Hoofdcategorieën
Home » Overige » Tears on my guitar » Deel 25: Terug thuis
Tears on my guitar
Deel 25: Terug thuis
De rest van de dag brengen we door zoals de vorige. Gek doen op strand, wandelen op de dijk, zonnen en voor Tayana en mij een laatste keer door de winkelstraat lopen in de hoop de perfecte schoenen te vinden.
Michael had gezegd dat we om zes uur uit het huisje moesten, maar doordat onze trein in Oostende al vertrekt op kwart over zes moeten we dus al eerder vertrekken. Ik vind het spijtig dat we alweer naar huis moeten. Ik heb me hier rot geamuseerd, ik heb Niel, Tayana en Lukas beter leren kennen en ik ben helemaal tot rust gekomen, maar ergens wil ik ook weer naar huis. Aan heel dit weekendje ontbrak maar één ding: Max. Maar ik wil ook weer naar huis om te kunnen beginnen met ‘werken’. Met het beginnen van de opnames van onze eerste single en hopelijk snel al ons eerste album. Ik weet dat het hard werken zal zijn, maar nu zie ik het nog eerder als een avontuur, als mijn droom die uitkomt en daar heb ik wel wat voor over.
‘Iedereen klaar?’ roept de stem van Niel van beneden. Ik prop nog de laatste spulletjes in mijn koffer terwijl Tayana hetzelfde doet. Lukas en Niel waren natuurlijk veel sneller klaar als wij en ze pesten ons daar maar al te graag mee.
‘We komen, we komen!’roep ik terug. Wanneer Tayana en ik met pak en zak in de living aankomen, staan de jongens verveeld tegen de muur geleund.
‘Hoe komt dat jullie er toch zo lang over doen om je klaar te maken?’ vraagt Lukas nieuwsgierig. Ik zucht, jongens zullen ons nooit begrijpen. ‘Ik dacht dat het alleen zo lang duurde wanneer jullie uitgaan.’
‘Als we uitgaan, willen we er op ons extra goed uitzien. Nu moesten we onze koffers maken én er goed uitzien, dus we hadden dubbel werk,’ legt Tayana hem uit alsof hij een kleuter van drie is.
‘Ah. Zo zit dat,’ antwoordt hij sarcastisch. Hij kijkt naar Niel die met zijn ogen rolt. De jongens zullen wel met ons moeten leren leven, net zoals wij ook met hen leren leven.
We volgen hetzelfde patroon als twee dagen geleden, maar dan omgekeerd. Eerst wandelen we voor een laatste keer over de dijk, daarna zoeken we een plaatsje op de overvolle tram om uiteindelijk in Oostende de trein op de stappen.
Onze treinreis verloopt voornamelijk in stilte. Ik heb er geen idee van wat de anderen denken, maar ik ben doodmoe. Mijn overvloed aan energie die ik dit weekend had, is plots helemaal op. Ik leg mijn hoofd tegen het koude raam en sluit mijn ogen. De stemmen van de andere passagiers worden waziger in mijn hoofd, het geluid van de trein die over de rails rijdt ebt ook al weg, maar in slaap vallen doe ik niet. Daar zit ik niet comfortabel genoeg voor. Het glas is koel en verfrissend, maar niet zo zacht als een kussen.
‘Fi,’ zegt een stem ‘Fi, we zijn er.’ Ik open mijn ogen en zie Tayana voor me staan. ‘Sorry dat ik je moest wakker maken.’ Ik sliep niet, maar ik zat in een of andere dimensie in mijn eigen hoofd. Net tussen slapen en wakker zijn, eerder waken. Ik had het kleine gesprekje tussen mijn vrienden gevolgd, ik had de conducteur de namen van de steden horen afroepen, maar alles leek nu nog maar wazig. De tijd was bovendien sneller gegaan in mijn waaktoestand en dat was een voordeel.
‘Het geeft niet,’ zeg ik om niet te moeten vertellen dat ik eigenlijk wel half wakker was. Het leunen tegen het raam en even mijn ogen sluiten heeft me niet wakkerder gemaakt. Ik voel me een soort zombie en wil niets liever als meteen mijn bed, mijn eigen bed, in kruipen.
Ik zwijg, maar terwijl de Lukas en Tayana een gesprekje beginnen, zoeken we onze weg door het station. Ik geeuw wanneer we buiten komen en voel een hand op mijn schouder.
‘Kruip jij maar meteen in je bedje,’ geeft Niel me als raad mee en die raad ga ik zeker opvolgen. Het is schattig hoe hij soms echt voor ons zorgt. Hij zal altijd de eerste zijn die klaar staat wanneer je met een probleem zit en dat apprecieer ik echt aan hem. Hij is een geweldige vriend. Er worden knuffels uitgewisseld en daarna nemen we afscheid, alleszins tot morgen, want dan verwacht Michael ons alweer in de studio. We moeten elkaar dus niet lang missen.
