Hoofdcategorieën
Home » Overige » Lost in Neverland » 12.1. Bound by Blood
Lost in Neverland
12.1. Bound by Blood
Satti
De geur van zweet, bloed en metaal overheerst alles. Ik beweeg voorzichtig mijn tenen in de aangestampte aarde, rek mijn schouders, draai mijn dolken tussen mijn vingers om mijn tegenstander te intimideren. De breedgeschouderde, gespierde kerel torent boven me uit en grijnst zijn gele tanden bloot. Zijn anderhalf zwaard, een wapen dat zowel met één als met twee handen kan worden gehanteerd, heeft een venijnige glans.
Zonder waarschuwing schiet hij uit de startblokken. Ik stap uit de baan van zijn rechtstreekse aanval, haal zelf uit naar zijn maag en mis met een centimeter. Hij wervelt rond, zijn zwaard komt nu recht naar beneden, een houw die mijn schedel in tweeën kan klieven. Ik vang het lemmet op met de greep van mijn dolk, de schok zendt een trilling door de botten van mijn onderarm. Een mens zou bezwijken onder zo’n klap, maar ik ben een nachtwezen en ik kan wat hebben.
Verdedigen wordt saai na een tijd. Ik word onvoorzichtig, haal sneller en vaker uit en dwing mijn tegenstander van pure verbazing achteruit. Het frustreert hem zichtbaar, niet enkel omdat ik veel kleiner en jonger ben, maar vooral omdat ik een meisje ben. Een nederlaag tegen mij betekent een vreselijke schande.
Hij zwaait zijn zwaard woest in het rond, probeert me achteruit te dwingen door zijn reikwijdte. Daar maakt hij de cruciale fout, een gat in zijn dekking. Ik duik onder het vliegende staal door en begraaf mijn elleboog in zijn ribben, haal tegelijk met één van mijn dolken uit naar zijn zwaardarm.
Ik tref huid, een ondiepe wond maar pijnlijk genoeg om hem te ontwapenen. Hij valt achterover en ik duik bovenop hem, forceer hem ruggelings op de grond en plaats beide lemmeten tegen zijn keel.
‘Zeg het,’ grom ik.
‘Al goed, ik geef me over!’
Applaus van de zijkant van de ring. Ik sta grijnzend op en help Holgan overeind. De enorme vampier kijkt gekwetst om zijn pak rammel, maar daar is geen reden toe. Ik ben klein, en een meisje, en op de koop toe één van de jongste vampiers in de Hallen, maar ik ben getraind door de beste. Vancha March. Hij is hier, bij wijze van hoge uitzondering. Er moet altijd minstens één Prins buiten de Hallen blijven, maar zolang ik in training ben heeft hij het op een akkoordje gegooid met Mika, een andere Prins. Mijn groenharige meester staat me bijgevolg met zijn gebruikelijke grofgebektheid toe te juichen.
‘Prachtig, kleine! En Holgan, til er niet te zwaar aan, je bent de vierde die ze vandaag bij zijn kloten heeft.’ Holgan, die zijn verwondingen zit te genezen met het heilzame speeksel van de vampiers, trekt stiekem een gezicht maar schudt me toch grijnzend de hand.
‘Goed gevochten, Satti. Maar de volgende keer zal ik helaas mijn eer beter moeten verdedigen. Bestel maar al een brancard.’
‘Die uitnodiging neem ik graag aan,’ antwoord ik droog, veeg mijn haar achterover en kruip onder de touwen door naar Vancha toe.
‘Wat mij betreft ben jij klaar voor de Proeven,’ zegt hij en slaat een arm om mijn schouder. ‘Jij wordt binnen de komende zes maand Generaal, dat zweer ik op alle goden. Ik heb nog nooit iemand zien evolueren als jij, behalve misschien...’
‘Satti!’
‘Mira!’
‘Inderdaad, die,’ meesmuilt Vancha als de zwartharige Prins-in-opleiding veel te enthousiast op mijn rug springt. Dan herinnert ze zich haar plaats, strijkt haar mantel glad en maakt een officiële buiging naar Vancha en mij.
‘Heer March, juffrouw Bell,’ zegt ze ernstig.
‘Arrow is niet in de buurt, laat die act maar achterwege,’ grinnikt Vancha.
‘Fijn. Vancha, mag ik Satti even lenen?’
‘Je mag haar houden,’ plaagt hij en geeft me een mep tegen mijn achterhoofd. ‘Als ik haar nog veel laat sparren, heeft ze tegen de ochtend de halve Berg een pak slaag gegeven en zit de andere helft te wachten tot ze slaapt om wraak te nemen.’
