Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Everything will be fine » 2.
Everything will be fine
2.
Badend in het zweet schrik ik wakker. “Verdomme!”¯ ik duw mijn lakens op de grond in stap uit bed. Stil loop ik naar de vensterbank. Alsof hij wist dat ik zou komen zie ik het gezicht van Gustav in het raam recht tegenover het mijne.
“Nachtmerrie?”¯
Ik knik terwijl ik mijn venster wat verder openschuif.
Ik vond het prettig een vriend als Gustav te hebben, iemand die precies wist wat er in me omging.
“Wanneer ga je het hem eindelijk vertellen?”¯
“Gustav, voor de zoveelste keer, er valt niets te vertellen!”¯
“Yaren, iedereen ziet het. Waarom geef je er gewoon niet aan toe?”¯
“Kunnen we het niet over iets anders hebben?”¯
Hij zucht alleen maar, “Wat zei je ma nog?”¯
“Ik weet het echt niet, mijn vader wil zijn werk niet opgeven, maar terug verhuizen zie ik echt niet zitten. Naar Duitsland komen was niet makkelijk, maar nu terug naar België...”¯
“Terug...”¯, zegt hij stil terwijl hij naar beneden kijkt.
“Alles wat me gelukkig maakt is hier, als ik daar ben wordt ik er terug mee geconfronteerd en heb ik niemand om op terug te vallen. Je moet me helpen.”¯
“Ik wil je niet kwijt…”¯
Er valt een ongemakkelijke stilte.
“Ga je mee?”¯ vraag ik met een zucht.
Zo gaat het altijd. ’s Nachts sluipen we weg om tot ’s morgens op straat te wandelen. We zien wel waar we uitkomen.
Hij knikt zachtjes. Ik draai me om en doe snel een pull en short aan. Ik klim behendig door mijn venster en spring voorzichtig naar beneden.
Zoals gewoonlijk lopen we richting het park. Het is een warme avond wat er voor zorgt dat we al snel neerzitten in het licht van de maan.
“Wat moet ik doen als je weg gaat?”¯ hij fluistert het zo stil, alsof hij het eigenlijk niet wil weten. Ik wil het zelf ook niet weten.
Wat moest ik nu in Godsnaam doen in het land dat me zoveel verdriet had gedaan? Ik wist dat ik alles terug zou zien, alles terug zou herinneren. Er aan denken alleen zorgt ervoor dat er een eenzame traan zich een weg baant naar beneden. Voorzichtig wrijft Gustav ze weg en trekt mij tegen zich aan.
“Ik wist wel dat jullie hier zouden zitten..”¯
Ik schrik als ik de stille stem van Bill hoor. Ik sta voorzichtig recht, hij weet wel waarom we hier zitten. Ook hij neemt mij nu voorzichtig in zijn armen. Het zou niet lang meer duren, vooraleer ik voorgoed afscheid van hun moest nemen.
Ik heb hun altijd laten uitschijnen dat er een kans bestaat dat mijn vader het aanbod zal afslaan, maar ik weet goed genoeg dat we gaan verhuizen.
De armen van Bill worden nu afgewisseld door die van Tom.
“Ik hou van je kleine.”¯ Hij fluistert het zo stil dat ik weet dat dit enkel voor mij bedoeld is. Ik weet dat hij het meent. Hoe kan ik nu vertrekken, ik wil het niet. Ik haat het om dit alles achter te laten.
“Ik hou ook van jou.”¯ Met een snik laat ik zachtjes mijn armen zakken.
Met z’n vieren gaan we tegen de immense beuk zitten, centraal van het park.
Ik leg mijn hoofd op Gustav’s schouders en neem het hand van Bill. Zo bleven we de hele nacht zitten. Pas als de zon weer opkomt maken we aanstalten om te vertrekken.
Zacht sluit Tom zijn hand rond de mijne en trekt me rustig recht. Ik kijk hem dankbaar aan.
Terwijl we naar huis wandelen heeft Tom mijn hand nog steeds vast. Hoe dichter we komen bij huis, hoe harder Tom in mijn hand knijpt.
“Ik wil niet dat je weg gaat.”¯
Dit was een van de gevoelige kanten van Tom, die hij enkel aan Bill en mij liet zien. Mijn hart breekt wanneer ik hoor hoe zijn stem lichtjes overslaat en er een kleine traan blinkt in zijn ooghoek.
Hij houdt me zacht tegen, de anderen lopen zonder iets te merken verder.
Zijn ogen volgen hun even en wanneer hij merkt dat ze ver genoeg zijn zet hij voorzichtig een stap dichter bij. De woorden van Gustav blijven door mijn hoofd spoken. Ik schud zachtjes mijn hoofd wanneer hij mijn beide handen vast neemt.
“Maak het niet moeilijker Tom.”¯ Ik hoor hoe mijn stem trilt en tranen banen zich nu een weg naar beneden.
“Zeg het me nu eerlijk Yaren, is er een kans dat je toch blijft?”¯ Ik schud nog steeds mijn hoofd en staar naar mijn schoenen. Hij weet evengoed als ik dat we afscheid moeten nemen. Ik begrijp best wel dat hij het uit mijn mond wil horen, maar ik kan het gewoon niet zeggen.
