Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Oude sa's » Vergessene Kinder

Oude sa's

13 juli 2010 - 16:21

1983

0

199



Vergessene Kinder

Zoals gewoonlijk een gewone, normale dag. Maar niet voor mij. Niemand die me ziet staan. Ik ben eenzaam en verloren. Uit de wereld verbannen. Lijk net onzichtbaar geboren, want iedereen negeerd me.

Ik loop mijn huis uit. Ik heb niets bij me. Ik kijk rond en het lijkt net alsof de straten kerkhoven worden. Ik kijk naar het papiertje in mijn hand. Ik heb daar al mijn verdriet opgeschreven. Ik zucht en begin te lopen. Nu voel ik pas hoe koud de nacht is. “Nou en, wie koud lijdt is zwak.”ť Denk ik bij mezelf. Ik laat het papiertje vallen op de sneeuw. Ik heb er zo veel achtergelaten maar niemand zal ze toch tellen. En om zoeken geeft men niet, helemaal niet. Alles moet anders zijn. Ik ging rechtop staan, ren de straat uit en laat me struikelen om opgevangen te worden door de sneeuw. Ik begin te huilen. Ik zie ineens al mijn dromen vervagen die ik altijd heb gedroomd. Alle dromen worden verstikt. Nooit zal ik begrijpen hoe de mensen die ik ken me zien, hoe ze zich voelen, hoe ze zien, hoe ze zullen leven, zonder mij. Ik sta op en veeg mijn tranen van mijn gezicht af. En ik begin weer te rennen. Eindeloos.

Ik zie aan een bord dat ik net Nederland in ben gegaan. Ben ik al zo ver? Vraag ik mezelf steeds af bij het volgende bord waar een straatnaam op staat. Ik zie een station en stap erop af. Ik leg wat geld op een balie en vraag een ticket voor een paar haltes. Ik krijg het kaartje bijna in mijn gezicht gedrukt en kijk dan vragend naar de mevrouw. Ze kijk me boos en verveeld aan. Ik loop maar snel weg, ik vind haar maar eng. Ik stap in bij de eerst volgende trein. Ik loop naar een goed comfortabele bank en ga daarop zitten.
Ik ben nu al 2 uur onderweg en heb nog niets gezegt tegen wie dan ook. Ik kijk de heletijd naar beneden en probeer een filmpje van geluk te zien in mijzelf, wat maar niet lukken wil. Op een gegeven moment loopt er een meisje langs die voor me blijf staan. Na een minuut begin ik een beetje geïrriteerd te worden. “Ga weg, je kent me toch niet”ť Zeg ik in mijn hoofd om te hopen dat ze me niet zal herkennen. Ik kijk maar omhoog, en zie ineens een mooie meisje. Haar donkerblonde haren los met een beetje slag van tot haar stuitje, een lang zwart-rode jurk dat een kleine sluier heeft en dan haar hemelse gezicht. Ze leek net een engel. Ze kijkt me maar aan met grote ogen. ‘Ik weet wie je ben, maar wat doe jij hier?’ Zegt ze en kijkt me met tranen gevulde ogen. ‘Eindelijk iemand die me kent.’ Zeg ik zachtjes en buig mijn gezicht naar beneden. Ik voel hoe tranen mijn zicht wazig maken en mijn schouders laten schokken. Ik wou mijn tranen inhouden, maar liet ze maar lopen. ‘Ogen zonder geluk.’ Zegt ze ineens en legt haar rechterhand op de linkerkant van mijn gezicht. Ik voel hoe rustig en voorzichtig ze mijn hoofd richting haar blik duwde, dat ze wil dat ik haar aankijk. Ik vermeid het en sluit mijn ogen. Mijn schouders beginnen erger te schokken en ik ruk me los. Ik draai me om en sla mijn handen voor mijn gezicht. Ik voel hoe ze voor me gaat zitten en me op haar schoot legt. Ze drukt me stevig tegen haar aan en wiegt rustig heen en weer. Ik werd snel rustig. Ik heb mijn ogen nog steeds gesloten, en voelt haar vingers van haar linkerhand mijn linkerhand strelen. Dan verstrengelt ze onze vingers met elkaar. ‘Rustig maar, alles komt hopelijk goed. Ik blijf bij je als je wilt.’ Fluistert ze in mijn oor en geef me een kus op mijn voorhoofd. Ik durf haar nog steeds niet aan te kijken. ‘Je laat me aan iemand denken, iemand van vroeger.’ Zeg ik ineens zonder controle in mijn lichaam. ‘Dat kan,’zegt ze zachtjes, legt haar hoofd op de mijne en er volgt een lange stilte,‘De sporen van je afwezigheid is gewist, niemand heeft ze gezien.’ Ik knikte en liet een trillerige zucht mijn lichaam verlaten. Ze voelt zo betrouwbaar, zo lief, zo aardig. Ik kijk haar na 10 minuten aan en geef haar een kusje op haar mond. Met een fijn gevoel val ik gelijk in slaap.

