Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Oude(re) SA's » Waar een ruzie op kan eindigen...
Oude(re) SA's
Waar een ruzie op kan eindigen...
Bill’s pov:
‘Je moet niet alles verdraaien in een interview!’ Zeg ik kwaad. ‘Dat doe ik niet!’ Zegt hij. ‘Dat doe je wel! Ik heb het net gehoord, de helft zuig je uit je duim!’ Zeg ik nog net niet schreeuwend. ‘Bill, wat haal je in je hoofd? Dat doe ik niet.’ Zegt hij. Ik kijk hem boos aan en draai me dan in een ruk om. Ik ga naar mijn eigen hotelkamer, hier heb ik niets meer te zoeken. Tom komt nog achter me aan, maar als ik mijn deur op slot gedraaid heb, komt hij er niet meer in. Hij probeert het waarschijnlijk alsnog open te krijgen, maar het gaat hem toch niet lukken. Ik ga op een van de stoelen zitten die in de kamer staan, en sluit voor even mijn ogen. Even alles op een rijtje zetten. Tom blijft tegen de deur bonzen. ‘Tom! Kap daar even mee!’ Roep ik naar hem. Nog even gaat hij door, maar hij lijkt zich ook te realiseren dat het niets helpt en houdt op.
Waarom moet Tom altijd weer van dit soort fratsen bedenken. Ik word het echt zat. Weet je, waarom trek ik me er eigenlijk wat van aan? Hij verzint het, en moet er verder mee doorgaan. Uiteindelijk zou hij het moeten opgeven. Hij zoekt het maar uit, ik help hem niet.
Ik besluit om naar buiten te gaan. Alleen maar binnen zitten gaat vervelen, nu kan ik me tenminste buiten vervelen, dat scheelt.
Juiliëtte’s pov:
Zouden er meer mensen zoals ik zijn? Zou ik ze ooit tegenkomen?
Je weet waarschijnlijk niet waar ik het over heb. Maar ik loop al mijn hele leven met dezelfde vraag rond. Ik ben dus een vampier. Telkens als ik in de buurt van gewone mensen kom, dan krijg ik trek, je weet waarschijnlijk wel waarin. Daarom probeer ik mensen zo veel mogelijk te ontlopen. Want stel dat ik ze bijt, is het niet gelijk gezegd dat zij ook vampier worden, het kan ook hun dood worden, en dat houd me tegen om te bijten. Ik wil geen moordenaar zijn.
Ineens merk ik dat er iemand in de buurt komt, iemand die mijn favoriete bloedsoort heeft. Ik moet hier weg! Ik zoek om me heen om de persoon te ontlopen, hij mag me niet zien. Ik kan nergens heen.
Bill’s pov:
De bries in mijn gezicht doet me goed. Ik voel me gelijk een stuk beter. Verderop zie ik een meisje staan. Ze is helemaal in het zwart gekleed, ze heeft halflang zwart haar. Even kijkt ze mijn kant op, snel zoekt ze ergens naar. Ik ga wel vragen of ik haar kan helpen, met zijn tweeën zie je meer dan in je eentje. Ik ga naar haar toe.
Juiliëttes pov:
‘Kan ik je helpen?’ Vraagt een vriendelijke stem. Ik schrik me kapot en draai me snel om. Daar zie een jongen staan. De jongen met het heerlijke bloed. Niet aan denken! ‘Eh… Nee, dat hoeft niet.’ Zeg ik snel. ‘Zeker weten? Ik dacht dat je misschien iets kwijt was. En met zijn tweeën zie je meer dan in je eentje.’ Zegt hij. Hoe kom ik van hem af?
Bill’s pov:
‘Sorry, moet gaan.’ Zegt ze ineens en gaat ervandoor. Wat had die nou? Ik zou het niet weten. Misschien kom ik haar nog eens tegen. Ik maak maar weer rechtsomkeer naar het hotel.
