Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Stand alones » Werkelijkheid

Stand alones

21 aug 2009 - 14:14

1635

0

300



Werkelijkheid

Met een mojito in mijn handen stond ik te leunen tegen de ijzeren hekken. Naast me stond Joyce een ijsblokje op te zuigen. We waren zo’n dikke vijf meter van het podium verwijdert. Wij hoorden niet bij alle schreeuwende en springende meisjes die helemaal vooraan tegen het podium geplakt stonden. Wij hadden genoeg aan het zien van de band van op deze afstand.
Ze waren ondertussen aan hun tweede liedje begonnen terwijl ik niet op en neer sprong zoals de hyperactieve meisjes, maar met mijn lichaam mee bewoog op de muziek en het refrein meezong nadat ik het één keer had gehoord.
Dit was de eerste keer dat ik deze band live hoorde. Één liedje van hen kende ik al door het op de radio gehoord te hebben, maar daar bleef het ook bij. Geen andere song kwam me bekend voor, maar na een refrein één keer gehoord te hebben kon ik dat al meezingen.
Het is vreemd hoe deze band me aansprak. Ze zongen in het Nederlands en normaal luister ik niet naar Nederlandse muziek, maar hun muziek was anders. Er zaten gevoelens in, een verhaal en toch een beat waarop je kon meewiegen met het ritme.
Ik zoog nog een keer aan het rietje en gaf de beker door aan mijn vriendin die die gretig aannam. Mijn ogen bleven op de zanger gericht. Hij stond op dezelfde lijn als ik en ik kon hem recht aankijken zonder mijn hoofd te moeten draaien. En dat was ook wat ik deed, hem recht aankijken. Ik had geen oog meer voor iemand anders. Alleen hij leek nog belangrijk. Ik moest toegeven dat hij er goed uitzag, echt waar. Zijn blonde haar stond alle kanten uit en hij was verdomd sexy terwijl hij daar zong en gitaar speelde. Maar ik begreep niet wat die jongen met mij deed.
Ik had voor deze avond nog nooit van hem gehoord, ik wist zelfs zijn naam niet. Hoe kon hij dan deze aantrekkingskracht op me hebben. Ik wou niets liever dan dat hij me ook zou aankijken. Dat we in elkaars ogen konden staren en verdrinken in de diepte ervan.
Maar dat was nu het probleem, ik had al een hele tijd het gevoel dat dat was wat we deden. Ik had het gevoel dat ik in zijn ogen keek en hij terug keek, dat hij alleen even zijn blik afwendde naar de andere kant van het publiek om beleefd te zijn en daarna zijn aandacht weer op mij richtte. Maar ik was niet naïef, ik wist dat wanneer je van een podium naar een menigte kijkt het voor het publiek zo lijkt dat je elk van hen apart aankijkt. En ik stond daar nu net in het midden tussen al het volk, het kon gewoon niet anders dat het voor mij zo voelde alsof hij mij, mij precies aankeek en niemand anders.
Ik zuchtte in stilte en nam de beker met alcohol weer over.
‘Ze zijn echt wel goed, he,’ riep Joyce in mijn oor. Ik knikte alleen maar even zonder mijn hoofd te draaien. Hij was veel interessanter om naar te kijken.
‘Het is donker aan het worden, mensen!’ riep hij plots en richtte zijn blik op de hemel. Ik volgde zijn voorbeeld en keek omhoog. Het was nog niet donker, maar het begon te schemeren, mijn favoriete moment van de dag. Het moment waarop normaal gezien alles in rust begint te vervallen. Maar niet voor mij, toch niet vandaag.
De band ging verder met het spelen van een volgend nummer terwijl de meisjes op de eerste rij uit hun dak gingen. Maar de zanger keek over hen heen naar mij, dat is toch wat ik dacht, wat ik hoopte. Ik hoorde hun muziek, ik hoorde zijn stem door mijn hoofden echoën, maar mijn verstand was teveel bezig met het piekeren en dromen over de toekomst om te kunnen luisteren naar de exacte woorden die hij met zoveel gevoel zong.
Ik ben altijd een dromertje geweest. Mijn hoofd zat altijd teveel in de wolken in plaats van hier op aarde in de realiteit. En daar zat mijn hoofd die avond ook. Niet op de grond waar mijn voeten me hielden, maar ergens hoger tussen de donzige wolken en de melodieën van de muziek. In mijn hoofd fantaseerde ik over hem, over hoe hij zou zijn, over wat voor een persoon hij zou zijn. Ik kon hem zien in mijn gedachten. Ik kon zelfs mezelf naast hem fantaseren onze handen in elkaar verstrengeld, maar ik duwde die gedachte weer weg. Dromen en fantasieën zijn mooi, maar niet echt.
Waarom moest ik nu echt een zwak hebben voor muzikanten, en dan vooral voor deze muzikant? Wat had hij meer dan alle andere gitaristen en zangers? Kon ik niet gewoon één keer naar een optreden komen en genieten van de muziek, me amuseren zonder helemaal afgeleid te worden door mijn hormonen?