Zwaar beladen wil ik naar de bushalte stappen, maar besef dat ik echt te moe ben om nog een half uur op de bus te wachten. Ik haal mijn gsm uit mijn broekzak en bel papa. Die is meteen blij omdat ik terug thuis ben en staat tien minuten later voor me met de auto.
‘En, heb je je geamuseerd?’ vraagt hij wanneer we vertrekken. Ik knik.
‘Maar kunnen we daar morgen vroeg praten. Dan vertel ik alles, maar nu ben ik moe.’
‘Oké, schat.’ Daarna is het stil. Papa begrijpt dat ik nu helemaal geen zin heb om te praten, maar ik ben één ding vergeten. Met een kreuntje haal ik mijn gsm voor een tweede keer uit mijn zak en bel Max.
‘Hej, Max. Ik ben thuis, of toch bijna we rijden nu de straat in.’
‘Oh, super! Mag ik nog langskomen?’ vraagt hij enthousiast. Een enthousiasme dat ik ook zou voelen als ik niet zo moe was. Ik wil hem wel zien, maar het niet de energie om zo vrolijk te zijn. Mijn blijheid is gewoon een beetje gedempt door de slaap.
‘Ja, als je het niet erg vind dat ik een lijkje ben en niet veel zal praten.’
‘Geen probleem, ik heb je al erger gezien. Tot zo.’
We rijden de oprit op. Papa helpt me met mijn bagage naar binnen te sleuren en nog geen drie minuten later klopt Max al op de achterdeur.
‘Fi!’ roept hij blij.
‘Max!’ roep ik iets minder luid, maar wel blij. Ik probeer de slaap weg te dringen en zoek het allerlaatste beetje energie op. Max komt naar me toe en knuffelt me bijna plat. Ik leg mijn hoofd even te rusten op zijn borst en ruik de geur van zijn deodorant. Een frisse en mannelijke geur die ik gemist heb.
‘Ik heb je gemist,’ fluister ik.
‘Idem hier.’
‘Kom we gaan naar mijn kamer, dan kan ik liggen.’
‘Fi, als je even zegt welke kleren vuil zijn, zal ik ze in de wasmachine steken,’ zegt papa.
‘Wel eigenlijk bijna alles.’ Ik rist mijn reiszak open en gooi alle vuile kleren op de grond. Mijn hoop vuil was neemt papa aan en wandelt ermee naar de garage.
‘Bedankt, pap.’ Ik hoor hem nog iets mompelen, maar ben al te ver op de trap met Max achter me om dat te kunnen verstaan.
Ik open mijn kamerdeur en kijk mijn kamer rond, ze ligt er nog steeds bij zoals ik ze heb achtergelaten, maar het riekt hier maar muffig. Ik loop naar mijn raam en zet het meteen wijd open. Daarna laat ik me languit vallen op mijn bed. Ik rol even op en neem mijn kussen vast in mijn armen, geen enkel bed ligt beter als het mijne. Ik schuif een beetje op naar de muur toe zodat Max erbij kan komen liggen. Hij begrijpt de hint en komt naast mij liggen.
‘Hoe gaat het met je arm?’ vraag ik.
‘Beter, nog een weekje en dan mag de gips eraf.’
‘Goed en sorry. Ik ben nu echt te moe om het hele verhaal te doen. Ik zal gewoon even zeggen dat het fantastisch was, maar vermoeiend.’
‘En je moet morgen alweer naar de studio?’ Ik knik. ‘Fi, je bent doodmoe. Ik denk dat ik beter weer vertrek zodat je kan slapen.’ Hij wil opstaan, maar ik hou hem tegen.
‘Nee, blijf,’ fluister ik. Het is niet omdat ik niet actief kan zijn, dat ik niet kan genieten van Max’ aanwezigheid. Ik schuif op en leg mijn hoofd tegen zijn schouder. ‘De zee was mooier,’ zeg ik met een klein lachje. Ik hoor hoe Max ook even lacht.
‘Zo plots?’
‘Ja, het was gewoon fijner om daar te zijn en daardoor leek de zee ook meer uitnodigend.’
‘Wel, ik ben blij dat je ervan genoten hebt.’
‘Volgende keer mag je mee,’ beloof ik hem.
‘Nee, bedankt. Met die Lukas zeker?’
‘Lukas valt best wel mee, eens je hem leert kennen,’ verdedig ik mijn nieuwe vriend.
‘Ga je zijn kant kiezen?’