Voorzichtig tilt hij met zijn duim en wijsvinger mijn hoofd op. Ik durf hem niet eens aan te kijken. “Yaren, zeg het me.”¯ Zijn stem klinkt nu iets vaster en het lijkt alsof hij me wil verplichten om het te zeggen. Voorzichtig vinden mijn ogen de zijne. Tranen lopen nog steeds onafgebroken over mijn wangen, ik doe zelfs geen poging om ze weg te vegen. Een lichte zucht ontsnapt uit zijn mond. “Ga je ons vergeten?”¯ hij wil de waarheid, dat zie ik in zijn ogen. Ik schud mijn hoofd en knijp hard in zijn handen.
“Je weet dat ik jullie nooit zal vergeten… Tom, dat je dat zelfs maar durft denken. Jullie waren er voor me wanneer iedereen me had opgegeven. Niemand heeft ooit zo in me gelooft zoals jullie dat ooit hebben gedaan.”¯
Ik kan de opluchting in zijn ogen zien. Met een lichte kus op mijn voorhoofd laat hij mijn ene hand los en stappen we rustig verder.
De anderen staan intussen te wachten aan mijn huis. Bill bijt nerveus op zijn lip als mijn moeder met grote stappen buitenkomt. Dit is niet wat ik wou, een scène voor al mijn vrienden. Zonder een woord te zeggen loop ik haar voorbij en ga snel binnen.
Tot mijn verbazing is mijn vader niet gaan werken. Dit is niet goed. Het mag niet! Ik wil niet horen wat hij gaat vertellen. Mijn ogen glijden ontzet naar de kartonnen dozen in de hoek van de kamer. Hij slaat met zijn vlakke hand op de lege plaats naast hem in de zetel. Als versteend blijf ik in het deurgat staan. Ik weet dat hij gaat vertellen dat we vandaag of morgen terug vertrekken.
Boos loop ik hem voorbij en ren de trap op. Met een harde slag valt mijn deur dicht. Alles wat binnen handbereik staat moet eraan geloven.
Ik laat me op mijn bed vallen en staar naar het plafond. Het is beplakt met foto’s. Mijn ogen glijden over de beste momenten uit mijn leven. Elk van de foto’s had een uniek verhaal, een eigen verleden. Net als elk van ons. Ook al wist enkel Gustav mijn verleden, allemaal wisten ze dat ik niet ‘voor papa’s werk’ hierheen verhuist was.
Hij maakt me duidelijk dat hij op zijn vensterbank zit, hij weet wel dat ik er ben.
Voorzichtig zwaai ik mijn benen naar buiten.
“Ze gaan het doen hé?”¯, achter hem zie ik Bill en Tom zitten.
Allemaal kijken ze me vol ongeloof aan wanneer ik knik.
“De dozen staan beneden.”¯ Ik wil verder gaan maar ik kan niet.
Iets houdt me tegen, Gustav merkt het. Tom zit me steeds aan te kijken, alsof hij me iets wil duidelijk maken.
Een klopje op de deur doet me vermoeden dat mijn vader wil praten. Hij komt binnen en loopt op me af.
“Kan ik het uitleggen?”¯, zijn blik glijdt naar de jongens, waarmee hij me duidelijk maakt dat dit onder vier ogen moet gebeuren.
“Ja is goed.”¯ ik blijf zitten en kijk hem verwachtingsvol aan. Met een zucht gaat hij zitten op mijn bed en kijkt even rond hem. Hij weet hoeveel de jongens voor me betekenen.
Met een glimlach had ik hem verteld over de nieuwe buurjongen.
Terwijl ik verder loop staar ik verveeld voor me uit. Hier is werkelijk niets te beleven. In de 9 maanden dat ik hier woon heb ik misschien 2 vrienden gemaakt. Hun vrienden noemen was nog te veel gezegd. Bijna thuis zie ik een grote verhuiswagen staan. Zouden we dan toch nieuwe buren krijgen? Ik begin snel wat sneller te stappen en kijk met grote ogen toe hoe er een drumstel uit de vrachtwagen wordt geladen. Ik blijf even staan en schrik op als ik merk dat er iemand naast me komt staan.
“Best indrukwekkend niet?”¯
Hij doet zijn best om een gesprek aan te knopen met mij, maar hij ondervindt al snel dat ik niet de beste gesprekspersoon ben.
Zonder dat ik antwoord gaat hij rustig verder. Ik luister eigenlijk niet veel, maar een gevoel vertelt me dat ik zijn naam moet weten.
“... en daarom kom ik nu hier wonen.”¯
Ik kan aan zijn gezicht zien dat hij doorheeft dat ik niet heb geluisterd en lacht even.
“Gustav.”¯
Met een knipoog loopt hij naar de vrachtwagen en neemt een doos aan.
Verbaasd blijf ik staan. Ik haal mijn schouders op en loop naar binnen. Meteen naar mijn kamer.
“Ga je me stalken?”¯ ik schrik zelf van de hardheid in mijn stem wanneer ik de nieuwsgierige ogen van Gustav door de ruit zie.
Hij lacht geamuseerd. Iets aan hem zorgt ervoor dat ik me snel op mijn gemak voel. Maar daar zou ik niet snel aan toe geven.
De dagen daarna had Gustav de moed niet opgegeven. Elke dag had hij geprobeerd te praten met mij. Ook al had ik het niet laten merken, ik vond het wel interessant hoe hij zoveel interesse toonde in mij. Zonder echt te weten wie ik was.
lieff