‘Dat zie ik als een compliment,’ mompel ik en sla een arm om Mira’s schouders.
‘En probeer om voor één keer uit de problemen te blijven!’ brult hij me na.
‘Ik ben jouw leerling, weet je nog?’ roep ik grijnzend terug. ‘Problemen vormen een deel van mijn opleiding!’
Mira en ik gaan zoals steeds rondhangen in de Hal van de Laatste Reis. De meeste vampiers vermijden deze naargeestige plek, maar voor twee tieners zoals wij, ergens halverwege tussen hun leven als zorgeloze mensenkinderen en hun positie in de gelederen van de nachtwezens, is dit de gedroomde setting voor dagelijks kattenkwaad.
We halen niet echt dingen uit. Ik ben in opleiding om Generaal te worden en Mira is bijna een Prins, dus we moeten op zijn minst doen alsof we ons gedragen. Maar niemand kan ons verhinderen stiekem naar de Wachters van het Bloed te gaan gluren, verlaten tunnels naar buiten te verkennen, stukken van de vampiergeschiedenis na te spelen op de oevers van de rivier, of gewoon steentjes in het koude water te keilen en elkaar de daver op het lijf jagen met gruwelverhalen over de Hal.
Vroeger werden overleden vampiers in het water van deze rivier begraven. De lichamen werden door razende bergtunnels naar buiten gespoeld, waar ze weer deel werden van de wilde natuur waaruit we afstammen. Ons bloed en organen zijn giftig, dus die worden verwijderd door de Wachters. En eenmaal aangespoeld op de sneeuwvlaktes rond de berg, ruimen de wolven de restjes op. Ironisch, aangezien vampiers volgens de legendes van wolven afstammen.
‘Wanneer is jouw installatie gepland?’ vraag ik.
‘Volgende maand,’ antwoordt Mira en mikt een handvol kiezels in de stroom. ‘Vreemd eigenlijk. Door de oorlog rekruteren zowel de vampiers als de vampanezen aan een veel hoger tempo, en zijn ze constant op zoek naar goede leidersfiguren om de gevallen krijgers te vervangen. Dat is waarom Arrow mij bloed heeft gegeven.’ Ze kijkt peinzend naar de littekens op haar vingertoppen, de merktekens van vampiers en vampanezen, het bewijs van de bloedtransfusie die ons een deel maakte van onze respectievelijke Familie van de Nacht. ‘Mijn hele opleiding heeft naar dit punt toegewerkt. En nu het er eindelijk is, weet ik niet of ik er klaar voor ben. Arrow denkt van wel, maar...’
‘Stil eens,’ onderbreek ik haar.
‘Wat?’
‘Ruik jij niks?’
Ze snuift diep, en haar pupillen vernauwen. Zonder geluid komen we overeind en volgen onze neus. Onder het lopen glippen de heften van mijn messen in mijn handen, Mira sluit haar vingers om haar zwaard.
Bij een ondiepe, donkere spelonk wordt de geur sterker, en ik weet nu zeker dat ik het bij het rechte eind heb. Mira knikt, en tegelijk stoten we onze wapens blind naar voren in de rotsspleet. Ik raak stof, maar geen lichaam. Een stem vloekt, en een lichaam worstelt zich langs ons heen. Mira dreunt er met haar schouder tegenaan, en met z’n tweeën houden we de ongelukkige tegen de met kiezels bezaaide ondergrond gedrukt. Ik zwaai het haar uit mijn gezicht, en kijk zoals verwacht in de rode ogen van een vampanees.
Reacties:
Er zit een gat in mijn cultuur. Toet toet.
Ik heb het dus ook niet gelezen, even dat je het weet.
Maar zodra ik Darren Shan gevonden heb in de lokale bibliotheek, dan zal ik het lezen en een fatsoenlijke reactie zetten.
I love you <3
Ik denk dat iedereen een gapend gat heeft :']
Maare.. volgens mij kom ik daar aan zetten
En koelie, ik heb rode ogen !
Muhahaha.
Maar oké. Ook al volg ik het nog niet echt, het is wel vet goed beschreven!
De vechtscène tussen Satti en Holgan zag ik op mijn toetsenboord bewegen. Twee kleine figuurtjes die om elkaar heen dansen met zwaarden.
Het verbaasd me nog steeds hoe jij zo iets moeilijks zo makkelijk kan neerzetten.
Ik ben trots op je <33