Hoofdcategorieėn
Home » Twilight » Het verhaal van Bree » Hoofdstuk 6
Het verhaal van Bree
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6:
De steentjes knerpte zachtjes onder mijn schoenen toen ik het laatste stuk met mijn fiest aan mijn hand liep. Dit deel van woonwijk was oud en vervallen en het stonk er naar verrot eten en urine. Dit was de plek waar Maureen en ik graag spoten. Met een snelle pas liep ik langs alle zijstraatjes en steegjes zonder ze een blik waardig te keuren. Je wist nooit wat zich daar schuil hield. Mijn eind doel was in het parkje aan de rand van de wijk. Eigenlijk mocht het de naam van park niet dragen.
Een paar knoestige bomen hielden aan de rand de wacht, maar de meesten stonden scheef of toonde tekenen van ziekte. Het kleine meertje in het midden van het park was vervuild en stonk. Overdag waagde geen eend zich op het water en het gerucht ging dat de geest van de tiener die er was verdronken daarvoor zorgde. Ik geloofde weinig van die verhalen. Maar in het donker zag het er toch wel sinister en griezelig uit. Naast het meer stond een een oud verroeste speeltuin. Hij werd geteisterd door vandalisme en de jongeren waren systematisch te werk gegaan. De wip was lelijk beklad met grafiti en er had zelfs iemand geprobeert de zittinkjes te smelten door er een aansteker bij te houden. Van de drie schommels die ooit aan de roestige stelling had gehangen was er nog maar één over en die hing troosteloos wiegend in de windstille nacht alsof er net een duwtje tegen was gegeven.
Ik kreeg kippenvel toen ik dat zag en keek snel een andere kant op. Daardoor botse ik tegen een witte bank waarop een bordje stond met ‘pas geverft’ terwijl de bank helemaal droog was. Naast de bank hing een een kapotte prullenbak waar waarschijnlijk rotjes in waren gestopt, te oordelen aan het grote gat in de onderkant van de bak en aan de zwart geblakerde binnenkant.
Lang keek ik niet naar alle verwoesting die er in het duister bijna angstaanjagend uitzag. Ik liep vlug door naar het einde van het park waar een klein elektriciteitshuisje stond.
De plek hadden Maureen en ik ongeveer een jaar geleden per toeval gevonden. We waren van plan geweest en andere route naar het centrum van Seatle te nemen maar waren natuurlijk helemaal verdwaald. Toen waren we dit park maar binnen gegaan om ons brood op te eten. Het was Maureen geweest die het kleine gebouwtje iets van het pad af had gevonden. Allereerst had ik niet begrepen wat er zo bijzonder aan was, tot ze op het feit had gewezen dat dit dé perfecte grafiti plek was. Dat was een iets wat alleen Maureen kon zien en nadat ik wat beter keek zag ik dat ze gelijk had. Ik had wel vaker elektriciteitshuisjes gezien in onze buurt maar die waren dan allemaal al helemaal vol geklat met grafiti. Deze vertoonde ook enige sporen maar dat was maar heel weinig en twee hele zijkanten waren nog helemaal leeg.
Diezelfde nacht waren we weer op pad gegaan met onze spuit bussen en hadden we een van de twee lege kanten helemaal vol gespoten met hun nieuwe grafiti namen: Sunset en Sunrise.
Mijn gedachten werden ruw weer naar het hier en nu gehaald toen ik iets zag bewegen in de bosjes vliegends vlug draaide ik me om en speurde de omgeving af. Een paar minuten bleef ik staan maar ik zag niets meer bewegen en mijn verstand kwam tot de conclusie dat het waarschijnlijk en kat of vogel zou zijn geweest dus draaide ik weer terug. Maar het gevoel dat er zich iets veel gevaarlijkers zich in de bosjes schuil hield bleef hangen.
De spuitbussen siste toen ik ze op de zijkant van het huisje richte. Ik was begonnen met een rode onderlaag voor de halve zon. Daaroverheen zou ik oranje en geel gebruiken om het meer realisme te geven.
Het geluid van zachte voetstappen deden me omkijken. Ik spitste mijn oren om te kijken of ik het nog eens hoorde maar de nacht was doodsstil. Langzaam draaide ik mijn hoofd weer en ging verder met de grafiti tekening. Met vaste hand spoot ik een roze rand om de blauwe vlakken. Langzaam ontstond Maureens grafiti naam: Sunrise, in de kleuren van de zonsopkomst.
Een tijd later stond onder onder sunrise in het marineblauw met donker paars mijn naam: Sunset. Met een lichte kleur maakte ik kleine sterren op onze namen toen ik plots weer iets hoorde.
Het geluid van iets dat wegschiet, zachtjes krakende bladeren…
Een naar gevoel bekroop me. Ik was er honderd procent zeker van dat ik hier weg moest. Nu meteen.
Mijn spuitbussen waren al in mijn rugtas gepropt en ik had me al half omgedraait toen ik plots en hand op mijn schouder voelde. Hij leek wel bevroren, ik voelde hoe de kou door mijn jasje heen op mijn huid kroop en ik rilde. Iets in me zei dat dit niet de politie kon zijn die me had betrapt op spuiten. In mijn eerste schrik had ik mijn ogen stijf dicht geknepen en ik was te bang om ze open te doen. Een ijskoude adem blies in mijn gezicht. Hij rook tot mijn verbazing heerlijk, naar iets bloemigs of fruitigs. Ik merkte dat ik van top tot teen trilde. Nog nooit in mijn leven was ik zo bang geweest.
“Hallo, en wie ben jij?”¯ Een fluweel zachte stem mompelde de woorden zachtjes in mijn oor. Het was de mooiste stem die ik ooit had gehoord.
Langzaam hief ik mijn oogleden op en keek recht in twee bloedrode ogen. Een ijselijke gil weerklonk door de stille nacht toen ik het gezicht zag dat mij glimlachend aankeek. Direct daarna zorgde een harde klap tegen mijn hoofd ervoor dat alles zwart werd voor mijn ogen.
Snel verder<33