Daar aangekomen zitten Tom, Gustav en Georg zich te vervelen. ‘Hier valt zo te zien ook niet echt veel te beleven.’ Zeg ik. ‘Nee, niet echt.’ Zegt Gustav. ‘Man, ik wil ergens anders heen, ik verveel me kapot hier. Wat mij betreft doen we nog een paar extra interviews, maar dit is irritant.’ Zegt Tom uit frustratie. ‘Je overleeft het wel, Tom.’ Zeg ik lachend. Het hele gebeuren van daarnet is alweer vergeten. Tom en ik kunnen nooit echt lang boos op elkaar blijven.
De volgende ochtend word ik zoals gewoonlijk weer laat wakker. We zijn vandaag vrij. Yay, en dan zoeken ze natuurlijk zo’n plek uit waar niets te beleven valt. Ik hoor dat Tom ook wakker is. Ik kleed me maar aan. Als ik klaar ben ga ik bij Tom langs. Hij heeft zich wel aangekleed maar is weer op zijn bed gaan zitten. ‘Verveel je je een beetje?’ Zeg ik lachend en prik hem in zijn zij. ‘Ja, en dat moeten we de hele dag volhouden. Weet jij niets om te doen, behalve shoppen.’ Zegt hij met extra nadruk op behalve. ‘Nee, hier is alleen een parkje in de buurt waar ik gisteren was, maar verder houdt het op volgens mij.’ Zeg ik. ‘Oké, gaan we daar toch naartoe?’ Zegt Tom. Ik trek hem overeind en we gaan op pad.
Juliëtte’s pov:
Ik ben weer zoals gewoonlijk in het parkje te vinden. Ik zou mijn plekken waar ik me verstop beter moeten uitzoeken. Helemaal, nu ik weet dat die jongen van gisteren me ontdekt heeft. De meeste mensen gunnen me niet eens een blik, en hij spreekt me ineens aan. Ik weet wel dat het goed bedoeld was, maar het was zo moeilijk om het te weerstaan.
Ineens merk ik dat er weer iemand aankomt, toch niet weer die jongen? Maar nu is het sterker. Het zijn meer personen, met dezelfde bloedgroep. Als ik omkijk zie ik dat het die jongen van gisteren is, en hij heeft nog iemand bij zich. Gelukkig zijn ze in gesprek, misschien dat ik ze dan nog kan ontlopen. Maar dat bloed is zo heerlijk…Nee, niet aan denken, gewoon weg lopen. Ik loop richting een fonteintje. Ineens hoor ik die stem van die jongen achter me naar mij roepen. Geschrokken draai ik me om. De jongens komen naar me toe gerend. ‘Hoi, gisteren was je ook hier. Heb je al gevonden wat je kwijt was?’ Vraagt de jongen met het zwarte haar. ‘Ik…Eh… Ik was niets kwijt.’ Zeg ik. ‘Maar gisteren liep je iets te zoeken?’ Zegt hij. ‘Nee, ik liep niet te zoeken.’ Zeg ik. Ik wil weglopen maar dat zou nu heel raar zijn. ‘Oh, oké. Trouwens, ik ben Bill, en dit is Tom, mijn broer.’ Zegt hij. ‘Oké.’ Zeg ik. ‘En hoe heet jij?’ Vraagt Tom. ‘Juliëtte.’ Zeg ik. Wat moet ik nou met hun? Ze moeten weg, en dan bedoel ik niet uit de weg geruimd. ‘Ik moet gaan.’ Zeg ik. ‘Gisteren ook al. Wat is er met je?’ Vraagt Bill. ‘Geloof me, dat wil je niet weten. Als ik het zou zeggen zou je me waarschijnlijk aangeven bij de politie of iets dergelijks.’ Zeg ik. ‘Heb je iets gestolen?’ Vraagt Tom. ‘Nee.’ Zeg ik. ‘Dan hoeven we je toch niet aan te geven?’ Vraagt Bill. ‘Je zult het waarschijnlijk toch niet begrijpen.’ Zeg ik. Ik kijk om me heen voor een geschikte plaats om naartoe te gaan, mensen zien me namelijk niet goed als ik in schaduwen sta. ‘Je kunt het best vertellen. Soms is het beter.’ Zegt hij. ‘Doe jij dat ook?’ Vraag ik. ‘Nou, meestal wel, aan Tom. En andersom ook.’ Zegt hij. ‘Meestal? Dus niet altijd. Ik ben niet van plan om het te vertellen. Hoewel…’ Ik denk even na. ‘Hoewel wat?’ Vraagt Tom. ‘Ik weet zeker dat jullie me dan niet meer willen volgen, waarschijnlijk willen jullie me dan zo veel mogelijk ontlopen.’ Zeg ik. Ik loop weg, naar de schaduw van een grote boom. De jongens komen achter me aan. ‘Kan ik jullie vertrouwen? Vertellen jullie niets door?’ Vraag ik. ‘Je kunt ons voor 100 % vertrouwen.’ Zegt Bill. Tom knikt. ‘Oké, dan zal ik uitleggen waarom ik jullie zo veel mogelijk ontloop,’ Zeg ik. ‘Waarschijnlijk hebben jullie wel eens van die verzonnen verhaaltjes over vampieren gehoord?’ Vraag ik. De jongens knikken. ‘Daar is het antwoord. Zo, klaar.’ Zeg ik. ‘Je hebt niets verteld.’ Zegt Tom niet begrijpend. ‘Je snapt er echt niets van hè. Ik ben een vampier, zo ben ik nou eenmaal. Ik probeer jullie te ontlopen omdat jullie zo’n heerlijk bloed hebben. En…Ik wil gewoon niet bijten, maar weet je wel hoe moeilijk dat is? Helemaal als jullie telkens achter me aankomen. Die verleiding wordt alsmaar groter.’ Ratel ik achter elkaar. Tom staart me met open mond aan, en het lijkt eindelijk ook bij Bill door te dringen wat ik net zei. ‘Dus daarom moest je gisteren ineens weg?’ Vraagt hij. Ik knik. ‘Dus wij kunnen beter gaan volgens jou.’ Vraagt Tom. ‘Ja.’ Zeg ik zacht. ‘Zit er iets dwars?’ Vraagt Bill. ‘Er heeft nog nooit iemand iets om me gegeven. Jullie zijn de eerste die echt naar me luisteren, alle andere mensen zouden waarschijnlijk al lang weg gegaan zijn, of mij hebben opgesloten in een gekkenhuis.’ Zeg ik. ‘Dat is echt rot voor je.’ Zegt Bill. Ik knik. ‘Vind je het erg vervelend als we toch nog even blijven?’ Vraagt hij. Ik schud nee. Enerzijds vind ik het best lastig, omdat… Nouja, ik ben nou eenmaal zo. Je weet wel. En aan de andere kant vind ik het wel prettig, eindelijk iemand die om me geeft. Twee zelfs. We hangen nog wat rond in het park. Naar mate het donkerder wordt, hoe meer moeite ik moet doen om me in te houden. ‘Het is beter dat jullie nu gaan.’ Zeg ik. ‘En jij dan? Je zegt net dat je geen huis hebt.’ Zegt Bill. ‘Weet ik, heb ik ook niet. Maar jullie moeten gaan. Hoe meer het naar 12 uur ’s nachts gaat, hoe meer ik moeite moet doen om niets bij jullie te doen.’ Zeg ik. ‘Maar -’ Begint hij. ‘Ga nu. Ik red me wel.’ Zeg ik. ‘Bill, als ze zegt dat het anders te gevaarlijk voor ons wordt, moeten we dat geloven, zij weet er meer van dan wij.’ Zegt Tom. ‘Ik kom zo.’ Zegt Bill. ‘Ben je morgen weer hier?’ Vraagt hij. ‘Het is gevaarlijk.’ Piep ik. Ik houd het niet meer… Ik probeer me te verzetten, maar ik houd het niet meer. Voor ik het weet bijt ik Bill. Ik sluit mijn ogen, wacht… Dit mag niet! Hier mag ik niet van genieten! Ik laat los en sla mijn handen voor mijn mond. ‘Nee, ik wilde dit niet.’ Zeg ik. Ik zie dat Bill in elkaar zakt. Tranen staan in mijn ogen. Ik probeer Bill wakker te krijgen. Tom komt naar me toe gerent. ‘Je moet weg Tom. Ik zorg wel voor hem.’ Zeg ik snel. Hij knikt en gaat er vandoor.
