautiful life,
I know you'll be a sun in somebody else's sky, but why
Why, why can't it be, can't it be mine


Reacties:

1 2 3

Scaramouche
Scaramouche zei op 3 juli 2009 - 22:48:
Dorien!

't Is GE-WEL-DIG.
Wauw.

Maar ik moet iest bekennen..
Ik hoopte stiekem op een happy end.

Knap werk! Like always. (:
Xx <3