Wel, niemand had ooit gezegd dat het leven makkelijk was en dat liefde altijd eerlijk is.
Een bekend deuntje haalde me uit mijn dagdroom en gepieker. Het was hun liedje dat ik kende van op de radio. Ik deed mijn best om mijn gedachten deze keer hier in de realiteit te houden door hele het lied mee te zingen nu ik de tekst kende. Het meezingen was misschien toch niet zo’n goed idee geweest, want nu hoorde ik de tekst ook. Ik hoorde hoe elke zin klopte met de situatie waar ik me in bevond, ik hoorde hoe ik wou dat het lied ook werkelijkheid werd. Hoe ik hoopte dat de zinnen en muziek tot leven zouden komen en mijn sprookje werkelijkheid zouden maken.
Natuurlijk was ik dus weer afgeleid, maar ik had genoeg concentratie om mee te zingen en naar de zanger te staren. Het lied kwam bijna op zijn einde en ik zag hoe de rechterarm van mijn zanger zijn gitaar losliet. Hij bracht zijn arm gestrekt voor zich en wees naar het publiek. Nee niet naar het publiek, naar mij.
‘Hij wijst naar mij!’ lachte Joyce naar mij.
‘Nee naar mij!’ was mijn lachend antwoord, maar we zouden nooit weten naar wie hij nu echt wees. Misschien wel naar één of ander blond vriendinnetje van hem dat hier ergens tussen de mensen stond of gewoon naar iedereen te samen, alleen hij wist het echt.
De laatste noten werden gespeeld en ik werd wakker uit mijn droom. De waas voor mijn ogen verdween toen ook hij van het podium stapte.
‘Naar de oude markt nu?’ vroeg Joyce. Ik knikte en volgde haar.
‘Kunnen we niet langs deze kant gaan?’ vroeg ik plots toen ik een sprankje hoop zag. Normaal zouden we van dit plein wegwandelen, maar als we het straatje rechts achteraan in sloegen, kwamen we voorbij de achterkant van het podium. De kans dat ik hem nog zou zien was miniem, maar proberen kon geen kwaad.
‘Ja, we zien wel waar we uitkomen,’ antwoordde ze en draaide zich om naar het straatje.
We wandelden op een rustig tempo en al babbelend verder, maar ik kon niet anders dan mijn hoofd een paar keer draaien om naar het podium te kijken. Natuurlijk was alles afgeschermd met doeken en hekken en kon ik juist niets zien. Mijn hoop was op en ik schoof al mijn gedachten, mijn fantasieën over hem naar een klein hoekje in mijn hoofd en concentreerde me op ons gesprek.
‘HEJ! STOP!’ hoorde ik een stem van achter ons roepen.
Verbaasd deden we wat de stem ons vroeg en draaide ons om. Mijn hart sprong bijna uit mijn borstkas en mijn adem stokte even toen hij plots hijgend van het rennen voor me stond.
‘Ik was je aan de andere kant aan het zoeken. Ik had niet gedacht dat je langs deze kant weg zou gaan,’ legde hij uit. Het duurde even voordat ik weer normaal kon ademen, maar mijn stem had ik zo snel nog niet gevonden. Hij stond amper een meter bij me vandaan en keek nu echt recht in mijn ogen. Ik kon zien hoe ze blauw waren als de zee, ik kon zien dat ik er echt in kon verdrinken en het niet eens erg zou vinden om niet meer boven water te komen.
‘Ik wees naar je…’ zei hij toen iets meer verlegen.
Ik had gelijk. Hij had naar me gewezen, hij had mij echt gezien tussen al die anderen.
‘Ik keek naar je…’ vulde hij aan.
Ik was me bewust van Joyce die met open mond naast me stond, maar was te verlamd om daar iets aan te doen.
‘Ik ben Tomas.’ Zijn stem klonk zelfs zonder te zingen als een belletje in mijn oren. Zo mooi, zo zo … en natuurlijk noemde hij Tomas. Het was de naam die bij hem paste als geen andere, vreemd dat ik er zelf niet opgekomen was.
‘Mag ik jouw naam ook weten?’ vroeg hij deze keer aarzelend alsof hij bang was dat ik hem mijn naam niet zou zeggen. Ik wou hem zeggen, maar moest nog even naar mijn stem zoeken. Er verscheen een verlegen lachje om zijn mond en ik voelde hoe mijn lichaam al zijn functies terug vond. Het bloed stroomde iets sneller door mijn aderen door mijn sneller kloppend hart met als gevolg dat er blosjes op mijn wangen kwamen.
‘Lena.’ Mijn stem klonk niet vast, maar ik had tenminste weer mijn stem.
Er verscheen opnieuw een lach op Tomas’ gezicht. Deze keer geen verlegen lachje, maar een lach van opluchting en blijdschap. Zijn blauwe ogen lachte mee en ik kon niet anders dan zelf terug lachen. Plots viel alles op zijn plaats. Hij. Ik. Wij. Hier.
Ik had geluk. Heel soms komen dromen toch uit, heel soms worden fantasieën werkelijkheid.



Dit is het laatste liedje dat de band zingt: Anders van Andes :
http://www.youtube.com/watch?v=pFEBdkmMV8U


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.