Wat heb ik hem aangedaan. Het kan zo zijn dat Bill nu dood gaat, en dan is het mijn fout. Ik moet eerst zeker weten dat hij geen vampier is geworden, in dat geval kan het zo zijn dat hij niet vannacht, maar de volgende nacht pas wakker wordt. Ik blijf wakker tot in de vroege uurtjes. Dan pas val ik in slaap.
Als ik wakker word ben ik nog steeds in het park, ik realiseer me ineens weer waarom. Snel kijk ik hoe het met Bill is, maar er is na gisteravond niets veranderd. Ik voel aan zijn hand, die voelt koud aan, maar dat zegt niets. Ik heb ook altijd koude handen, dat hoort zo. Ineens hoor ik iemand mijn naam roepen, gezien niemand me hier kent kan het maar één iemand zijn; Tom. ‘Juliëtte? Waar ben je?’ Roept hij. Oja, ik zit in de schaduw, hij ziet me niet. ‘In de schaduw van de boom.’ Roep ik terug. Hij kijkt mijn kant op, maar lijkt me nog steeds niet te zien. Hij komt naar me toe. Pas als hij dichtbij is ziet hij me. ‘Hoe is het met Bill?’ Vraagt hij bezorgt. ‘Dat weet ik niet. Het kan zijn dat hij deze nacht wakker word als vampier, het kan ook zo zijn dat…’ Ik stop mijn zin. ‘Dat wat?’ Vraagt hij. ‘Dat hij nooit meer wakker wordt.’ Zeg ik zacht. Tom knikt langzaam. Ik zie zijn ogen glimmen. Ik hoop dat Bill vanavond wakker word, anders heb ik echt de ergste fout uit mijn leven gemaakt. Het is een tweeling! Die heb ik anders zomaar uit elkaar getrokken. Tranen gaan over mijn wangen. ‘Jij kunt er niets aan doen.’ Probeert Tom me te sussen. Hij legt mijn hoofd tegen zijn borst en wiegt me zacht heen en weer. ‘Het spijt me zo, dit was echt niet de bedoeling.’ Zeg ik huilend. ‘Weet ik.’ Zegt hij. We zeggen even niets en kijken alleen maar naar Bill.
’s Avonds gaat Tom pas weer weg. Ik smeek of Bill asjeblieft wakker word. Ik ga expres niet slapen, anders mis ik misschien enig teken dat hij nog leeft.
De uren verstrijken langzaam, maar er is geen enkel teken van Bill. Ik kan mezelf niet vergeven wat ik heb gedaan. Nu niet, morgen niet, nooit.
’s Middags komt Tom weer. ‘Is hij vannacht wakker geweest?’ Vraagt hij. Ik schud van nee. ‘Is het zo dat…’ Begint hij. Ik knik. Ik ben bang dat Bill overleden is. Het dringt langzaam tot Tom door, hij wil het niet geloven. Bij ons beiden staan de tranen in onze ogen. Hoe kon ik dan ook zo dom zijn om met mensen om te gaan? Ik had beter moeten weten. ‘Ik snap het als je me nu haat.’ Zeg ik zacht. ‘Dat doe ik niet. Maar… Ik kan het gewoon niet geloven.’ Zegt hij.
Die nacht zit ik weer alleen. Het stort regent, en af en toe komt er een regendruppel tussen de bladeren vandaan. Waarschijnlijk is Tom nu aan het slapen, of hij ligt in zijn bed te piekeren over zijn broertje, dat kan ook.