Het is alweer s’avonds en we zijn samen naar een plek gelopen. Het was eigenlijk niet zo lang lopen vanaf het station. We lopen een gebouw binnen en we gaan allemaal trappetjes naar beneden. Ineens stopt ze en pakt ze mijn hand. ‘Niet bang zijn.’ Zegt ze als ze merkt dat ik een beetje in paniek raak. Ze draait zich om richting mij en ze neemt me in haar armen. Ik loop daarna met haar door een deur en we komen in een ruimte waarin veel kinderen zitten. ‘Hier zijn kinderen die zijn weggelopen of het huis uit zijn gestuurd.’ Zegt ze zachtjes. Ik knik en we gaan op een oude bank zitten. Allemaal kinderen, namen onbekend, net als wij thuis, maar dan hier. Allemaal vergeten, maar ze lachen. Ik voel me raar. Ik heb paniek voor het licht, voor elk gezicht. Erge angst is wat ik heb. ‘Hoe heet je eigenlijk? Je ziet er zo bekend uit.’ Vraag ik weer met een trillende stem, na een minuut zwijgen. ‘Emily.’ Antwoord ze. Ik schik me dood. ‘Emily Marf?’ Vraag ik met grote ogen. Als ze knikt, weet ik dat ik gek aan het worden ben. ‘Je bent toch al sinds mijn 13e dood?!’ Vroeg ik doodsangstig. ‘Ja, maar ik zorg voor deze kinderen, diegene van wie ik hou, voor wie ik wil zorgen. Maar dat zal niet lang meer duren, tijd heelt niet, dus ben ik niet meer zo lang nog nodig. Ik heb je hier gebracht zodat je eten en onderdak heb, waar je geliefd kan worden en waar je met de andere kan praten. Gewoon waar je een 2e kans kan krijgen.’ Antwoordde ze en heeft een glimlach op haar gezicht. ‘Waarom lach je dan?’ Vraag ik. ‘Gewoon. Ik ben toch niet meer belangrijk, heb schuld die niemand raakt. Zoals mijn ma altijd zegt, bij de eerste schreeuw verkleumt. Nu snap ik pas wat ze bedoelt.’ Antwoord ze. Tranen vullen mijn ogen weer en ik word een beetje boos. ‘Je bent wel belangrijk.’ Zeg ik een klein beetje geïrriteerd, maar ook weer bang. ‘Waarom?’ Vraagt ze en vol verbazing krijg ze een innerlijke kus van me. We scheiden onze lippen van elkaar en kijken elkaar aan. Ik leg mijn rechterhand op haar linkerwang en kust haar nog een keer. Ze kust terug. Ik let niet op de kinderen in de ruimte die ons allemaal aanstaren. Ik voel hoe een traan van Emily over haar wang glijdt en zich laat uitspatten op mijn rechterhand. We scheiden onze lippen weer van elkaar en ze kijkt een beetje naar beneden met rode wangen. ‘Omdat ik nog na al die jaren van je houdt,”ť zeg ik en veeg zó snel elke traan dat van mijn wang afglijdt met de rug van mijn linkerhand weg dat alles eromheen een beetje rood word,‘Zelfs gisteren heb ik nog om je gehuild. Ik kon gewoon niet meer zonder jou. Nu nog steeds niet. Ik kan gewoon niet zeggen hoeveel ik van je houd.’ Ik krijg ook rode wangen en kijk haar aan. ‘Dat geldt ook voor mij. Ik voel gewoon erg veel voor jou, maar kon je niet meer vinden.’ Zegt ze terug en trekt haar benen naar zich toe. ‘Je kunt dan toch niet gewoon weg gaan? Ik heb je nodig. Wij hebben jóu nodig?!’ ‘Ik heb geen keuze meer. Ik kan niet langer meer in deze wereld leven. Ik kon maar een kleine tijd hier zijn. Ik kan niet meer.’ Zegt ze bang en haar stem klinkt trillerig. Haar toestand verslechtert ineens. Ze zakt in elkaar en valt met haar rug op mijn schoot en ik vang haar hoofd zo snel mogelijk op, anders was ze met haar hoofd op een uitstekende scherpe stuk gekomen. Ze kijkt me aan met half dichtgeknepen ogen. ‘De tijd is gekomen voor mij om te gaan.’ Zegt Emily en sloot haar ogen. ‘Neee?! Je mag niet gaan!’ Roep ik bang. Ik til haar op en geef haar een zoen. Ze kust me gelukkig terug. “Ik wil niet dat je gaat, alsjeblieft”ťdenk ik bij mezelf. Ineens voel ik haar tong mijn tong strelen. “Ik weet het schat. Maar alles komt goed”ť Hoor ik ineens in mezelf. Ineens valt haar hoofd naar achteren en word ze helemaal slap. Ze vervaagd langzaam en ineens is ze verdwenen. Ik schreeuw zo hard ik kan en sta op. ‘Waarom?!’ Roep ik door heel de ruimte. ‘Is ze weg?!’ Vroeg ineens een klein meisje. ‘Ja.’ Antwoord ik zachtjes en de ruimte vervult zich met huilende kinderen en bange stemmen. Ik stort in elkaar en het word zwart voor mijn ogen.
Ik ren de ruimte uit en ren alle trappen op. Ik kom buiten en rende zo ver ik kon naar een meer dat is bedekt met zacht maar erg koude sneeuw. Ik voel niets, geen kou, geen natheid. Maar pijn. Erge pijn.

