Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Happily Never After » Hoofdstuk 2
Happily Never After
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
19 nov 2008 - 22:06
Aantal woorden:
968
Aantal reacties:
1
Aantal keer gelezen:
260
Hoofdstuk 2
Bill pakt Yati's hand vast. “Yati, kom terug, alsjeblieft. Ik zie je graag. Ik weet niet of je mij hoort, maar je moet weten dat ik er altijd voor jou zal zijn.”¯ “En ik ook.”¯ Shit, dat was eruit voor ik het besefte. Slim, Tom, heel slim. Maar als ik zie dat Bill naar mij glimlacht, voel ik me al terug op mij gemak. “En Tom ook”¯, zegt hij tegen Yati. Plots hoor ik de deur open gaan. Ik kijk achter mij en zie dat het de ouders van Yati zijn. Ze zeggen vriendelijk goededag en dus zeggen wij vriendelijk iets terug. Het heeft wel even geduurd vooraleer ze Bill 'vriendelijk' vonden. Ze hadden het er nogal moeilijk mee dat hij drie jaar ouder is dan Yati. Wat is nu drie jaar? Niks! En dat hij een rare stijl heeft en beroemd is, was ook niet het beste om hen te overtuigen hoeveel Bill van Yati houdt en omgekeerd. Uiteindelijk hebben ze wel ingezien dat Bill geen 'slechte bedoelingen' had met Yati. Hoe konden ze dat ooit denken? Bill is de onschuldigheid zelve. En waarom zit ik hem eigenlijk te verdedigen? Omdat hij mijn broer is. Maar hij is ook degene die mij heel hard gekwetst heeft. Ja, maar dat deed hij onbewust. Zou ik mijn hersenen op pauze kunnen zetten, zodat ik stop met denken? Het zou wel handig zijn...Ik doe een teken naar Bill dat we hen beter even alleen kunnen laten met Yati. Hij heeft mij duidelijk begrepen, want plots staat hij recht. “We zullen jullie alleen laten met Yati”¯, zegt hij zo vriendelijk mogelijk. Yati's moeder knikt om aan te tonen dat ze het apprecïeert. En dus lopen wij naar de deur.
YATI
Een deur. Ja, ik denk dat ik net een deur hoorde. Maar ik ben niet zeker… Schuifelen, fluisteren, gesnik. Iemand pakt mijn hand, het voelt heel warm aan. Heb ik het zo koud dan? Ik voel het niet. Ik voel bijna niets meer. Behalve pijn, dat voel ik heel duidelijk. Pijn. “Waarom nou jij, liefje. Wat heb jij de wereld misdaan?”¯ Er huilt iemand, schijnbaar om mij. Ik herken die stem ergens van, maar ik kan me niet herinneren wie of wat het juist is. Ik weet eigenlijk ook niet echt wie ik ben. Heb ik een naam dan? “Je bent nog zo jong. Yati, alsjeblieft, je moet terukomen. Het MOET, hoor je me. Wij houden van je.”¯ Yati… Mijn naam is Yati, daar ben ik zeker van. Dat is 1. “Liefje, alsjeblieft, we houden van je.”¯ Mama? Mama? Was zij het? Mama, wat is er gebeurt? Help me, mama, ik heb pijn. Waarom kan ik niets zeggen? Ik heb zo’n pijn! Wat is er… De deur. Again. “Meneer en Mevrouw De Spiegeleer?”¯ Het waren dus mam en pap, dat stond vast. Nu was er ook een derde persoon. Misschien ging die me vertellen wat ik hier lag te doen, waarom ik zo’n pijn had en wat er was gebeurt. “Ik heb niet zo’n goed nieuws voor jullie”¯ Dat ging duidelijk over mij. Als er hier iemand was in de kamer die zich slecht voelde, dan was ik het wel. Hoe ik er in slaag om te ademen, I don’t know. “Uw dochter ligt in coma. Ze is er ernstig aan toe. We doen al het mogelijke voor haar.”¯ “Zal ze.. Zal ze ooit nog wakker worden?”¯ “Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen. Eerlijk: De kans is klein. We weten zelfs niet of ze de nacht haalt. Maar ze kan evengoed hier nog 10 jaar liggen. Of misschien is ze volgende week wakker. Maar zoals ik al zei, we doen alles wat we kunnen doen.”¯ Coma? Voelt het dan zo, in een coma liggen. Pijnlijk, slaperig, vergeetachtig, onbeweegelijk. Helemaal niet leuk dus. Wie weet hoe lang lag ik hier al? Ik kon me niets herinneren. Plotseling was het heel stil in de kamer. Beangstigend stil. Niemand die tegen me praatte. Misschien was ondertussen de wereld vergaan, ik kon het niet weten. Ik voelde weer een stekende pijn. Dit keer erger dan anders. Het volgende moment was net of ik in een diep, zwart gat viel.