Wacht… Ik kan wel wat doen, ik weet alleen niet of het lukt, ik heb het namelijk nog nooit gedaan. Trillend zet ik mijn handen op Bill’s borst en sluit mijn ogen. Ik mompel wat zinnen in een taal die niemand meer gebruikt. Mijn handen worden warmer, het gaat lukken. Ik concentreer me beter. Mijn hele lichaam wordt gevuld met warmte. Ik voel wat bewegen onder mijn handen. Als ik mijn ogen open zie ik dat Bill’s borstkast weer op en neer gaat. Ik haal mijn handen weg. Langzaam opent Bill zijn ogen. ‘Wat is er gebeurt?’ Vraagt hij terwijl hij rechtop gaat zitten. ‘Ik heb niet veel tijd, maar ik zal het snel uitleggen.’ Zeg ik. Hij gaat rechtop zitten en knikt. ‘Kan je je nog herinneren dat je me tegen kwam? Je was samen met Tom.’ Zeg ik. ‘Ja, dat weet ik. Toen zei je dat we weg moesten. Maar daarna weet ik het niet meer.’ Zegt hij. ‘Daarna heb ik je gebeten. Het was helemaal niet de bedoeling. Maar…. Het gebeurde toch. Toen konden er twee dingen gebeuren. Of jij werd daarna weer wakker en werd vampier, of je zou dood gaan.’ Zeg ik. Bill knikt. ‘Het laatste is gebeurt.’ Zeg ik. ‘Huh? Maar, hoe kan ik dan met jou praten?’ Zegt hij niet begrijpend. ‘Dat ga ik je nu vertellen. Er is een heel oude spreuk, alleen voor vampiers. Weinig vampiers kennen de spreuk, of ze willen deze niet gebruiken. Het gevolg is namelijk dat jij nu weer je leventje kan leiden, maar daardoor overlijd ik. Dus daarom heb ik nu niet veel tijd meer. Zorg jij maar dat je bij Tom komt, hij is namelijk heel erg verdrietig om je. Dat is de reden waarom ik mezelf opoffer. Ik ben hier toch niet gewenst. Dus ga snel. Oké?’ Zeg ik. ‘Oké.’ Zegt hij. Ik sta op en ren snel weg van hem. Ik heb niet lang meer.
Tom’s pov:
Het is laat in de nacht. Ik lig wel in bed, maar ik kan niet slapen. Telkens moet ik aan Bill denken. Nu Bill niet meer bij me is, merk ik pas echt hoeveel ik hem nodig heb, en hoe veel ik van hem houd. Ik ga morgenochtend aan de jongens vertellen dat we Bill kwijt zijn. De tranen rollen over mijn wangen. In de kamer naast me hoor ik hoe Georg snurkgeluiden maakt. Aan de andere kant van mijn kamer is het helemaal stil, daar hoorde Bill nu te slapen. Er komen nog meer tranen. Ik hoor iemand de trap op lopen. Gustav was toch al naar bed gegaan? De deur van mijn kamer wordt open gedaan. Daar zie ik Bill staan. Ik kan mijn ogen niet geloven. Ik ga snel naar hem toe en omhels hem. Hij wrijft over mijn rug. ‘Ik heb je zo gemist.’ Zeg ik tussen de snikken door. Hij zegt niets. ‘Maar Juliëtte zij dat…’ Begin ik. ‘Weet ik. Ze heeft alles ook aan mij verteld en uitgelegd.’ Zegt hij. ‘Maar hoe kan het dat jij nu voor mijn neus staat?’ Vraag ik. Ik zie dat hij het er ook moeilijk mee heeft. Hij slikt even. ‘Er bestaat een spreuk, die alleen door vampiers wordt gebruikt. Dat heeft zij dus gedaan. Maar om dat te doen, moest ze zichzelf opofferen.’ Zegt hij. ‘Maar… Dan is zij nu dood?’ Vraag ik. Hij knikt. Dit is echt verwarrend. Ik druk me tegen Bill aan. Zijn kleren zijn nog nat van de regen, maar dat maakt mij niets uit, want onder die kleren zit mijn broertje die nog steeds leeft. Na een hele tijd laten we elkaar pas los. ‘Ik ga me even omkleden oké?’ Zegt Bill. Ik knik. Als hij weer terug komt vraag ik of hij vannacht bij mij wilt slapen. Hij knikt. Ik heb hem echt zo vreselijk gemist, ook al waren het maar 2 dagen. Het is toch stil zonder hem. Ik val in slaap tegen mijn broertje aan.
Als ik wakker word herinner ik me langzaam wat er vannacht gebeurd is. Ik laat Bill nog even slapen en ga me omkleden. Als ik terug kom is Bill ook wakker. ‘Good morning sunshine.’ Zeg ik lachend als ik Bill’s slaperige hoofd zie. ‘Grappig hoor.’ Zegt hij en wrijft in zijn ogen. Ook Bill gaat zich aankleden. Ik vraag me af waar Juliëtte is geëindigd. Bill zei dat ze weggerend was. Had ze een of andere plek waar ze naartoe moest?
