Hoofdcategorieën
Home » Overige » Oneshots » I'm walking till the break of dawn
Oneshots
I'm walking till the break of dawn
Het was nacht, pikdonkere nacht. De mist kolkte door de straten. De maan was vol, al kon je hem nauwelijks zien. De straten waren verlaten, op mij na. Ik liep maar en ik liep, geen idee waar naartoe. Mijn benen leidden me. Weg. Weg van hier. Weg van het verleden.
‘Wat moet je?’ was het eerste wat ze tegen me had gezegd. ‘Sorry,’ had ik gepreveld, en ik had verder gelopen. Ze had me omgedraaid aan mijn schouder en me woest aangekeken. ‘Kijk de volgende keer uit waar je loopt, doos. Je loopt me niet zomaar omver,’ zei ze op kille toon. Ik had de moed niet gehad om spreken.
Had ik de moed maar gehad. Dan was het allemaal niet gebeurd. Dan was ik nu nog vrolijk, had ik al mijn vriendinnen nog gehad. Dan had ik hier niet gelopen. Dan lag ik nu thuis in mijn veilige, warme bedje. Nu liep ik hier, door de kille, donkere straten. De straten, die haar persoonlijkheid weerspiegelden. Kil en koud, donker en triest.
‘Jij gaat nu met me mee. We gaan dit samen even oplossen.’ Ik had een iets dapperdere bui gehad, en haar tegengesproken. Daar was ze overduidelijk niet blij mee geweest. Ik snapte ook niet waarom ze nu mij telkens moest hebben. Er waren hordes andere mensen. Maar telkens wist ze mij ertussenuit te pikken.
Ik had het gevoel dat ik in rondjes liep. Cirkelde in grote cirkels, niet verder weg kwam, en ook niet dichterbij. Ik had geen plek om naartoe te gaan, slechts een plek van slechte herinneringen, waar ik nooit meer terug wilde komen. Ik wilde haar nooit meer zien. Hoe had ze me zo kunnen behandelen? Waarom had ze het gedaan? Ik had zoveel vragen, weinig antwoorden. En de vragen zouden nooit meer beantwoord worden. Ik ging weg.
Haar priemende ogen keken dwars door me heen. ‘Lieg niet!’ zei ze. Ik had niet gelogen. Toch dacht ze op de een of andere manier van wel. Misschien omdat haar hele leven bestond uit een web van leugens, en omdat ze zich er te diep had ingewikkeld dat ze er nu niet meer uit kon komen. Ze was de zwarte weduwe van haar web, maar had de controle verloren. Ik had haar willen helpen, maar dat had ze me niet in dank afgenomen. In plaats daarvan had ze me meegenomen in dat labyrint van haar, dat verraderlijke labyrint.
En nu was ik bezig uit dat labyrint te komen. Ik liep weg voor haar weg, maar ik ging nergens heen. Ik werd steeds wanhopiger, bang dat ik er nooit meer uit zou komen. Dat ik er te diep in verwikkeld zat, dat ze me niet los zou laten en dat ze me weer zou weten te vinden. Ik moest zo ver mogelijk weg. Ik werd moe, maar ik had niet langer het idee dat ik in rondjes liep. Ik had het idee dat ik eindelijk, na zo’n lange tijd, bevrijd werd uit het web van leugens.
Ze had me misbruikt. Mijn hulp in armen genomen, me uitgebuit. Ze had gedaan wat zij wilde, niet wat ik wilde. Ik dacht dat ik haar ermee hielp, maar het maakte haar niet beter, en het maakte mij alleen maar slechter. En nog had ik het allemaal niet doorgehad. Tot vannacht. Vannacht was ik begonnen met ontsnappen.
De eerste glinsteringen van de zon verschenen aan de horizon. Ik glimlachte. De zon gaf me weer hoop. Ik voelde me beter dan ik me in tijden had gevoeld. De mist verdween uit de straten, en het werd weer helderder. De straten werden lichter en de aarde warmde op. Plotseling bleef ik stil staan. Aan het einde van de straat stond een silhouet. Het silhouet van de Zwarte Weduwe.
Maar ik vond hem zeker niet slecht!