TOM
Ik sta met Bill nog op de gang. We waren onmiddellijk blijven staan van zodra we een dokter haar kamer hadden zien binnengaan. Bill wil natuurlijk absoluut weten wat er gezegd is. En, ik, ik ook… Een volgend moment komen de ouders van Yati de kamer terug uit. Haar moeder, huilend, en haar vader, troostend. Als die laatste ons opmerkt, begint hij ook te huilen. Bill stapt op hen af. Ik wil hem nog tegenhouden, maar ik weet dat dat helemaal niets uithaalt. “Meneer, Mevrouw, heeft de dokter nog iets gezegd?”¯ vraagt hij zo vriendelijk mogelijk. Ze mogen hem dan misschien niet helemaal, hij heeft hen wel altijd respectvol behandeld. Meneer De Spiegeleer herhaalt de woorden van de dokter met horten en stoten, zijn vrouw blijft stilletjes huilen wanneer ze alles opnieuw hoort. Ik wist niet dat het kon, maar Bill wordt nog bleeker. Nog witter. Hij schudt zijn hoofd heen en weer, en zegt telkens opnieuw: waarom, waarom, waarom? Ik moet me op dit moment sterk houden. Ik huil, maar ik moet Bill troosten. Ze is zijn vriendin. Niet de mijne. Voor hem is het erger.
Is dat wel zo? Is het voor hem wel erger? Ik houd immers van haar, maar die liefde blijft onbeantwoord. Bill’s liefde niet. Net daarom iss het toch erger voor hém, niet? Oh, als ik nu is die pauzeknop voor mijn hersenen zou vinden… Mijn gedachtengang wordt abrupt verstoord door mijn kleine tweelingbroer. “Ik blijf bij haar, voor altijd.”¯ “En ik blijf bij jou Bill, voor altijd.”¯ Ja, dat staat vast. Ik zal hem steunen tot in het oneindige. Al is dat onrechtstreeks misschien een reden om bij Yati te zijn.