‘Nee. Ga jij jaloers worden?’ ik plaag hem graag, maar weet dat hij echt wel een beetje jaloers is. Ergens vind ik dat wel leuk.
‘Zou je echt niet rusten? Je krijgt waanideeën.’
‘Nog niet.’ Een tijd liggen we in stilte naast elkaar. Ik luister naar de vogels buiten, naar het geluid van onze ademhalingen die hetzelfde ritme hebben. Ik wil mijn ogen toe doen, maar weet dat ik nu dan wel in slaap zou vallen. Ik wil het nog heel even volhouden, nog heel even van dit moment met mijn beste vriend genieten. Om mezelf te weerhouden aan de drang naar slaap, staar ik dan maar wat naar mijn plafond.
‘Je gaat in slaap vallen,’ fluister Max na een tijdje en inderdaad mijn oogleden waren aan het toevallen.
‘Nee, ik wil niet.’ Vecht ik ertegen.
‘Je moet, want morgen heb je waarschijnlijk weer heel wat te doen. Komaan doe je ogen toe, ik zal hier blijven tot je slaapt.’ Dat doet me een beetje beter voelen en ik sluit mijn ogen. ‘Zal ik een slaapliedje zingen?’ lacht Max, maar ik ben nog wakker genoeg om nee te schudden. Max’ zangtalent is zeer beperkt en zou me niet in slaap kunnen wiegen, alles behalve.
In plaats daarvan voel ik hoe hij mijn rechterhand pakt en zachtjes over de rug ervan begint te wrijven met zijn duim. Het kleine gebaar voelt goed en ik ga me nog meer ontspannen. Ik probeer nog bij bewustzijn te blijven, Max adem te blijven horen en zijn zachte aanraking te blijven voelen, maar nu is de slaap sterker. Ik besef dat ik er al veel te lang tegen gevochten heb en laat me meedrijven.
Die nacht zijn mijn dromen zoeter dan ze voor een hele tijd geweest zijn. ’s Morgens kan ik mijn droom niet samenvatten, hij bestond vooral uit aparte stukjes. Fijne momenten. Alleen maar rozengeur en maneschijn, letterlijk. Ik droomde over weiden vol bloemen, de warme zon op mijn huid, het geruis van de zee, muziek die zich in mijn hoofd afspeelde zoals op een platenspeler, maar vooral droomde ik over kleuren. Nog nooit waren mijn dromen zo kleurrijk geweest. Elke bloem had haar eigen felle kleur, zelfs de muziek in mijn hoofd was kleurrijk. Op het laatste was dat het enige wat ik nog zag. Warme kleuren zoals rood en bordeaux met een beetje bruin ertussen dansten voor mijn ogen terwijl ik me vanbinnen fantastisch voelde. Er was niets belangrijker op dat moment dan die kleuren. Naar het einde toe vervaagden ze, ze werden samengedreven en vormden een schim die me deed denken aan mijn nachtmerrie van aan zee. De schim was zwart, maar de bruine ogen kan ik me nog goed herinneren, het zijn de bruine ogen die ik het liefst zo dicht mogelijk bij me heb.
Ik open mijn ogen met de herinnering aan mijn droom nog steeds vers in mijn geheugen. Ik ben er nog steeds verward door. Ik staar naar het plafond en schrik plots als ik besef dat ik niet alleen in bed lig. Wanneer ik recht spring zie ik dat het Max maar is. Meteen ben ik weer kalm. Ik vraag me af waarom Max hier nog ligt, misschien was het nog te laat om naar huis te gaan gisterenavond. Ik heb nog steeds mijn kleren van gisteren aan, maar het deken heb ik, of Max, toch over me getrokken.
Plots voel ik me vuil, ik wil uit deze kleren en in de douche. Ik kruip over Max heen zonder moeite te doen om stil te zijn, hij wordt toch niet wakker, en zoek kleren in mijn kast. Zijn kleren liggen op mijn vloer, hij zal het te warm hebben gehad en slaapt waarschijnlijk in zijn boxershort.
Met propere kleren loop ik naar de badkamer voor een douche. Normaal ga ik eerst eten, maar ik snak echt naar een verfrissende douche. Ik doe mijn vuile kleren in de was en ga onder de straal water staan. De druppeltjes glijden langs mijn lichaam terwijl ik van het gevoel geniet.
Mijn momentje van rust wordt bruusk verstoord door luid geklop op de badkamer deur.
‘Goeie morgen Fi!’ roept Max van op de gang. Ik had hem blijkbaar toch wakker gemaakt. Ik roep goedemorgen terug en kom uit de douche om me af te drogen. Ik ben uitgeslapen, fris gewassen en voel me op en top.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.