Bill geeft me een tik tegen mijn hoofd. ‘Was dat nodig?’ Vraag ik. ‘Ja, je was even van de wereld.’ Zegt hij. ‘En daarom geef je me een tik?’ Vraag ik. ‘Ja. Waar zat je aan te denken?’ Vraagt hij terwijl hij met zijn borstel door zijn natte haren gaat. ‘Ik vroeg me af waar Juliëtte nu is.’ Zeg ik. Bill mikt zijn borstel in zijn tas, die er uiteindelijk naast beland. ‘Ik zou het ook niet weten.’ Zegt hij en slaat zijn ogen neer. Dan word er op de deur geklopt. Bill doet open. Ik kijk wie het is. ‘Juliëtte!’ Bill heeft mijn vraag al beantwoord. Ik spring op en ga naar haar toe. ‘Hey jongens. Heb ik jullie laten schrikken.’ Vraagt ze lachend. ‘Maar jij… En Bill… Ik snap er niets meer van.’ Zeg ik. ‘Hahaha… Snap ik. Het zit zo, zoals je waarschijnlijk van Bill hebt gehoord ben ik weggerend naar een geheime plaats. Waar die is kan ik jullie niet vertellen, jullie kunnen er trouwens ook niet komen. Maar in ieder geval. Elke minderjarige vampier wordt in de gaten gehouden, dus diegene die mij zegmaar volgt heeft gezien wat ik deed, en dus ook dat ik mezelf opofferde voor Bill. Dat vond ze heel goed van me, en als beloning mocht ik terug hier naartoe. Ik heb zegmaar een tweede kans gekregen.’ Vertelt ze blij. ‘Maar je bent nog steeds vampier?’ Vraagt Bill. ‘Ja, eens een vampier altijd een vampier hè,’ Lacht ze. ‘Maar je bent toch niet bang voor me? Door mijn mega domme actie. Of wel?’ Vraagt ze snel. ‘Nee, wie kan er nou bang zijn voor jou?’ Zegt Bill en slaat een arm om haar heen. ‘Hé, nu word ik jaloers, ik wil ook een stukje.’ Zeg ik lachend, en sla mijn arm ook om haar heen. ‘Broers… Wat moet je ermee aan?’ Zegt ze lachend. ‘Pas op hè, je bent in de minderheid.’ Lach ik. Ze steekt haar tong uit naar me. ‘Maarre… Heb je er nou ineens geen last meer van dat je ons bloed o zo lekker vind?’ Vraag ik. ‘Natuurlijk wel. Maar nu is het wat minder dan ’s avonds. En om 12 uur ’s nachts moeten jullie echt bij me uit de buurt blijven, maar dat heb je wel gemerkt.’ Zegt ze. ‘Jammer, dan zou een nachtje logeren dus niet kunnen.’ Zegt Bill. ‘Jawel, maar je zou me moeten opsluiten. Of in ieder geval zorgen dat ik op geen ene manier bij jullie kan komen.’ Legt ze lachend uit. ‘Dat is eigenlijk best irritant. Waar zouden wij je nou moeten opsluiten?’ Zeg ik. ‘Weet ik veel.’ Zegt ze. ‘Wij zitten hier namelijk nog een paar dagen, en er is hier zo weinig te beleven, vandaar.’ Zeg ik. ‘Aha. Nou, hier zijn genoeg kamers die je op slot kunt draaien.’ Zegt ze. ‘Zullen we het eens doen? Of heb je daar geen zin in?’ Vraagt Bill. ‘Natuurlijk heb ik er zin in. Eindelijk heb ik eens goede vrienden.’ Zegt ze blij. ‘Over vrienden gesproken, we moeten Georg en Gustav dan nog wel even inlichten.’ Zeg ik. ‘Oja, bijna vergeten. Zullen we dat maar gelijk doen?’ Vraagt Bill. ‘Oké.’ Zeggen Juliëtte en ik in koor.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.