YATI
Een deur. Ja, ik denk dat ik net een deur hoorde. Maar ik ben niet zeker… Schuifelen, fluisteren, gesnik. Iemand pakt mijn hand, het voelt heel warm aan. Heb ik het zo koud dan? Ik voel het niet. Ik voel bijna niets meer. Behalve pijn, dat voel ik heel duidelijk. Pijn. “Waarom nou jij, liefje. Wat heb jij de wereld misdaan?”¯ Er huilt iemand, schijnbaar om mij. Ik herken die stem ergens van, maar ik kan me niet herinneren wie of wat het juist is. Ik weet eigenlijk ook niet echt wie ik ben. Heb ik een naam dan? “Je bent nog zo jong. Yati, alsjeblieft, je moet terukomen. Het MOET, hoor je me. Wij houden van je.”¯ Yati… Mijn naam is Yati, daar ben ik zeker van. Dat is 1. “Liefje, alsjeblieft, we houden van je.”¯ Mama? Mama? Was zij het? Mama, wat is er gebeurt? Help me, mama, ik heb pijn. Waarom kan ik niets zeggen? Ik heb zo’n pijn! Wat is er… De deur. Again. “Meneer en Mevrouw De Spiegeleer?”¯ Het waren dus mam en pap, dat stond vast. Nu was er ook een derde persoon. Misschien ging die me vertellen wat ik hier lag te doen, waarom ik zo’n pijn had en wat er was gebeurt. “Ik heb niet zo’n goed nieuws voor jullie”¯ Dat ging duidelijk over mij. Als er hier iemand was in de kamer die zich slecht voelde, dan was ik het wel. Hoe ik er in slaag om te ademen, I don’t know. “Uw dochter ligt in coma. Ze is er ernstig aan toe. We doen al het mogelijke voor haar.”¯ “Zal ze.. Zal ze ooit nog wakker worden?”¯ “Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen. Eerlijk: De kans is klein. We weten zelfs niet of ze de nacht haalt. Maar ze kan evengoed hier nog 10 jaar liggen. Of misschien is ze volgende week wakker. Maar zoals ik al zei, we doen alles wat we kunnen doen.”¯ Coma? Voelt het dan zo, in een coma liggen. Pijnlijk, slaperig, vergeetachtig, onbeweegelijk. Helemaal niet leuk dus. Wie weet hoe lang lag ik hier al? Ik kon me niets herinneren. Plotseling was het heel stil in de kamer. Beangstigend stil. Niemand die tegen me praatte. Misschien was ondertussen de wereld vergaan, ik kon het niet weten. Ik voelde weer een stekende pijn. Dit keer erger dan anders. Het volgende moment was net of ik in een diep, zwart gat viel.
TOM
Ik sta met Bill nog op de gang. We waren onmiddellijk blijven staan van zodra we een dokter haar kamer hadden zien binnengaan. Bill wil natuurlijk absoluut weten wat er gezegd is. En, ik, ik ook… Een volgend moment komen de ouders van Yati de kamer terug uit. Haar moeder, huilend, en haar vader, troostend. Als die laatste ons opmerkt, begint hij ook te huilen. Bill stapt op hen af. Ik wil hem nog tegenhouden, maar ik weet dat dat helemaal niets uithaalt. “Meneer, Mevrouw, heeft de dokter nog iets gezegd?”¯ vraagt hij zo vriendelijk mogelijk. Ze mogen hem dan misschien niet helemaal, hij heeft hen wel altijd respectvol behandeld. Meneer De Spiegeleer herhaalt de woorden van de dokter met horten en stoten, zijn vrouw blijft stilletjes huilen wanneer ze alles opnieuw hoort. Ik wist niet dat het kon, maar Bill wordt nog bleeker. Nog witter. Hij schudt zijn hoofd heen en weer, en zegt telkens opnieuw: waarom, waarom, waarom? Ik moet me op dit moment sterk houden. Ik huil, maar ik moet Bill troosten. Ze is zijn vriendin. Niet de mijne. Voor hem is het erger.
Is dat wel zo? Is het voor hem wel erger? Ik houd immers van haar, maar die liefde blijft onbeantwoord. Bill’s liefde niet. Net daarom iss het toch erger voor hém, niet? Oh, als ik nu is die pauzeknop voor mijn hersenen zou vinden… Mijn gedachtengang wordt abrupt verstoord door mijn kleine tweelingbroer. “Ik blijf bij haar, voor altijd.”¯ “En ik blijf bij jou Bill, voor altijd.”¯ Ja, dat staat vast. Ik zal hem steunen tot in het oneindige. Al is dat onrechtstreeks misschien een reden om bij Yati te zijn.
wauww geweldigg je moet echt snel verder ( naja je moet niks maar ik wil je overtuigen snap je ) xd