Het is 5 dagen geleden nadat Emily weg is gegaan uit mijn leven. Na elke minuut werd de pijn erger, nu nog steeds. Ik heb de 5 dagen geslapen. Ik had slaappillen gevonden en elke keer dat ik wakker werd nam ik er weer een. Vanochtend ben ik erachter gekomen dat ze op zijn, net zoals mijn hart, mijn ziel, mijn lichaam. Ik voel me steeds moeier en dunner worden. Ik voel de sneeuw langzaam neerdalen op mijn lichaam. Ik heb een versleten broek en van mijn t-shirt is er niets meer over. Nog steeds voel ik pijn, maar is ondertussen hevig gestegen. Weer begin ik te huilen.
‘Kom me halen! Asjeblieft?!’ Roep ik zo hard ik kan richting de lucht in de hoop dat Emily me kan horen. Ik voel me slap worden en val in de sneeuw. ‘Al-sje-bliehieft?!’ Roep ik weer erg hard. Langzaam begin ik minder adem te halen zonder dat ik het merk. Ik voel hoe mijn benen niet meer reageren op wat ik wil. ‘Ik kan het niet meer aan. Ik kan niet zonder jou?! Ik kan niet meer, net zoals jou! Kom me halen, IK HOU VAN JE!?!?’roep ik zo hard dat mijn stem schor begint te worden en het lijk net alsof iemand me vast houdt, terwijl ik niemand zie. ‘Niemand houd toch van me, ik ben niets meer. Ik hoef niet meer te leven, want niemand vind dat erg. Ik ben onzichtbaar genoeg. Het is nu nog zwaarder sinds jij weg ben?! Haal me op, want dan is mijn hart en ziel weer gevuld met liefde. De liefde voor jou. Mij maakt het niets meer uit wat er met me gebeurt, als ik maar bij jou ben. Ik wil je weer zien, ik mis je. Er gaat helemaal niets meer boven jou. Hoewel je me beneden niet meer vind, zoek me... Alsjeblieft. De zon komt niet meer op hier. Boven wel. Alsjeblieft, kom.’ De rest van mijn lichaam begint nu ook steeds zwaarder te worden en het reageert gewoon niet meer. Ik begin steeds minder adem te halen. Ik adem niet meer. Ik probeer het niet eens meer. Ik kreeg een glimlach en mijn pijn verminderde. Het werd rustig wat warmer om me heen. Ineens voel ik niets meer, alleen Emily. Ik kan mijn ogen niet meer openen. Ik blaas mijn laatste adem uit en alles werd slap. Ik ben dood, niets kan het meer veranderen, niemand. Ik ben bij Emily. Ze heeft me gehoord en meegenomen. Mijn geest verlaat mijn lichaam zodat ik bij mijn liefde ben. Verder heb ik niet meer nodig. Ik ben gelukkig nu.
Ik ben weggerend. Eindeloos weggerend.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.